Home

Rechtbank Haarlem, 28-11-2007, BC4296, 07/3391

Rechtbank Haarlem, 28-11-2007, BC4296, 07/3391

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
28 november 2007
Datum publicatie
26 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BC4296
Zaaknummer
07/3391

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting: Tegenover de betwisting door verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt recht te hebben op toepassing van de alleenstaande-ouderkorting. Ook geen vertrouwen gewekt op toepassing hiervan door telefonisch gedane uitlatingen van de dienstdoende inspecteur van de belastingdienst,

Beroep gegrond op eerst in de beroepsfase aangevoerde gronden: geen recht op vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/3391

Uitspraakdatum: 28 november 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2004 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.747.

1.2. Tegen deze aanslag heeft eiseres bezwaar gemaakt.

1.3. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd met bedrag van € 492 in verband met toekenning persoonsgebonden aftrek van buitengewone uitgaven wegens ziekte.

1.4. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

1.5. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.6. Eiseres heeft schriftelijk gerepliceerd.

1.7. Verweerder heeft gedupliceerd.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2007 te Haarlem.

Namens eiseres zijn verschenen A en B. Namens verweerder zijn verschenen C en D.

De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan met enkele bijlagen overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota gevoegde bijlagen. De rechtbank rekent de pleitnota met bijlagen tot de gedingstukken.

2. Feiten

2.1. Aan eiseres is voor het jaar 2004 een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 15.747. Bij de berekening van de verschuldigde belasting is de algemene heffingskorting toegepast en is de eerder verleende voorlopige teruggave van € 2.038 verrekend.

2.2. De gemachtigde van eiseres heeft met dagtekening 15 januari 2007 een bezwaarschrift ingediend, voor zover hier van belang inhoudende:

“(…) Bij de berekening van het te betalen bedrag ad € 2.344 is het verzamelinkomen van eiseres verondersteld op € 15.747, evenwel heeft eiseres recht op een aftrek voor ziektekosten en buitengewone uitgaven ad € 1.039, bestaande uit het werkgevers- respectievelijk werknemersdeel premie ziekenfonds en nominale ziekenfondspremie. De berekening zou dan als volgt gewijzigd worden (zie ingediende aangifte 2004):

IB/PVV: € 1.071

Af LB: € 3.447

Bij VT: € 2.038

---------

Totaal te ontvangen € 338

(…) “

Verweerder heeft in de bestreden uitspraak de geclaimde aftrek ad € 1.039 (alsnog) toegekend en de aanslag verminderd tot een terug te ontvangen bedrag van € 492.

2.3. In het beroepschrift heeft de gemachtigde van eiseres een beroep gedaan op de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting en de alleenstaande-ouderkorting. In de visie van de gemachtigde is dit beroep gedaan in het bezwaarschrift.

2.4. In het verweerschrift heeft verweerder wél de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting verleend, maar heeft hij toepassing van de alleenstaande-ouderkorting geweigerd.

3. Geschil

3.1. In geschil is of eiseres recht heeft op toepassing van de alleenstaande-ouderkorting. Voorts is in geschil of eiseres recht heeft op vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsprocedure.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de aanslag en tot veroordeling van verweerder in de kosten van de beroepsprocedure.

Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de aanslag, voor zover daarbij geen rekening is gehouden met de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting en voor het overige tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Verweerder heeft in zijn verweerschrift het standpunt ingenomen dat eiseres (alsnog) recht heeft op toepassing van de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

4.2. Eiseres meent tevens recht te hebben op toepassing van de alleenstaande-ouderkorting. Op eiseres rust de last te bewijzen dat aan de voorwaarden voor toekenning van deze heffingskorting is voldaan. Verweerder heeft gemotiveerd en onder overlegging van een uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens, gesteld dat eiseres in het onderhavige jaar, behalve met haar zoon E, een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met het familielid F, die in het onderhavige jaar ouder was dan 27 jaar. De rechtbank volgt verweerder in deze stelling, nu eiseres het tegendeel niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.

4.3. Subsidiair stelt de gemachtigde van eiseres, A, dat hij aan telefonisch gedane uitlatingen van de dienstdoende inspecteur van de belastingdienst, de heer G, het in rechte te honoreren vertrouwen heeft ontleend dat de door eiseres gevraagde alleenstaande-ouderkorting zal worden verleend. De bewijslast van de juistheid van deze stelling rust op de gemachtigde van eiseres. Deze heeft dit, tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder, niet of onvoldoende aannemelijk gemaakt. De bij de pleitnota gevoegde verklaringen van B en van A leiden niet tot een ander oordeel, nu deze verklaringen slechts een bevestiging zijn van hetgeen de gemachtigde van eiseres aan hen verklaard heeft en derhalve geen verklaring inhouden van hetgeen de ondertekenaars van die verklaring uit eigen kennis en wetenschap bekend is. De bij de pleitnota gevoegde verklaring van de heer H maakt dit oordeel evenmin anders nu de inhoud van die verklaring te vaag en te weinig gespecificeerd is om op basis daarvan te oordelen dat een in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt.

Overigens volgt evenmin uit voormelde verklaringen van B en A dat verweerder het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat de alleenstaande-ouderkorting aan eiseres zou worden verleend.

4.4. Het onder 4.2. en 4.3. overwogene brengt mee dat eiseres geen recht heeft op toepassing van de alleenstaande-ouderkorting.

4.5. Ten aanzien van de stelling van verweerder dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsprocedure, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat de bijzondere heffingskortingen pas in het beroepschrift door de gemachtigde van eiseres aan de orde zijn gesteld, zodat het beroep enkel door het handelen van de gemachtigde is opgeroepen. De rechtbank volgt deze stelling van verweerder. Hetgeen de gemachtigde van eiseres hiertegen heeft ingebracht, is niet of onvoldoende aannemelijk gemaakt. In het bezwaarschrift van eiseres wordt slechts melding gemaakt van alsnog in aanmerking te nemen ziektekosten en buitengewone uitgaven ad € 1.039, afgesloten met een berekening van het in de visie van de gemachtigde van eiseres terug te ontvangen bedrag. Van verweerder kan niet worden gevergd dat hij bij het doen van uitspraak op bezwaar aan de hand van de berekening van de geclaimde teruggave gaat puzzelen of eventueel een beroep is gedaan op toepassing van bijzondere heffingskortingen. De gemachtigde heeft zijn (blote) stelling dat gelijktijdig met het indienen van het bezwaarschrift een aangiftebiljet met daarin vermeld de geclaimde bijzondere heffingskortingen aan verweerder is toegezonden, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond verklaard te worden.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de aanslag voor zover bij de berekening van het bedrag aan verschuldigde belasting geen rekening is gehouden met de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting, en

- gelast dat het door eiseres voor het instellen van het beroep verschuldigde griffierecht aan haar wordt teruggegeven en wijst de Staat der Nederlanden aan om dit aan eiseres terug te betalen.

Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, rechter, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.