Home

Rechtbank Haarlem, 05-12-2007, BC3852, 07/3378, 07/3380, 07/3382 en 07/4944

Rechtbank Haarlem, 05-12-2007, BC3852, 07/3378, 07/3380, 07/3382 en 07/4944

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
5 december 2007
Datum publicatie
20 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BC3852
Zaaknummer
07/3378, 07/3380, 07/3382 en 07/4944

Inhoudsindicatie

Eiser heeft niet voldaan aan administratieplicht ingevolge artikel 52, eerste, vierde en zesde lid van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder gemaakte berekening niet in volle omvang kan dienen als een redelijke schatting en ziet aanleiding om het netto privé in goede justitie vast te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/3378, 07/3380, 07/3382 en 07/4944

Uitspraakdatum: 5 december 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

Zitting

Bij het onderzoek ter zitting van 21 november 2007 te Haarlem is verschenen eiser, vergezeld van zijn gemachtigde A, alsmede verweerder.

Geschilomschrijving

In geschil is de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aan eiser opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (IB/PVV), alsmede de navorderingsaanslagen in de premie voor de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Ziekenfondsverzekering Zelfstandigen (Zfw) over de periode 2001 tot en met 2003. Tevens is in geschil de naheffingsaanslag omzetbelasting (OB) over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. Ter zitting heeft gemachtigde, na de toezegging van verweerder aangegeven dat hij deze aanslagen op overeenkomstige wijze ambtshalve zal verminderen indien eiser, in laatste of hoogste ressort, ten aanzien van de onderhavige aanslag geheel of gedeeltelijk in het gelijk zal worden gesteld, het beroep tegen de aanslag WAZ en Zfw over de jaren 2001 tot en met 2003 met de nummers 07/3379, 07/3381, 07/3383 en 07/3384 ingetrokken.

Gronden

1. Eiser drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak en handelt in tweedehands auto’s. Eiser neemt dat de stelling in dat hij geen vaste woon of verblijfplaats in Nederland heeft en dat hij met regelmaat in Italië verblijft. Eisers post wordt op het adres van zijn ex-partner in B bezorgd.

2. Op 17 november 2006 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld. De reikwijdte van het onderzoek was de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting over 2001 tot en met 2003 en de aangiften omzetbelasting voor de tijdvakken 1e kwartaal 2001 tot en met 4e kwartaal 2004. De bevindingen van de controlemedewerker zijn neergelegd in het controlerapport.

3. Tussen partijen is niet in geschil dat door eiser een onderneming wordt gedreven over de onderhavige periode.

4. Evenmin is tussen partijen in geschil dat eiser een administratie heeft bijgehouden en vastgelegd aan de hand van een staat van ontvangsten en uitgaven over de genoemde periode.

5. Verweerder neemt het standpunt in dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende administratieplicht –en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52 eerste, vierde en zesde lid van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen (hierna; AWR). Verweerder wijst daarbij (onder verwijzing naar de bevindingen in het controlerapport) op het ontbreken van primaire bescheiden, zoals privé bank –en girorekeningafschriften (die eerst later- na door eiser te zijn opgevraagd bij de banken –aan de controlemedewerker ter beschikking zijn gesteld) en op het inzicht in de volledigheid van de boekingen van in –en verkoop van auto’s. Zo beschikt eiser ten aanzien van een aantal auto’s niet over de benodigde autopapieren en is ter zitting gebleken dat de verkoopaantallen van eiser niet overeenstemmen met de gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer. Voorts zijn door de adviseur van eiser alle betalingen en ontvangsten als kastransacties opgenomen in het kasboek, terwijl een gedeelte van deze betalingen en ontvangsten- zo is tussen partijen niet in geschil- via de (post) bank zijn verlopen en derhalve opgenomen hadden moeten worden in het bankboek. Ter zitting heeft de adviseur verklaard dat hij, zonder enige onderbouwing, uitgegaan is van een beginsaldo van fl. 3.500,- aan aanwezig kasgeld per 1 januari 2001 en dat hij dit saldo op een later moment- nadat negatieve kassen waren geconstateerd- met een niet nader onderbouwd bedrag verhoogd had. De adviseur heeft voorts ter zitting, in reactie op daartoe gestelde vragen, verklaard dat de uitgereikte facturen regelmatig onjuist werden gedateerd en ook privé opnames en kruisposten niet worden geboekt. Tenslotte heeft verweerder erop gewezen dat eiser voor zijn stelling (geconfronteerd zijnde met de aanwezigheid van de negatieve kassen) dat hij op diverse momenten leningen is aangegaan, voor deze stelling geen nader bewijs heeft aangedragen (in de vorm van leningsovereenkomsten) en de door hem gestelde aflossingen niet in de (kas)administratie zijn opgenomen.

6. Met het controlerapport en de overige gebreken zoals genoemd onder 5 heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiser in 2001 tot en met 2003 niet heeft voldaan aan de administratieplicht –en bewaarplicht. Dat de adviseur van eiser, nadat van de controlemedewerker (op basis van gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer) was vernomen dat diverse inkopen dan wel verkopen niet in zijn administratie waren opgenomen, meerdere malen gecorrigeerde jaarstukken heeft ingediend, doet hieraan niet af.

Nu eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting op grond van artikel 52 van de AWR zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren ingevolge artikel 27 e aanhef en onderdeel b, van de AWR, tenzij is gebleken dat in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.

7. De rechtbank stelt voorop dat, ook indien de bewijslast op grond van artikel 27 e van de AWR wordt verschoven naar eiser en vervolgens wordt verzwaard, verweerder dient uit te gaan van een redelijke schatting van het inkomen uit werk en woning. Bij het controlerapport zijn de berekeningen gevoegd met netto omzetcorrecties, welke ertoe leiden dat over twee jaren het berekende netto privé negatief is en één jaar een negatief bruto privé geeft. Ter vervanging van de door eiser aangegeven omzet heeft verweerder een theoretische omzet berekend aan de hand van een vermogensvergelijking, welke naar het oordeel van de rechtbank in beginsel kan dienen als een redelijke schatting. De rechtbank volgt gemachtigde in zijn gemotiveerde stelling- daarin door verweerder onvoldoende bestreden- dat door toedoen van de levensstijl van eiser, waarbij hij geen vaste woon of verblijfplaats heeft en welke ter zitting mede gestaafd is door een schriftelijke verklaring van eisers zus, eiser regelmatig bij zijn zuster inwoont zonder hiervoor kosten te betalen dat uitgegaan moet worden van een lager bedrag aan kosten voor privé uitgaven (zoals woonlasten en huishoudelijke lasten) en daarmee een lager in aanmerking te nemen netto-privé.

8. Gelet op het vooroverwogene is de rechtbank van oordeel dat de door verweerder gemaakte berekening niet in volle omvang als redelijke schatting kan dienen. De rechtbank ziet alsdan aanleiding, met inachtneming van al hetgeen dienaangaande door partijen naar voren is gebracht in de van hen afkomstige stukken, om het jaarlijkse in aanmerking te nemen netto privé in goede justitie vast te stellen op € 10.000. Toepassing van deze correctie leidt tot een verlaging van de door verweerder aangebrachte netto omzetcorrectie. De rechtbank stelt het belastbaar inkomen uit werk en woning over de 2001 tot en met 2003 achtereenvolgens vast op € 15.336 (2001), € 10.457 (2002) en € 4.768 (2003).

Proceskosten

Eisers proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 644 (2 punten ad € 322 maal wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak van verweerder;

-vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning over 2001 tot en met 2003 van achtereenvolgens € 15.336, € 10.457 en € 4.768 en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen daarvan in aanmerking zijn genomen;

-gelast dat de Staat aan eiser vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 143;

-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 644 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan op 5 december 2007 en in het openbaar uitgesproken door

dr. mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. O.C.H.C. Pilet, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.