Home

Rechtbank Haarlem, 07-08-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2601 BH0201, 07/1511

Rechtbank Haarlem, 07-08-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2601 BH0201, 07/1511

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
7 augustus 2007
Datum publicatie
27 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BH0201
Zaaknummer
07/1511

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid bezwaar. Aanslagbiljet zoekgeraakt in de internationale postbezorging. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/1511

Uitspraakdatum: 7 augustus 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, Spanje, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.527.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 januari 2007 eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.

Eiser heeft daartegen bij brief van 21 februari 2007, ontvangen bij de rechtbank op 22 februari 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2007 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen, alsmede zijn gemachtigde A. Namens verweerder is verschenen B. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met registratienummer 07/1512 van eisers echtgenote.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Tot de gedingstukken behoort een duplicaat aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 ten name van eiser met dagtekening 19 augustus 2005. Het hierop vermelde adres is “[adres] Spanj”

2.2. Door eiser is ontvangen een aanmaning inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002. De dagtekening van deze aanmaning is 4 november 2005 en het hierop vermelde adres is hetzelfde als in 2.1 genoemd.

2.3. Naar aanleiding van deze aanmaning heeft gemachtigde van eiser aan verweerder een brief met dagtekening 9 november 2005 gestuurd. Deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

“(...) De heer X heeft met dagtekening 4 november 2005 een aanmaning ontvangen voor bovengenoemde aanslag. Kennelijk is de definitieve aanslag 2002 al opgelegd, echter deze heeft belastingplichtige nog niet/nooit ontvangen in Spanje (de nieuwe woonplaats van de heer X).

Graag verzoeken wij u de betreffende aanslag alsnog uit te reiken zodat wij alsnog bezwaar kunnen maken tegen de desbetreffende aanslag. (...)”

2.4. Op 21 december 2005 is de duplicaataanslag door eiser ontvangen.

2.5. Gemachtigde van eiser heeft brieven met dagtekening 22 december 2005, 4 januari 2006 en 17 januari 2006 gestuurd aan verweerder. In deze brieven wordt verzocht in de gelegenheid gesteld te worden alsnog een bezwaarschrift in te dienen dat dan ook ontvankelijk zal worden verklaard.

2.6. Eind januari 2006 heeft gemachtigde van eiser telefonisch contact opgenomen met verweerder inzake de in 2.5 genoemde brieven. In dat telefoongesprek is gemachtigde medegedeeld dat het dossier van eiser was overgedragen aan de belastingdienst Buitenland.

2.7. Met dagtekening 2 februari 2006 heeft gemachtigde formeel bezwaar gemaakt tegen de onderhavige aanslag.

2.8. In de loop van 2006 heeft de belastingdienst Buitenland het dossier van eiser weer overgedragen aan verweerder.

2.9. Met dagtekening 15 januari 2007 heeft verweerder het bezwaarschrift tegen de onderhavige aanslag niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

3. Geschil

In geschil is of eiser terecht in zijn bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 6:7, Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van het aanslagbiljet, tenzij de dagtekening is gelegen voor de dag van de bekendmaking daarvan (artikel 22j Algemene Wet inzake Rijksbelastingen).

4.2. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet geschiedt bekendmaking van een belastingaanslag door toezending of uitreiking van het aanslagbiljet door de ontvanger.

4.3. In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

4.4. De rechtbank acht aannemelijk dat de ontvanger de onderhavige aanslag, met dagteke-ning 19 augustus 2005 en eisers adres, uiterlijk op 19 augustus 2005 ter post heeft bezorgd. De rechtbank heeft althans geen reden aan te nemen dat de dag van dagtekening van de aanslag is gelegen voor de verzending ervan. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige aanslag op de juiste wijze bekend is gemaakt. Hieruit volgt dat de termijn van zes weken waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt, is aangevangen op 20 augustus 2005 en eindigde op 30 september 2005. Niet in geschil is dat in deze termijn geen bezwaar is gemaakt.

4.5.1. Een niet-tijdig ingediend bezwaarschrift is ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest. Eiser heeft het standpunt dat hij de aanslag niet heeft ontvangen en dat post in Spanje die niet aangetekend wordt verstuurd regelmatig niet of geruime tijd later wordt bezorgd. Ter zitting heeft eiser voorts, door verweerder onweersproken, gesteld dat onder andere Spaanse telefoon- en nutsbedrijven om deze reden aanmaningen aangetekend versturen om op deze wijze zekerheid te hebben omtrent de ontvangst hiervan.

4.5.2. Verweerder heeft gesteld dat hij het onaannemelijk acht dat juist deze aanslag eiser niet bereikt heeft aangezien andere post van de belastingdienst zoals rekeningen motorrijtuigenbelasting wel worden ontvangen en tijdig worden betaald. Hij heeft zich voorts beroepen op de uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam van 30 juni 2004 (03/01894). In de desbetreffende uitspraak heeft het Hof - voor zover hier relevant - ten aanzien van een in Gibraltar gevestigde belastingplichtige het volgende overwogen en beslist:

"5.10. Belanghebbende stelt voorts dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding omdat zeer wel aannemelijk is dat het aanslagbiljet bij de internationale postbezorging is zoekgeraakt. (..) Nu belanghebbende er (..) voor heeft gekozen om geen gebruik te maken van de mogelijkheid een binnen het Rijk gevestigde vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 58 Awr (Algemene wet inzake rijksbelastingen) aan te wijzen (..) is het Hof van oordeel dat het risico van een vertraagde internationale postbezorging voor rekening van belanghebbende dient te komen en dat zich te dezen niet een geval voordoet als bedoeld in artikel 6:11 Awb."

4.5.3. De rechtbank neemt deze redenering en conclusie over en maakt deze tot de hare. Zij ziet geen reden om ten aanzien van het risico van zoekraken van poststukken binnen de internationale postbezorging anders te oordelen. Er is derhalve geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.

4.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder eiser terecht niet-ontvankelijk in zijn bezwaar heeft verklaard. Het beroep daartegen is ongegrond.

5. Proceskosten

Gelet op de uitkomst van de procedure ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

6. Beslissing

De rechtbank

verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 7 augustus 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.L. Bruinsma, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.