Rechtbank Haarlem, 02-04-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:772 BD4087, 06/2700
Rechtbank Haarlem, 02-04-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:772 BD4087, 06/2700
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 2 april 2007
- Datum publicatie
- 19 juni 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:BD4087
- Zaaknummer
- 06/2700
Inhoudsindicatie
Op de herinvesteringsreserve, gevormd bij de verkoop van een woning, die werd verhuurd aan de groot-aandeelhouder, mogen de aanschaffingskosten van een bedrijfspand, dat aan derden wordt verhuurd, afgeboekt worden. Voor eiseres vervullen de woning en het bedrijfspand dezelfde economische functie.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/2700
Uitspraakdatum: 2 april 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, gevestigd te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer 0000.00.000.V00.0000) vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 296.046.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 januari 2006 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 261.824. Tevens is mededeling gedaan van een bedrag aan verrekenbare verliezen van € 19.294.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 14 februari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 15 februari 2006, beroep ingesteld. Bij brief, welke op 6 april 2006 bij de rechtbank is ontvangen, heeft eiseres de gronden van het beroep aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft eiseres een conclusie van repliek en verweerder een conclusie van dupliek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2006. Namens eiseres is daar verschenen mr. A, gemachtigde. Namens verweerder is verschenen drs. B. Zowel mr. A als drs. B hebben pleitnota’s voorgedragen en overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank rekent de beide pleitnota’s tot de stukken van het geding.
Nadat het onderzoek ter zitting is gesloten, heeft de rechtbank ingevolge artikel 8:68 Awb het onderzoek heropend. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft eiseres schriftelijk gereageerd bij schrijven van 21 maart 2007. Een afschrift van deze brief is aan verweerder gezonden en verweerder heeft hierop gereageerd bij schrijven van 26 maart 2007.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Sedert 30 december 2000 worden de aandelen in eiseres gehouden door C. Eiseres is enig aandeelhouder van D Beheer B.V. (hierna: D), waarvan de aandelen tot 30 december 2000 werden gehouden door C, voornoemd. Eiseres en D worden sinds 1 januari 2001 aangemerkt als een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
2.2. De activiteiten van eiseres bestaan volgens haar jaarstukken voornamelijk uit het deelnemen in andere vennootschappen en financieren van derden. De activiteiten van D bestaan volgens haar jaarstukken voornamelijk uit de verhuur van bedrijfspanden.
2.3. In de periode van 1 september 1983 tot 1 oktober 1998 was C enig bestuurder van D. Vanaf 1 oktober 1998 tot 15 september 2004 was E, de zoon van C enig bestuurder van deze vennootschap. Sinds 15 september 2004 is C weer enig bestuurder van D.
2.4. Op 28 december 1998 heeft D grond, gelegen aan het adres a-straat 0 te Y in België, gekocht. Op deze grond heeft zij een woonhuis laten bouwen dat in 2001 werd verhuurd aan C voor € 12.748 per jaar.
De woning en de grond a-straat 0 te Y in België (hierna te noemen: de woning in België) zijn op 29 januari 2002 verkocht voor € 531.500. De boekwaarde van de woning in België bedroeg € 200.637.
2.5. Op 30 september 2002 heeft eiseres de eigendom van het bedrijfspand b-straat 01 tot en met 04 te W verkregen (hierna: het bedrijfspand te W). Dit bedrijfspand is vervolgens verhuurd aan derden.
2.6. Eiseres heeft in 2002 met verweerder gecorrespondeerd over de mogelijkheid om voor de bij de verkoop van de woning in België behaalde boekwinst van € 330.863 een herinvesteringsreserve te vormen en af te boeken op de aankoop van het bedrijfspand te W. Verweerder heeft hier afwijzend op gereageerd.
2.7. Eiseres heeft op 1 juli 2004 aangifte vennootschapsbelasting gedaan voor het jaar 2002 van een belastbaar bedrag van nihil (-/- € 27.589). Daarbij heeft zij de bij de verkoop van de woning in België behaalde boekwinst van € 330.863 aan de herinvesteringsreserve toegevoegd.
2.8. Bij brief van 20 mei 2005 heeft verweerder meegedeeld dat hij voor het vaststellen van de belastbare winst als volgt zal afwijken van de aangifte:
“Aangegeven belastbare winst -/- € 27.589
Totaalbedrag aan correcties € 400.965
Belastbare winst € 373.376
Te verrekenen verliezen -/- € 77.330
Ik stel het belastbaar bedrag vast op € 296.046”
2.9. Vervolgens is op 11 juni 2005 de aanslag, overeenkomstig de hiervoor vermelde afwijking van de aangifte, opgelegd. In bezwaar is gedeeltelijk aan eiseres tegemoet gekomen met een bedrag van € 34.222 en is de belastbare winst op € 339.154 gesteld. De overige correcties, waaronder die met betrekking tot de herinvesteringsreserve, zijn gehandhaafd.
2.10. Op 1 november 2005 heeft eiseres de eigendom van het woonhuis c-straat 00 te V verkregen voor € 215.000. Deze woning is aan een derde verhuurd voor een bedrag van € 11.000 per jaar.
3. Geschil en standpunten van partijen
In geschil is of eiseres voor de bij de verkoop van de woning in België behaalde boekwinst een herinvesteringsreserve in de zin van artikel 8 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 3.54 Wet Inkomstenbelasting 2001 mag vormen en deze kan afboeken op de aanschaffingskosten van het bedrijfspand te W (primair), dan wel op de aanschaffingskosten van de woning te V (subsidiair).
Partijen zijn eensluidend van mening dat de belastbare winst op € 10.359 gesteld dient te worden indien de herinvesteringsreserve wordt afgeboekt op het bedrijfspand in W.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 8, eerste lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2002) luidt voor zover van belang als volgt.:
“De winst wordt opgevat en bepaald op de voet van de artikelen 3.8, 3.11 en 3.12, 3.13, eerste lid, onderdelen a en g, 3.14, eerste lid, onderdelen b tot en met g, en tweede tot en met vijfde lid, 3.21 tot en met 3.57 en 10.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarbij voor ondernemer wordt gelezen belastingplichtige.”
Artikel 3.54, eerste lid en vierde lid, Wet IB 2001 (tekst 2002) luiden als volgt:
”1. Indien bij vervreemding van een bedrijfsmiddel de opbrengst de boekwaarde van het bedrijfsmiddel overtreft, kan bij het bepalen van de in het kalenderjaar genoten winst het verschil gereserveerd worden en blijven tot vermindering van de in aanmerking te nemen aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die in het jaar van vervreemding of in de daarop volgende drie jaren worden aangeschaft of voortgebracht, indien en zolang het voornemen tot herinvestering van de opbrengst bestaat (herinvesteringsreserve).
4. Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop niet pleegt te worden afgeschreven en bedrijfsmiddelen waarop in meer dan tien jaren pleegt te worden afgeschreven, vindt afboeking van een herinvesteringsreserve slechts plaats voorzover de herinvesteringsreserve is gevormd ter zake van de vervreemding van bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie in de onderneming als de aangeschafte of voortgebrachte bedrijfsmiddelen.”
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de woning in België voor eiseres een bedrijfsmiddel vormde. Nu eiseres de bedoeling had om ter vervanging het bedrijfspand te W aan te schaffen, dient voor de beantwoording van de vraag of zij ter zake van de bij die vervreemding behaalde boekwinst een herinvesteringsreserve heeft mogen vormen, te worden beoordeeld of de woning in België en het bedrijfspand te W economisch eenzelfde functie binnen de onderneming van eiseres vervullen.
4.3. Verweerder stelt dat uit het arrest van de Hoge Raad 10 maart 2006, nr. 41 465, VN 2006/15.17 is af te leiden dat van belang is welk doel eiseres heeft. Afgezien van de woning in België en het bedrijfspand te W, verhuurde eiseres in het onderhavige jaar bedrijfspanden in U. Verweerder is van mening dat een woonhuis, dat wordt verhuurd aan de directeur grootaandeelhouder, geen normaal beleggingspand is. Een dergelijke belegging past volgens verweerder niet binnen het doel van een beleggingsmaatschappij. De beslissingen ten aanzien van het woonhuis worden volgens verweerder met name ingegeven door de aandeelhouder als privé persoon zodat verhuur van een woonhuis aan de enig aandeelhouder niet gelijk staat aan verhuur aan een willekeurige derde.
4.4. De rechtbank overweegt dat het hiervoor bedoelde arrest van de Hoge Raad geen steun biedt aan verweerders stelling. Dat eiseres zich voornamelijk richt op verhuur van bedrijfspanden, sluit niet uit dat eiseres zich ook kon bezighouden met de verhuur van een woning. Het enkele feit, dat aan een aandeelhouder en niet aan een derde werd verhuurd, maakt dit niet anders. Tussen partijen is voorts, zo is door verweerder ter zitting desgevraagd bevestigd, niet in geschil dat de door de aandeelhouder voor de woning in België aan eiseres betaalde huurprijs zakelijk is geweest. Met zowel de aanschaf van de woning in België als met de aankoop van het bedrijfspand in W heeft eiseres ten doel gehad het verkrijgen van een zo hoog mogelijk – marktconform – rendement op haar investering. Voor het oordeel dat de woning in België in de onderneming van eiseres een andere functie vervulde, ziet de rechtbank in hetgeen door verweerder is aangevoerd onvoldoende feitelijke aanknopingspunten.
4.5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat eiseres terecht ter zake van de verkoop van de woning in België een herinvesteringsreserve heeft gevormd en tevens dat zij deze had mogen afboeken op de aanschaffingskosten van het bedrijfspand te W. Het beroep dient gegrond te worden verklaard. De belastbare winst is aldus vast te stellen op € 10.359. Het belastbare bedrag zal, met inachtneming van verrekening van verliezen, worden vastgesteld op nihil.
5. Proceskosten
Nu het beroep gegrond zal worden verklaard ziet de rechtbank aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling. Eiseres heeft verzocht om een integrale vergoeding van de kosten die in de beroepsprocedure zijn gemaakt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van duidelijke arresten met betrekking tot de mogelijkheid om een herinvesteringsreserve te vormen. De rechtbank overweegt dat uitsluitend in het geval van bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de in het Besluit proceskosten bestuursrecht gegeven tarieven. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige procedure van bijzondere omstandigheden geen sprake. De rechtbank zal daarom overeenkomstig het genoemde Besluit het bedrag van de proceskosten vaststellen op € 805 (1 punt voor het beroepschrift, 0,5 punt voor de conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- vernietigt de aanslag, stelt de belastbare winst op € 10.359 en stelt het belastbare bedrag, met inachtneming van een te verrekenen verlies van € 10.359, vast op nihil;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 805, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van
€ 276 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 2 april 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.P.M. van Rijn, voorzitter, en mrs. L.F. Roseval en J.H. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van drs. N. Hoens, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.