Home

Rechtbank Haarlem, 04-01-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:558 BH4116, 05/1513

Rechtbank Haarlem, 04-01-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:558 BH4116, 05/1513

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
4 januari 2007
Datum publicatie
4 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BH4116
Zaaknummer
05/1513

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Prive-gebruik auto. Rittenadministratie niet betrouwbaar door inbouw kilometertelleronderbreker.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/1513

Uitspraakdatum: 4 januari 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

gemachtigde: A

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan eiser is voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ? 37.923,--, alsmede bij beschikking met dezelfde dagtekening een boete van 50% van het nagevorderde bedrag.

1.2. Eiser heeft tegen voormelde navorderingsaanslag en boetebeschikking een bezwaar¬schrift ingediend. Verweerder heeft in de bestreden uitspraak de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot 20% van het nagevorderde bedrag.

1.3. Eiser is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en naderhand nog een tweetal aanvullingen ingezonden.

Op 23 no¬vem¬ber 2006 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat een eerder gedaan getuigenaanbod wordt ingetrokken.

1.4. Bij het onderzoek ter zitting van 7 december 2006 te Haarlem zijn verschenen en gehoord eiser en zijn gemachtigde A alsmede B namens verweerder, tot bijstand vergezeld van C en D. Gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota (voorzien van een bijlage) voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt. De bijlage bij de pleitnota wordt met toestemming van verweerder tot de stukken van het geding gerekend.

2. Feiten

2.1. Eiser is taxichauffeur te Q. De onderneming wordt uitgeoefend binnen een vennootschap onder firma, de mede-vennoten in het onderhavige jaar zijn E en F. Voor zijn onderneming beschikt eiser over een Mercedes personenauto met kenteken 00-00-00 (hierna: de auto). De auto heeft van 5 september 1997 tot 18 oktober 2000 op de naam van eiser gestaan. In het kader van de werkzaamheden als taxichauffeur is aan de vennootschap onder firma het taxinummer 0001 toegekend.

2.2. Bij eiser is in het najaar van 2002 een boekenonderzoek ingesteld. In het naar aanleiding van dit onderzoek uitgebrachte rapport (toegevoegd als bijlage 11 bij het beroepschrift) is, voor zover hier van belang, onder punt 3.2 vermeld:

“Uit aan de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens is gebleken dat in de auto met het kenteken 00-00-00 een kilometertelleronderbreker is ingebouwd. Als de kilometer¬tel¬leronderbreker tijdens het rijden is ingeschakeld blijven de kilometerteller, de snelheidsmeter en de dagteller normaal doorlopen. Pas na afloop van het gebruik van de onderbreker springt de kilometerstand terug naar de beginstand bij het inschakelen van de onderbreker. (…)”

Op basis van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, waarbij de winstcorrectie wegens privégebruik van de auto ? 24.756,-- bedraagt. De berekening van genoemd bedrag is op zichzelf niet in geschil.

2.3. Eiser heeft kort na aanschaf van de auto op 9 september 1997 bij G (hierna: G) een taxameter en een mobilofoon in de auto laten inbouwen.

Tot de gedingstukken behoort een kopie van een bladzijde uit de bedrijfsagenda van G Op de bladzijde van 9 september 1997 is vermeld (voor zover hier van belang):

“0001 Merc inbouw meter en mob”

Tot de gedingstukken behoort voorts een factuur van G met dagtekening 9 september 1997, op naam gesteld van ‘0001 taxi X’ met als adres het woonadres van eiser, waarop het inbouwen van de taxameter en de mobilofoon in rekening wordt gebracht.

2.4. Tot de gedingstukken behoort voorts een kopie van de bladzijde van 18 september 1997 van de bedrijfsagenda van G, waarop in de visie van verweerder is vermeld (voor zover hier van belang):

“0001 Diversen”

In de visie van eiser, zo heeft hij ter zitting verklaard, is het getal onduidelijk in die zin dat het tweede cijfer een 7 kan zijn maar even zo goed een ander cijfer.

2.5. Tot de gedingstukken behoren tevens twee kopieën van de bladzijden van 18 en 19 oktober 2000 van de bedrijfsagenda van G.

Op de bladzijde van 18 oktober is in de visie van verweerder vermeld (voor zover hier van belang):

“UITB DIV 0001”

In de visie van eiser, zo heeft hij ter zitting verklaard, is het laatste getal onduidelijk in die zin dat het derde cijfer een 1 kan zijn maar even zo goed het cijfer 7.

Op de bladzijde van 19 oktober is in de visie van verweerder vermeld (voor zover hier van belang):

“UITBouw METER/MOB

0001 Stinger H”

Zowel eiser als de eigenaar van G hebben de voornaam H. De aanduiding ‘Stinger’ ziet op de door eiser in zijn auto aangebrachte verklikker voor snelheidscontroles.

In de visie van eiser, zo heeft hij ter zitting verklaard, is onduidelijk of de aantekening moet worden gelezen als INBouw dan wel als UITBouw. Het is naar zijn mening evenzeer mogelijk dat de afspraak ziet op het inbouwen van een taxameter, mobilifoon en Stinger in de nieuwe personenauto die rond deze datum door hem is aangeschaft ter vervanging van de onder 2.1 bedoelde auto.

2.6. In diverse door verweerder overgelegde processen-verbaal van de Rijksverkeersinspectie wordt door taxichauffeurs verklaard dat een kilometertelleronderbreker (hierna: kto) in hun taxi is ingebouwd en dat dit bij 90 % van de taxi’s in Q het geval is.

2.7. In als bijlage 8 bij het verweerschrift overgelegde processen-verbaal van FIOD Vestiging Q en regiopolitie Q in verband met onderzoek naar mogelijke fraude binnen de taxibranche is door de eigenaar en medewerkers van het bedrijf dat zich bezighield met het inbouwen van taxameters onder meer verklaard:

“De omzet van de kilometertelleronderbrekers staat vaak geboekt onder balieverkoop of

diversen of handzenders, dit omdat degene die de kilometertelleronderbrekers kochten zich

niet bekend wilde maken of wilde worden... (...)

Door (...) werden er in de jaren 1997, 1998 en 1999 gemiddeld zo’n zeven kilometer¬onder¬brekers per week ingebouwd. Zeker weten doe ik dit niet. Het kunnen er ook meer geweest zijn. In ieder geval minder dan zeven zullen het er in ieder geval niet geweest zijn.” (…)

Uit het onderzoek ingesteld naar de administratie, zoals afsprakenagenda’s en facturen, van

(---) over de jaren 1999 en 2000 is naar voren gekomen dat een afspraak voor de inbouw van een kilometertelleronderbreker in de afsprakenagenda van (---) werd geboekt onder de term “diverse”. In een later stadium werd de inbouw van kilometertelleronderbrekers veelal met geel gearceerd. Omdat men bang was dat dit op zou vallen, zijn er na verloop van tijd ook andere afspraken met geel gearceerd. (…)

verklaart op 5 december 2000 over het boeken van afspraken met betrekking tot de inbouw van kilometertelleronderbrekers (pv-code V04/01): “Dit gebeurde onder andere onder de post diversen..”

en op 23 februari 2001 verklaart (---) hieromtrent (pv-code V04/04): “De omzet van de kilometerteller-onderbrekers staat vaak geboekt onder balieverkoop of diversen of handzenders, dit omdat degene die de kilometeronderbrekers kochten zich niet bekend wilde maken of wilde worden...” en: “Uit de door u getoonde agenda’s is heel moeilijk vast te stellen wat betrekking heeft op de verzwegen omzet. Dit zou dan moeten gebeuren aan de hand van de uitgeschreven bonnen. Zoals al eerder heb verklaard is de omzet alleen te halen uit de administratie vermeld onder het hoofd Diversen...”

3. Geschil

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of is gebleken dat de auto voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, van welk antwoord afhangt of verweerder de bijtelling wegens privé-gebruik van de auto terecht heeft toegepast. Indien de bijtelling terecht is toegepast is vervolgens in geschil of de bijtelling voor het juiste bedrag is toegepast. Tenslotte is in geschil of de boete terecht is opgelegd.

3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding alsmede naar hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht.

3.3. Ter zitting heeft gemachtigde, na de toezegging van verweerder dat hij de desbetreffende navorderingsaanslagen op overeenkomstige wijze ambtshalve zal verminderen indien eiser ten aanzien van de onderhavige navorderingsaanslag - in laatste ressort - geheel of gedeeltelijk in het gelijk zal worden gesteld, de volgende beroepen ingetrokken:

- wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1998 rolnummer 05/1510.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Artikel 42 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna de Wet IB 1964), voor zover hier van belang, luidt als volgt:

“2. Bij het bepalen van winst uit onderneming worden de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot het bedrag van ten minste 20 percent van de catalogusprijs - met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen - van de auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming. (...)

5. Het tweede tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing indien blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.”

4.2. De rechtbank stelt voorop dat, indien eiser stelt dat de auto voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, de bewijslast daarvan op hem rust.

4.3. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen, er van uitgaande dat in de auto een kto is aangebracht. De bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van een kto in de auto rust, tegenover de ontkenning door eiser, op verweerder.

4.4. Na afweging van de verklaring van eiser tegen het door verweerder ingebrachte bewijs is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het aan de stukken te ontlenen sterke vermoeden dat een kto is ingebouwd, door eiser onvoldoende gemotiveerd is weersproken.

De omstandigheden - op zich en in onderlinge samenhang bezien - die tot dit oordeel hebben geleid zijn de volgende:

- Zoals onder 2.6. beschreven hebben taxichauffeurs verklaard dat in en omstreeks 1998 op ruime schaal kto’s zijn ingebouwd in taxi’s.

- Uit de onder 2.7. vermelde door de eigenaar en medewerkers van G afgelegde verklaringen blijkt dat het vanaf 1997 tot de gebruikelijke werkzaamheden van G behoorde om naast taxameters kto’s in te bouwen, en deze werkzaamheden in de afsprakenagenda werden omschreven als ‘diversen’.

- De vermeldingen in de agenda van G, zoals onder 2.3. tot en met 2.5. weergegeven, van te verrichten werkzaamheden.

Tussen partijen is niet in geschil dat de aantekening in de agenda van 9 september 1997 ziet op uit te voeren reguliere werkzaamheden aan de auto van eiser, zoals het inbouwen van de mobilofoon en taxameter, waarvoor vervolgens bij factuur met dezelfde datum de kosten in rekening worden gebracht.

De rechtbank is voorts van oordeel dat de aantekening in de agenda van 18 september 1997 moet worden gelezen als “0001 Diversen”, overeenkomstig het standpunt van verweerder. Aan eiser kan worden toegegeven dat het tweede cijfer wat minder duidelijk is maar niet zo onduidelijk dat er geen zeven in kan worden gelezen terwijl er geen ander cijfer is dat redelijkerwijs in de aantekening kan worden gelezen.

De rechtbank gaat er daarbij van uit, mede gelet op de afgelegde verklaringen van eigenaar en medewerkers van G, dat de gebruikte afkorting ‘Diversen’ ziet op het aanbrengen van een kto in de auto.

4.5. Het oordeel van de rechtbank vindt bevestiging in de twee kopieën van de bladzijden van 18 en 19 okto¬ber 2000 van de bedrijfsagenda van G.

Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat de aantekening op 19 ok¬to¬ber moet worden gelezen als “UITBouw METER/MOB 0001 Stinger H” waarbij de aantekening ziet op een afspraak om de taxameter en de mobilofoon te laten uitbouwen om op een later moment te laten inbouwen in de nieuw aangeschafte personenauto. Eiser heeft voor zijn vermoeden dat de aantekening ziet op de inbouw van de taxameter, mobilofoon en Stinger in de door hem nieuw aangeschafte personenauto, geen begin van bewijs aangedragen terwijl hij beschikt over de administratie waarin toch de factuur van G voor deze werkzaamheden aanwezig moet zijn.

Voorts is de rechtbank, wederom anders dan eiser, van oordeel dat de aantekening op 18 oktober moet worden gelezen als “UITB DIV 0001” waarbij ‘DIV’ in dit geval ziet op het uitbouwen van een eerder aangebrachte kto in de auto in verband met de verkoop van de auto. Niet valt in te zien dat de aantekening ziet, zoals door eiser gesteld, op andersoortige werkzaamheden die in de agenda eenvoudigheidshalve of kortheidshalve als diverse werkzaamheden worden aangeduid. Eiser heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat als er al sprake zou zijn geweest van diverse werkzaamheden, anders dan het uitbouwen van een kto, dit niet op praktische wijze gelijktijdig met de werkzaamheden op 19 oktober konden worden uitgevoerd.

De rechtbank volgt, mede gelet op de verklaringen van de eigenaar en medewerkers van G, de visie van verweerder dat het bij werkzaamheden aan de kto om gespecialiseerde activiteiten gaat (uit te voeren door een aparte freelancermedewerker) die niet goed gecombineerd kunnen worden met de reguliere werkzaamheden zoals het uitbouwen van een taxameter en mobilofoon (uit te voeren door het reguliere werkplaatspersoneel) zodat voor beide activiteiten een aparte afspraak gemaakt diende te worden.

4.6. De rechtbank acht - gelet op het inbouwen van een kto en de met deze inbouw gepaard gaande kosten, kort na aankoop van de onderhavige auto en ingebruikname als taxi - het voorts aannemelijk en gaat er van uit dat de kto na inbouw is gebruikt om een deel van de door de auto verreden kilometers niet door de kilometerteller te laten registreren.

4.7. Eiser heeft zijn omzet verantwoord op basis van de door ingevulde rittenkaarten waarop vermeld de omzet van de diverse tijdens een dienst verreden ritten. De rittenkaarten zijn ingevuld aan de hand van de aanwezige taxameter, die steeds na afloop van de dienst handmatig op nul werd gezet. Eiser stelt dat vervolgens het totaal van de per dag verreden kilometers werd opgeteld bij de beginstand op de kaart, tevens de eindstand van de vorige dienst.

Een dergelijke wijze van administreren aan de hand van een geijkte taxameter is in beginsel aanvaardbaar indien de aldus verreden en op de rittenkaarten genoteerde kilometers zijn aan te sluiten op de stand van de in de auto aanwezige kilometerteller en voorts de kilometerstand objectief controleerbaar is door aansluiting op door derden, zoals garagebedrijven, vastgelegde kilometertellerstanden.

Nu aan de stand van aanwezige kilometerteller, zoals hierboven overwogen, geen waarde kan worden gehecht kan de door eiser gevoerde administratie niet dienen als bewijs dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, nog daargelaten dat de op basis van de taxameter bijgehouden kilometeradministratie ten opzichte van de door de garage genoteerde standen niet afdoende verklaarde verschillen vertoont.

4.8. Tussen partijen is, het voorlopig oordeel van de rechtbank gehoord hebbende, niet meer in geschil dat de vennoten de auto op jaarbasis voor een ongeveer gelijk aantal uren ter beschikking hebben gehad voor hun onderneming. Evenmin is nog in geschil (gelet op de wijze van wisselen van de auto tussen de vennoten na afloop van een dienst, zoals in de pleitnota van gemachtigde omschreven) dat gedurende de uren waarbij de auto niet ten behoeve van de taxionderneming is gebruikt, de auto eveneens voor gelijke delen aan de vennoten ter beschikking stond voor eventueel privé gebruik. Op basis van deze verdeling hebben de vennoten er ook voor gekozen om de totale autokosten gelijkelijk over hen te verdelen, zodat iedere vennoot een derde van de totale autokosten ten laste van het resultaat van zijn eigen onderneming brengt.

Gelet op het bovenstaande moet worden geconcludeerd dat de auto gemiddeld slechts voor een derde van het onderhavige jaar (steeds verdeeld over de helft van iedere week) aan eiser ter beschikking stond. Alsdan dient ook de correctie van artikel 42, tweede lid van de Wet IB 1964 te worden beperkt tot een derde van 20 percent van de catalogusprijs.

De correctie ‘privé gebruik auto’ dient in het onderhavige jaar dan ook beperkt te blijven tot fl. 8.252,- (zijnde een derde van de aangebrachte correctie ad fl. 24.756,-) zodat uitgegaan dient te worden van een belastbaar inkomen van fl. 29.671,-.

Gelet op het bovenstaande behoeft eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel, voor zover dat ter zitting al niet was ingetrokken, geen nadere behandeling.

4.9. Wat de boete betreft overweegt de rechtbank het volgende. Er van uitgaande dat eiser met behulp van een kto de kilometerteller van de auto heeft gemanipuleerd als gevolg waarvan verreden (privé)kilometers niet zijn verantwoord in de administratie en daarmee niet zijn verwerkt in zijn aangifte, is de rechtbank van oordeel dat eiser opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan hetgeen in beginsel een boete van 50% rechtvaardigt.

Na bezwaar heeft verweerder de boete verminderd tot 20% van het nagevorderde bedrag en heeft hij aldus rekening gehouden met het repeterende karakter daarvan in diverse met de onderhavige navorderingaanslag samenhangende zaken (halvering van de boete) alsmede met het tijdsverloop sedert het aankondigen van de boete (een aanvullende vermindering met vijf procentpunt).

De rechtbank acht de resterende boete van 20 % onder de gegeven omstandigheden passend en geboden.

4.10. Het beroep is in zoverre gegrond dat de bijtelling ‘privé gebruik auto’ slechts voor één derde aan eiser is toe te delen, zoals onder 4.8 omschreven.

5. Griffierecht en proceskosten

Voor een afzonderlijke proceskostenveroordeling is in deze zaak geen plaats, gelet op de in de samenhangende zaak met nummer 05/1514 toegekende veroordeling van verweerder in de proceskosten.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van verweerder;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van fl. 29.671,- en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen van het belastbaar inkomen in aanmerking zijn genomen;

- gelast dat de Staat aan eiser vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 37,-.

Deze uitspraak is gedaan op 4 januari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door dr. mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Loggen - Ten Hoopen, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.