Home

Rechtbank Haarlem, 15-02-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:602 BE9460, 05/5944

Rechtbank Haarlem, 15-02-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:602 BE9460, 05/5944

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
15 februari 2007
Datum publicatie
24 september 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BE9460
Zaaknummer
05/5944

Inhoudsindicatie

Herinvesteringsreserve. Vereiste aangifte niet gedaan. Eiseres dient daarom bewijs te leveren dat de onroerende zaak een bedrijfsmiddel was. Voorts dient eiseres bewijs te leveren dat zij voornemens was de met de verkoop behaalde boekwinst te herinvesteren. Eiseres slaagt hier niet in.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/5944

Uitspraakdatum: 15 februari 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z,

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P,

verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Met dagtekening 31 augustus 2004 is aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 3.655.500 (de aanslag). Tegelijkertijd is een verzuimboete opgelegd van € 113.

Verweerder heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar van 24 september 2005 verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 3.149.582 en de opgelegde verzuimboete gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 3 november 2005, aangevuld bij schrijven van 9 december 2005, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2006 te Haarlem. Eiseres is daar vertegenwoordigd door A RA. Namens verweerder zijn verschenen mr. B en drs. C.

2. Feiten

2.1. Q B.V., R B.V. en R B.V. hielden in 2002 ieder voor een derde gedeelte de aandelen in eiseres. De directie van eiseres werd gevormd door Y, tevens aandeelhouder in Q B.V.

2.2. Op 19 maart 1998 heeft Q B.V. een overeenkomst gesloten voor de aankoop van het perceel met opstallen …….. te T (hierna: U) van V (hierna: V). Het betreft een voormalig hotel/restaurant met onder- en bijliggende grond en verdere aan- en toebehoren.

2.3. Op 8 mei 1998 zijn Q B.V. en eiseres overeengekomen, dat eiseres Q B.V. opvolgt in alle rechten en verplichtingen voorvloeiende uit de onder 2.2. genoemde overeenkomst. Bij de totstandkoming van deze contractsovername is zowel Q B.V. als eiseres vertegenwoordigd door Y. Op dezelfde datum is de akte tot levering opgemaakt waarbij V U aan eiseres levert voor fl. 3.300.000 kosten koper. In de akte tot levering staat vermeld dat de feitelijke levering heeft plaatsgevonden op 23 maart 1998.

2.4. Eiseres heeft U na aankoop in de loop van 1998 verhuurd aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Het COA heeft T in gebruik genomen als asielzoekerscentrum. In de loop van 2001 is de huurovereenkomst ontbonden.

2.5. Tot de gedingstukken behoort een op 27 april 1998 gedateerde voorschotnota W B.V. gericht aan Q B.V., t.a.v. de heer Y. Deze voorschotnota vermeldt onder meer “Betreft: voorschotnota te betalen fakturen en herinrichting” en een factuurbedrag van fl. 80.000.

2.6.Namens eiseres is bij de gemeente T vrijstelling van het bestemmingsplan en bouwvergunningen aangevraagd en verkregen voor de stichting van 37 woningen en 66 appartementen op het terrein van U. Eiseres heeft ter zake leges voldaan en heeft vanwege planrealisatie vergoedingen betaald aan omwonenden.

2.7. In de periode mei 1999 tot en met november 2001 zijn diverse facturen op naam van eiseres opgemaakt voor werkzaamheden in verband met het terrein van U. Tot de gedingstukken behoren de volgende facturen:

- een op 3 mei 1999 gedateerde factuur van fl. 131.250 (excl. BTW) voor werkzaamheden betreffende de stedebouwkundige verkaveling en een voorlopig schetsontwerp;

- een op 3 december 1999 gedateerde factuur van fl. 6.700 (excl. BTW) voor het maken van 35 sonderingen en boringen;

- een op 7 april 2000 gedateerde factuur van fl. 22.500 (excl. BTW) voor het opstellen van het besteksgereed ontwerp voor het bouwrijp maken van het plan “A-straat” in de gemeente T;

- een op 4 december 2000 gedateerde factuur van fl. 625 (excl. BTW) inzake het aan de hand van uitgevoerd technisch bodemonderzoek schrijven van een oriënterend funderingsadvies;

- een op 19 januari 2001 gedateerde factuur van fl. 10.050 (excl. BTW) inzake het verzorgen van constructieve werkzaamheden (inclusief werktekeningen);

- een op 1 juni 2001 gedateerde factuur van fl. 80.375 (excl. BTW) inzake onder andere het verzorgen van tekeningen voor een verkoopbrochure;

- een op 27 juni 2001 gedateerde factuur van fl. 367,50 (excl. BTW) inzake advies erfdienstbaarheden;

- een op 18 oktober 2001 gedateerde factuur van fl. 3.514,53 (excl. BTW) inzake het afperken van grondverontreiniging;

- een op 20 november 2001 gedateerde factuur fl. 1.870 (excl. BTW) inzake het maken van bouwkostencalculatie;

- een op 20 november 2001 gedateerde factuur van fl. 7.725 (excl. BTW) inzake het maken van maquettes; en

- een op 20 november 2001 gedateerde factuur van fl. 14.037,60 (excl. BTW) inzake het maken van een prospectus van U.

2.8. Na ontbinding van de huurovereenkomst met COA is U op 10 december 2001 verkocht aan N B.V. voor € 5.615.530,13, verminderd met € 91.311,52 saneringskosten. De akte tot levering is opgemaakt op 25 januari 2002. In deze akte is opgenomen dat N B.V. het gekochte gaat gebruiken voor de bouw van woningen.

2.9. Tot de gedingstukken behoren notulen van de directievergadering van eiseres van 1 maart 2002. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

“(...) Recent heeft de vennootschap het onroerend goed U te T verkocht. De vennootschap verhuurde het pand en heeft door de verkoop een boekwinst ad € 3.598.500 gerealiseerd. De directie van de vennootschap stelt voor om ter vervanging van het verkochte pand te zoeken naar een ander onroerend goed, met economisch dezelfde functie, welke de vennootschap na aankoop eveneens kan exploiteren. (...)”

Dit voorstel is op 18 maart 2002 geaccepteerd door de buitengewone vergadering van aandeelhouders in eiseres.

2.10. Voorts behoren tot de gedingstukken notulen van de directievergadering van eiseres van 10 februari 2004. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

“(...) In het jaar 2002 heeft de vennootschap het onroerend goed U te T verkocht. De directie heeft na de verkoop besloten om ter vervanging van het verkochte pand te zoeken naar een ander onroerend goed, welke de vennootschap na aankoop eveneens kan exploiteren.(...)”

2.11. Tot de gedingstukken behoort een koopovereenkomst van 9 december 2005. Hierin is opgenomen dat eiseres een kantoorcomplex koopt gelegen aan de B-weg te ZZ.

2.12. In de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2002 is de boekwinst die eiseres heeft behaald met de verkoop van U belast. Eiseres heeft zich in bezwaar op het standpunt gesteld dat de boekwinst mag worden ondergebracht in een herinvesteringsreserve. Op 3 mei 2004 heeft verweerder een boekenonderzoek bij eiseres aangekondigd. In het ter zake opgemaakte rapport van 16 februari 2005 neemt verweerder het standpunt in dat een vervangingsvoornemen per balansdata 31 december 2002 en 31 december 2003 niet aannemelijk is gemaakt.

2.13. Op 1 februari 2003 is aan eiseres een aangiftebiljet vennootschapsbelasting 2002 uitgereikt. Het aangiftebiljet behoorde op grond van de belastingconsulentenregeling uiterlijk op 29 februari 2004 te zijn ingediend. Op 8 juli 2004 heeft verweerder eiseres aangemaand aangifte te doen. Met dagtekening 31 augustus 2004 is ambtshalve de onderhavige aanslag opgelegd. De aangifte vennootschapsbelasting 2002 is op 9 december 2004 als motivering van het bezwaarschrift tegen de aanslag door verweerder ontvangen.

3. Geschil

3.1. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of ter zake van de boekwinst op de verkoop van U aan N B.V. een herinvesteringsreserve kan worden gevormd. Indien voornoemde vraag bevestigend wordt beantwoord is de hoogte van de herinvesteringsreserve in geschil.

3.2. Eiseres concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van -/- € 1.009.072. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.3.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Vaststaat dat eiseres het haar uitgereikte aangiftebiljet voor het jaar 2002 niet tijdig heeft ingediend. Mitsdien is de vereiste aangifte niet gedaan en dan ligt het op de weg van eiseres om overtuigend aan te tonen dat de bestreden uitspraak onjuist is. Eiseres dient in de eerste plaats bewijs te leveren voor de stelling dat zij de door haar in 2002 vervreemde onroerende zaak op een zodanige wijze exploiteerde dat dit op het moment van vervreemding als bedrijfsmiddel was te beschouwen. Voorts dient zij het bewijs te leveren voor de stelling dat zij op 31 december 2002 voornemens was de met de verkoop van U behaalde boekwinst te herinvesteren als bedoeld in artikel 8, eerste lid, Wet op de vennootschapsbelasting juncto artikel 3.54, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001.

4.2. Bij de beantwoording van de vraag in geding stelt de rechtbank voorop dat als bedrijfsmiddelen worden aangemerkt de tot het bedrijfsvermogen behorende zaken die bestemd zijn om duurzaam voor de uitoefening van een bedrijf te worden gebruikt, zulks in tegenstelling tot zaken die voor de omzet bestemd zijn. Voorts neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de kwalificatie als bedrijfsmiddel, afhankelijk van het oogmerk waarmee de zaak wordt aangehouden, in de loop van de bezitsperiode kan veranderen wanneer een in de onderneming aanwezig bedrijfsmiddel wordt prijsgegeven om ten behoeve van de voortbrenging van voor de verkoop bestemde zaken te worden aangewend.

4.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met de door haar overgelegde stukken niet aannemelijk gemaakt, laat staat doen blijken, dat de bestreden uitspraak onjuist is. De rechtbank acht aannemelijk dat U binnen de bedrijfsvoering van eiseres in de loop van het jaar 2001 als ‘project in ontwikkeling’ voor de omzet bestemd is geworden. Voor dat oordeel acht de rechtbank redengevend dat eiseres nimmer het voornemen heeft geuit om de op U te stichten woningen en appartementen zelf te gaan exploiteren. Voorts neemt de neemt de rechtbank de onder 2.5 en 2.7. genoemde facturen in aanmerking, waaruit volgt dat eiseres voorafgaande aan de verkoop van U aan N B.V. op de ontwikkeling van U gerichte overeenkomsten met derden heeft gesloten. Daaruit leidt de rechtbank af dat het medio 2001 niet langer in eiseres' bedoeling lag om U duurzaam aan te wenden voor de uitoefening van haar bedrijf. Naar het oordeel van de rechtbank kon U ten tijde van de verkoop daarom niet als bedrijfsmiddel worden aangemerkt en kan reeds op deze grond geen herinvesteringsreserve worden gevormd.

4.4. De rechtbank overweegt voorts en ten overvloede dat eiseres met de enkele verwijzing naar de notulen van haar directievergaderingen van 14 maart 2002 en 10 februari 2004 en naar de jaarrekeningen 2002 en volgende, niet aan de op haar rustende bewijslast ten aanzien van het voornemen tot herinvesteren heeft voldaan. Dat eiseres op 9 december 2005 voor het pand B-weg te ZZ een koopovereenkomst is gesloten vormt naar het oordeel van de rechtbank daartoe, gezien de ter zitting gebleken onduidelijkheid omtrent de uitvoering van deze overeenkomst, op zichzelf beschouwd onvoldoende bewijs. Zonder nadere bewijsstukken, die niet zijn overgelegd, acht de rechtbank eiseres niet geslaagd in de levering van het bewijs van een herinvestingsvoornemen per 31 december 2002. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Niet gebleken is derhalve dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.

4.5. Met betrekking tot opgelegde verzuimboete heeft eiseres geen gronden aangevoerd. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen reden om deze absoluut en relatief geringe boete te verminderen dan wel te doen vervallen.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 15 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J. Snitker, voorzitter, mr. M.J. Leijdekker en mr. J.H. Hoekstra, en in tegenwoordigheid van mr. drs. M.W. Koenis, griffier.

Afschrift

verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.