Rechtbank Haarlem, 26-11-2007, BC4036, 06/1812
Rechtbank Haarlem, 26-11-2007, BC4036, 06/1812
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 26 november 2007
- Datum publicatie
- 12 februari 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:BC4036
- Zaaknummer
- 06/1812
Inhoudsindicatie
Verzet. Bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder mocht niet aannemen dat opposante geen gemachtigde meer had en had bestreden besluit aan de gemachtigde moeten zenden. Besluit is derhalve niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 / 1812
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak van:
V.O.F. X,
gevestigd te Z, opposante,
gemachtigde: Namens Administratiekantoor A, B,
tegen:
de inspecteur van de Belastingdienst te P,
geopposeerde.
1. Procesverloop
Geopposeerde heeft op 31 augustus 2004 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Opposante heeft tegen deze naheffingsaanslag bij brief van 1 november 2004, door geopposeerde ontvangen op 2 november 2004, bezwaar gemaakt. Geopposeerde heeft bij besluit van 12 december 2005 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Opposante heeft tegen dit besluit op 19 januari 2006 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 28 augustus 2006, verzonden op diezelfde datum, heeft deze rechtbank het beroep met toepassing van artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht (Awb) ongegrond verklaard wegens het overschrijden van de wettelijke termijn waarbinnen bezwaar dient te worden ingediend.
Bij brief van 2 oktober 2006, ter griffie ingekomen op 3 oktober 2006, heeft opposante tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Bij brief van 10 oktober 2006 is geopposeerde in kennis gesteld van het gedane verzet.
Bij brief van 7 november 2006 heeft de rechtbank opposante in de gelegenheid gesteld binnen de gestelde termijn de gronden van het verzet in te dienen. Bij brief van 4 december 2006, ter griffie ingekomen op 5 december 2006, heeft opposante de gronden van het verzet ingediend. Opposante heeft in haar verzetschrift te kennen gegeven dat zij over het verzet wenst te worden gehoord. Bij nader op 13 december 2006 ingekomen schrijven heeft opposantes gemachtigde nog aanvullende stukken ingezonden, die bij de aanvullende gronden van het verzet abusievelijk niet waren meegezonden.
Bij brief van 5 december 2006 heeft de rechtbank geopposeerde in de gelegenheid gesteld schriftelijk op die gronden te reageren. Geopposeerde heeft niet gereageerd. Bij brief van 2 januari 2007, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 10 januari 2007 heeft de gemachtigde alsnog een volmacht ingezonden.
De rechtbank heeft opposante en geopposeerde in de gelegenheid gesteld het verzet ter zitting van 18 juni 2007 toe te lichten. De behandeling is aangehouden na een misverstand rond het tijdstip van de agendering.
Geopposeerde heeft desgevraagd schriftelijk gereageerd op het proces-verbaal van de zitting van 18 juni 2007 bij memorie van 27 juli 2007. Voorts zijn partijen andermaal in de gelegenheid gesteld hun standpunten op de zitting van 15 oktober 2007 mondeling toe te lichten.
Opposante is verschenen bij haar gemachtigde C, deze is vergezeld door D, studente.
Geopposeerde is verschenen bij zijn gemachtigde E.
2. Overwegingen
Ter zitting hebben partijen hun standpunt ieder nader toegelicht. De vraag die partijen verdeeld houdt is in de eerste plaats of geopposeerde het primaire besluit van 31 augustus 2004 naar de (toenmalige) gemachtigde van opposante had moeten toezenden dan wel of geopposeerde kon volstaan met toezending van die beslissing naar opposante zelf, zoals geopposeerde heeft gedaan. Daar komt nog bij dat het adres van opposante onjuist was.
Geopposeerde meent dat op het moment van de bekendmaking van het primaire besluit voor haar onvoldoende duidelijk was of er (nog) een gemachtigde was en stelt dat zij conform haar vast beleid alleen de belastingplichtige het betreffende besluit heeft toegezonden en ook tot niet meer gehouden was.
Opposant wijst erop dat geopposeerde nog op 8 juli 2004 stukken heeft toegezonden naar de betreffende gemachtigde met het verzoek diens cliënte in kennis te stellen van de inhoud van het met die brief toegezonden rapport. Voorts staat vast dat diezelfde gemachtigde bij brief van 19 juli 2004 een korte reactie heeft teruggestuurd met de mededeling dat deze nog in afwachting is van een reactie op zijn eerder schrijven van 16 mei 2004 en tenslotte dat hij wegens vakantie afwezig zal zijn tot 18 augustus 2004.
Onder deze omstandigheden kon geopposeerde naar het oordeel van de rechtbank niet op 31 augustus 2004 aannemen dat de betreffende gemachtigde niet meer als zodanig voor opposante optrad. Dat er is gebeld en niet teruggebeld doet aan het vorenstaande niet af. Naar het oordeel van de rechtbank mocht opposante erop vertrouwen dat, gezien de eerdere handelwijze en correspondentie zou worden voortgebouwd op de zelfde betrekking en kan geopposeerde niet zonder verificatie aannemen dat de gemachtigde die als zodanig geruime tijd optreedt en ook met uitsluiting van opposante niet langer als zodanig optreedt. Artikel 6:17 van de Awb is derhalve geschonden.
In casus klemt het voorgaande te meer nu een latere brief van de (huidige) gemachtigde van 5 oktober 2004 geopposeerde niet heeft bereikt, kennelijk evenmin een in die brief herhaalde doch blijkbaar al eerder medegedeelde adreswijziging.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat het primaire besluit van 31 augustus 2004 niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. Daarmee komt tevens vast te staan dat het bestreden besluit geen stand kan houden en het verzet tegen de uitspraak van deze rechtbank niet in stand kan worden gelaten. Nu geopposeerde nog niet inhoudelijk heeft beslit op de inhoud van het bezwaarschrift zal de rechtbank niet volstaan met gegrondverklaring van het verzet doch tevens het beroep gegrond verklaren en het besluit op bezwaar vernietigen.
Geopposeerde zal een nieuw besluit op het bezwaarschrift van 1 november 2004 dienen te beslissen. Het vorenstaande leid tot de volgende beslissing.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het verzet gegrond.
Vernietigt het besluit van 12 december 2004 en bepaalt dat geopposeerde een nieuw besluit neemt op het bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.S. Korteweg-Wiers, voorzitter en op 26 november 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van I. Broekhuizen, griffier.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen opposant(e) en geopposeerde binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1-bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2-het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoep kan de Hoge Raad worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.