Rechtbank Haarlem, 30-08-2007, BC4006, 07/286
Rechtbank Haarlem, 30-08-2007, BC4006, 07/286
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2007
- Datum publicatie
- 20 februari 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:BC4006
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2008:BD9207, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 07/286
Inhoudsindicatie
Het is eiseres niet toegestaan het nog onverrekende verlies uit 1993 te verrekenen, nu het uiteindelijke belang in eiseres in belangrijke mate is gewijzigd. De gehele schakel van vennootschappen dient te worden doorlopen, voor de uiteindelijke aandeelhouders.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/286
Uitspraakdatum: 30 augustus 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan eiseres is met dagtekening 31 juli 2006 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd over het jaar 2004 naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 36.252. Impliciet is daarmee een beschikking tot vaststelling van het in dat jaar verrekende verlies als bedoeld in art. 21a, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: respectievelijk verliesverrekeningsbeschikking en Wet Vpb 1969) van nihil genomen.
Eiseres heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 november 2006 het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 19 december 2006, op dezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2007 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen A, bijgestaan door B. Namens verweerder is verschenen C, bijgestaan door D.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiseres is opgericht op 10 mei 1972. Als bedrijfsomschrijving van eiseres is in het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen:
“het produceren en presenteren van radio- en televisie-uitzendingen en van shows; het vervaardigen van televisie-, film-, theater en videoprodukties, het verzorgen van artiestenmanagement en boekingen; het organiseren van evenementen; het exploiteren van video-networks”.
2.2. Eiseres heeft zich met ingang van1990 bezig gehouden met de internationale exploitatie van de [...]serie “F”. Tot 1998 zijn hiermee positieve resultaten behaald. Met ingang van 1999 zijn deze bedrijfsactiviteiten gestaakt. Vanaf dat tijdstip bestaan de bezittingen van eiseres uitsluitend uit een vordering en een banktegoed.
2.3. Met ingang van 1 januari 1993 worden alle aandelen in eiseres gehouden door Y, thans genaamd Y Nederland B.V. In de loop van oktober 1993 is door een fusie het Z-concern (hierna: het concern) ontstaan. Een aantal vennootschappen van het concern vormt een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, eiseres maakt geen onderdeel uit van de fiscale eenheid.
2.4. Op 1 november 1996 vindt een beursgang plaats van het concern. De heer J. en K houden op dat moment samen iets meer dan 50% van de aandelen in het concern, de overige aandelen worden ter beurze verhandeld.
2.5. Op 25 juli 2000 wordt het concern van de beurs gehaald. Op diezelfde datum verkrijgt het Spaanse T nagenoeg alle (99%) aandelen in het concern.
2.6. Eiseres heeft op 6 oktober 2005 aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2004 gedaan van een belastbare winst van € 36.252 en van een belastbaar bedrag van nihil. De aangegeven winst bestaat uit een herwaardering van een schuld aan haar voormalige Canadese aandeelhouder U Inc. Bij de aangifte heeft eiseres verzocht de belastbare winst te verrekenen met het door haar in 1993 geleden – nog onverrekende - verlies van € 212.492. Verweerder heeft dit verzoek tot vaststelling van een verliesverrekeningsbeschikking niet gehonoreerd.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de verrekening van het nog onverrekende verlies uit 1993 terecht op grond van artikel 20a, lid 1, Wet Vpb 1969 is geweigerd.
3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het nog onverrekende verlies uit 1993 verrekenbaar is met de belastbare winst uit 2004. Zij stelt dat voor de toepassing van het begrip 'het uiteindelijke belang' als bedoeld in artikel 20a, lid 1, Wet Vpb 1969 niet de gehele schakel van vennootschappen moet worden doorgekeken tot de allerhoogste aandeelhouder, maar slechts tot het niveau van de directe aandeelhouder van eiseres. Een letterlijke toepassing van artikel 20a Wet Vpb 1969 kan weliswaar ertoe leiden dat haar compensabele verliezen van vóór de overname door T verloren gaan, maar uit doel en strekking van de per 1 januari 2001 gewijzigde verliesverrekeningsregeling blijkt, aldus eiseres, dat een dergelijk effect niet kan zijn beoogd door de wetgever. Artikel 20a is immers een anti-misbruikbepaling, gericht op de bestrijding van de handel in verlieslichamen en van een dergelijke handel is in dit geval geen sprake. De directe aandeelhouder van eiseres, zijnde Y Nederland B.V., is niet gewijzigd. Aldus is het uiteindelijke belang in eiseres bij de overname door T niet gewijzigd.
Ter adstructie van haar standpunt verwijst eiseres naar HR 22 september 2006, BNB 2007/27, uit welk arrest volgens haar blijkt dat niet de letterlijke tekst van het begrip 'het uiteindelijke belang' in artikel 20a doorslaggevend is, maar doel en strekking van de regeling. Voorts beroept zij zich op de (beweerdelijk gemaakte) afspraak tussen de verweerder en het Z-concern, inhoudende dat voor de toetsing van de voorwaarden van artikel 15b (oud) Wet Vpb 1969 de Nederlandse Z-groep als niet-verbonden met T wordt beschouwd, hetgeen naar zij stelt aanleiding is om ‘het uiteindelijke belang' in deze vast te stellen op het niveau van de binnen Nederland gelegen aandeelhouders.
3.3. Verweerder is van mening dat het verlies uit 1993 niet meer voor verrekening in aanmerking komt. Hij stelt dat met de overname van het Z-concern door T het uiteindelijke belang in eiseres in belangrijke mate is gewijzigd in de zin van artikel 20a, lid 1, Wet Vpb 1969, zodat met ingang van het jaar waarin de gekwalificeerde belangenwijziging heeft plaatsgevonden (2000) verliezen van de daaraan voorafgaande jaren in beginsel niet meer voorwaarts verrekenbaar zijn. Hij betoogt daartoe dat voor de toepassing van het begrip 'het uiteindelijke belang' als bedoeld in artikel 20a, lid 1, Wet Vpb 1969 de gehele schakel van vennootschappen moet worden doorgekeken en dat het begrip letterlijk moet worden opgevat.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 20a, lid 1, Wet Vpb (tekst 2004) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Indien aannemelijk is dat in vergelijking met het begin van het oudste jaar waarvan een verlies nog niet volledig is verrekend, het uiteindelijke belang in de belastingplichtige in belangrijke mate is gewijzigd, zijn met ingang van het jaar waarin de wijziging heeft plaatsgevonden, verliezen van daaraan voorafgaande jaren, in afwijking in zoverre van artikel 20, niet meer voorwaarts verrekenbaar.”
In de parlementaire behandeling is over deze, met ingang van 1 januari 2001, geldende bepaling onder meer het volgende opgemerkt:
In de Memorie van toelichting (Ondernemerspakket 2001) (Kamerstukken II 1999/2000, 27 209, nr. 3, blz. 12 en 13) is, voor zover van belang, opgenomen:
“Net als onder de huidige regeling komt in het voorstel een beperking van de verliescompensatie alleen in beeld ingeval zich een aandeelhouderswisseling heeft voorgedaan. Niet iedere aandeelhouderswisseling kan leiden tot het beperken van de verliescompensatie, maar alleen een wisseling waardoor de uiteindelijke zeggenschap of gerechtigdheid in belangrijke mate, dat wil zeggen 30% of meer, wordt gewijzigd.”
In de Nota naar aanleiding van het Verslag ( Ondernemerspakket 2001) (Kamerstukken II, vergaderjaar 1999-2000, 27 209, nr. 6) is ter zake van de handel in verlieslichamen, voor zover van belang, opgenomen:
“De voorgestelde reparatiemaatregel tegen de handel in verliesvennootschappen komt er, kort gezegd, op neer dat na een belangrijke aandeelhouderswisseling geen verrekening van verliezen mogelijk is indien de bezittingen in het verlies- of winstjaar grotendeels uit beleggingen bestaan.”
In de toelichting bij de Nota van Wijziging (Ondernemerspakket 2001)(Kamerstukken II, vergaderjaar 1999-2000, 27 209, nr. 7) is, voor zover van belang, opgenomen
“In het thans voorgestelde eerste lid van het nieuwe artikel 20a is bepaald dat openstaande verliezen in beginsel niet meer voorwaarts verrekenbaar zijn vanaf het jaar waarin het uiteindelijke belang in het verlieslichaam in belangrijke mate is gewijzigd (waarin – kort gezegd – sprake is van een belangrijke aandeelhouderswisseling).”
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat door de verkrijging op 25 juli 2000 door T van nagenoeg alle aandelen in het Z-concern artikel 20a, lid 1, Wet Vpb 1969 - naar haar letterlijke tekst - toepasselijk is nu daardoor het uiteindelijke belang in eiseres in belangrijke mate is gewijzigd.
4.3. Het betoog van eiseres dat doel en strekking van artikel 20a, lid 1, Wet Vpb 1969 echter meebrengen dat indien geen sprake is van een misbruiksituatie, zoals in het onderhavige geval, voor het begrip 'het uiteindelijke belang' in die bepaling in afwijking van de letterlijke tekst van dat begrip niet de gehele schakel van vennootschappen hoeft te worden doorgekeken tot de uiteindelijke aandeelhouder, maar slechts tot het niveau van de directe aandeelhouder in eiseres, faalt, nu de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 20a, lid 1, Wet Vpb 1969 voor deze opvatting geen steun biedt. Onder het begrip 'het uiteindelijke belang' in de zin van artikel 20a, lid 1, Wet Vpb 1969 moet worden verstaan het belang van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die, al dan niet middellijk, het uiteindelijke belang in de belastingplichtige heeft. De gehele schakel van vennootschappen dient derhalve te worden doorlopen naar de uiteindelijke aandeelhouders. Dit was niet anders in de aan artikel 20a Wet Vpb 1969 voorafgegane regeling van artikel 20, lid 5, Wet Vpb 1969. De wetgever heeft bij de invoering van artikel 20a op dit punt geen wijziging beoogd.
4.4. Het arrest van de Hoge Raad van 22 september 2006, BNB 2007/27 leidt, anders dan eiseres meent, niet tot een ander oordeel, nu de uitleg die de Hoge Raad in dat arrest aan het begrip 'het uiteindelijke belang' geeft niet ziet op de in dit geding aan de orde zijnde hoofdregel van artikel 20a, lid 1, maar op de toepassing van de op die regel – in dit geding naar tussen partijen niet in geschil is niet aan de orde zijnde - gegeven uitzonderingsbepaling van artikel 20a, lid 2, letter b.
4.5. Ook de stelling van eiseres dat er gelet op de afspraak tussen verweerder en het Z-concern, inhoudende dat voor de toetsing van de voorwaarden van artikel 15b (oud) Wet Vpb 1969 de Nederlandse Z-groep als niet-verbonden met T wordt beschouwd, reden is om ‘het uiteindelijke belang' voor de toepassing van artikel 20a Wet Vpb 1969 vast te stellen op het niveau van de binnen Nederland gelegen aandeelhouders, faalt. Verweerder bestrijdt dat deze afspraak bestaat. Mocht eiseres al kunnen bewijzen dat de beweerde afspraak bestaat, dan nog kan haar dat niet baten, nu de al dan niet verbondenheid van een lichaam in de zin van artikel 15b (oud) geen betekenis heeft voor de toepassing van het begrip 'het uiteindelijke belang' in artikel 20a Wet Vpb 1969.
4.6. Voorts stelt eiseres ter zitting dat de activiteiten na 1999 weliswaar niet meer bestaan uit de productie van televisie en media, maar dat ook het sindsdien aanhouden van een vordering welke jaarlijks wordt geherwaardeerd als een ondernemingsactiviteit moet worden aangemerkt. Dit standpunt wordt terecht door verweerder bestreden. Het enkel jaarlijks herwaarderen van een vordering kan niet als een ondernemingsactiviteit worden beschouwd.
4.7. Verweerder merkt ter zitting op dat bij het vaststellen van de aanslag ten onrechte geen rekening is gehouden met de carry forward van de verliezen die ontstaan zijn na de aandeelhouderswisseling van 25 juli 2000. De rechtbank zal gelet hierop het beroep gegrond verklaren voor zover het betreft de verrekening van de nog onverrekende verliezen van het jaar 2000 (€ 30) en van het jaar 2002 (€ 282), derhalve in totaal € 312.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep heeft moeten maken, nu geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, letter a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
6. Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 35.940;
-stelt het bedrag van het met de belastbare winst van 2004 verrekende verlies van voorgaande jaren (2000 en 2002) vast op € 312;
-gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 30 augustus 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.J. Leijdekker, voorzitter, mr. F.C. Bakker en mr. L.F. Roseval, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.C.H.C. Pilet, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.