Home

Rechtbank Haarlem, 30-10-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:1227 BH4209, 06/10923

Rechtbank Haarlem, 30-10-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:1227 BH4209, 06/10923

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
30 oktober 2007
Datum publicatie
4 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BH4209
Zaaknummer
06/10923

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Controlerapport kan als grondslag dienen voor de naheffingsaanslag. Correctie tweede mobiele telefoon. Boete.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/10923

Uitspraakdatum: 30 oktober 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X BV, gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) opgelegd met dagtekening 27 oktober 2005 ten bedrage van € 2.379. Bij afzonderlijke beschikking met dezelfde dagtekening is een vergrijpboete van € 594 opgelegd.

1.2. Op 2 december 2005 heeft eiseres tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking een bezwaarschrift ingediend.

1.3. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 8 september 2006 heeft verweerder de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.923 en de boete tot € 364, tegen welke uitspraak eiseres op 19 oktober 2006 in beroep is gekomen.

1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft nadere stukken ingediend gedagtekend

8 januari 2007, 6 februari 2007 en 4 oktober 2007. Verweerder heeft nadere stukken ingediend gedagtekend 5 oktober 2007. Deze stukken zijn steeds in afschrift aan de wederpartij gestuurd.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2007 te Haarlem. Namens eiseres zijn verschenen A (gemachtigde) en B. Namens verweerder is verschenen C.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. In 2005 heeft bij eiseres een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonbelasting over het tijdvak 2000 tot en met 2004. De aandelen van eiseres zijn voor 80% in handen van A BV en voor 20% in handen van B BV. Enig directeur-grootaandeelhouder van A B.V. is D. Enig directeur-grootaandeelhouder van B BV is E. Naast het (middellijk) minderheidsbelang in het aandelenkapitaal van eiseres is E bij eiseres in dienstbetrekking als assurantieadviseur. Aan E is een mobiele telefoon ter beschikking gesteld. Naar aanleiding van het van dit boekenonderzoek gemaakte rapport heeft verweerder met betrekking tot de ter beschikking gestelde telefoon een forfaitair bedrag van € 22,69 per maand tot het loon van E gerekend en ter zake een naheffingsaanslag opgelegd.

2.2. In de uitspraak op bezwaar is rekening gehouden met het feit dat eiseres opgericht is op 5 februari 2001 en dat de naheffingsaanslag voor zover die ziet op de periode daaraan voorafgaand niet in stand kan blijven.

2.3. Lopende de procedure is een compromis bereikt over enkele onderdelen van de naheffingsaanslag. In het compromis is ook begrepen dat de naheffingsaanslag voor zover deze ziet op de ter beschikking gestelde telefoon wordt berekend naar het enkelvoudig tarief. De aanslag is overeenkomstig het compromis met dagtekening 19 januari 2007 ambtshalve verminderd tot € 1.120 en de boete tot 10%, € 112.

3. Geschil

3.1. In geschil is:

- of het controlerapport als grondslag voor de naheffingsaanslag kan dienen;

- of de correctie met betrekking tot de mobiele telefoon terecht is;

- de boete;

- de proceskostenvergoeding.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de boete.

3.3. Verweerder concludeert eveneens tot gegrondverklaring van het beroep maar tot handhaving van de naheffingsaanslag, zoals die met dagtekening 19 januari 2007 is verminderd.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat het controlerapport ongeldig moet worden verklaard, omdat het teveel onzorgvuldigheden en onjuistheden bevat. Op grond van art. 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan uitsluitend beroep worden ingesteld tegen een belastingaanslag en een voor bezwaar vatbare beschikking. Het uitgebrachte controlerapport valt daar niet onder. De inhoud van een dergelijk rapport komt aan de orde bij de behandeling van het beroep tegen een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. Onder omstandigheden is denkbaar dat eiseres haar bezwaar- en beroepschrift onvoldoende kan motiveren, indien uit het controlerapport niet is af te leiden wat er is gecorrigeerd en welke elementen hebben geleid tot de naheffingsaanslag. Voor zover dit argument in de stelling van eiseres ligt besloten, komt de rechtbank tot het oordeel dat van dergelijke omstandigheden niet is gebleken. Het uitgebreide rapport is voldoende duidelijk om de specifieke aard en omvang van de correcties te kunnen vaststellen. De naheffingsaanslag wijkt ook niet af van hetgeen in het rapport is vermeld. Dat betekent dat de naheffingsaanslag voldoende onderbouwd is en eiseres daarmee in de gelegenheid is geweest gemotiveerd een bezwaar- en beroepschrift in te dienen, hetgeen eiseres overigens ook heeft gedaan.

4.2. Met betrekking tot de ter beschikking gestelde mobiele telefoon overweegt de rechtbank het volgende. Art. 40, tweede lid van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (hierna: URLB 2001) bepaalt:

“Tot de vrije verstrekkingen behoort de verstrekking van een tweede of een volgende telefoon van de werknemer die geheel of nagenoeg geheel ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking wordt gebruikt.”

Niet in geschil is dat de mobiele telefoon van de heer E een tweede telefoon betreft. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich dat eiseres, die stelt dat de werknemer de tweede telefoon geheel of nagenoeg geheel voor de dienstbetrekking heeft gebruikt, dit aannemelijk maakt. Daarin is eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Eiseres heeft immers op geen enkele wijze controle uitgeoefend op het gebruik van de telefoon. Ook heeft eiseres niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat E de mobiele telefoon voor 90% of meer zakelijk heeft gebruikt, althans dat geen sprake is geweest van meer dan 10% privé-gebruik. Verweerder heeft daarom terecht het loon wegens het privé-gebruik van de mobiele telefoon verhoogd.

4.3. Verweerder heeft in alle jaren waarop de naheffingsaanslag ziet een forfaitair bedrag van € 22,69 bijgeteld. Dat is op grond van de tekst van art. 39 URLB 2001 juist voor de jaren met ingang van 2002. Voor het jaar 2001 bepaalde art. 39 URLB 2001 echter dat deze forfaitaire bijtelling slechts van toepassing was ter zake van een mede voor de dienstbetrekking gebruikte telefoon in de woning van de werknemer. Voor het in de heffing betrekken van het privé-gebruik van de mobiele telefoon kan alsdan voor 2001 geen aansluiting worden gezocht bij het forfaitaire bedrag van art. 39 URLB 2001, maar dient het werkelijk privé-gebruik, maar niet meer dan de werkelijke kosten, als uitgangspunt te worden genomen.

Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de werkelijke kosten moeten worden vastgesteld op € 15 per maand. Aangezien eiseres geen inzicht heeft kunnen verstrekken in de hoogte van het zakelijk gebruik stelt de rechtbank in afwijking van de bedragen die door verweerder in aanmerking zijn genomen het privé-gebruik van de telefoon voor 2001 vast op de werkelijke kosten zijnde € 15 per maand gedurende 11 maanden. Gezien de hoogte van het loon van E bedraagt de verschuldigde LB/PVV 42% hiervan.

4.4. Eiseres beroept zich voorts op het gelijkheidsbeginsel, in het bijzonder op toepassing van de meerderheidsregel. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan alleen slagen als sprake is van een ongelijke behan¬deling van gelijke gevallen voortkomend uit een door verweerder gevoerd begunstigend beleid of uit een oogmerk van begunstiging, dan wel wanneer de meerderheidsregel zou zijn geschonden. Voor een geslaagd beroep op de meerderheidsregel is in casu vereist dat in een meerderheid van vergelijkbare gevallen verweerder in afwijking van de wettelijke bepalingen de (forfaitaire) bijtelling achterwege heeft gelaten. De rechtbank oordeelt dat, nu eiseres op wie de bewijslast ter zake rust geen concrete gevallen heeft aangedragen waaruit dat blijkt, toepassing van de meerderheidsregel niet aan de orde is en verwerpt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.

4.5. Over de correctie ter zake van de mobiele telefoon heeft verweerder een vergrijpboete van uiteindelijk 10 % opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete passend en geboden nu eiseres iedere controle op het (privé-)gebruik achterwege heeft gelaten. Van eiseres mag verwacht worden dat zij zich op de hoogte had gesteld van de fiscale gevolgen van de verstrekking van een mobiele telefoon. Het is daarmee aan de grove schuld van eiseres te wijten dat te weinig belasting is betaald.

4.6. Op grond van het hiervoor overwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht de rechtbank termen aanwezig voor een veroordeling van de verweerder in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de vergoeding vast op de reiskosten per tweede klasse van het openbaar vervoer die de gemachtigde van eiseres heeft moeten maken om de zitting te kunnen bijwonen. De rechtbank begroot deze kosten op € 17. Ten aanzien van de kosten van beroepsmatig verleende bijstand heeft verweerder zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat daarvan geen sprake is. De rechtbank overweegt dienaangaande dat het verlenen van rechtsbijstand tot de beroepsmatige (kern)taak van de gemachtigde van eiseres moet behoren om een kostenvergoeding te kunnen verlenen. Daarvan is niet gebleken. De rechtbank acht daarom geen termen aanwezig voor het veroordelen van verweerder in de proceskosten voor beroepsmatig verleende bijstand.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak en vermindert de naheffingsaanslag tot op € 1.085 en stelt de boete vast op € 108;

- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten van € 17 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te betalen;

- wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan om het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 aan haar te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. T.A. de Hek, rechter, in tegenwoordigheid van drs. N. Hoens, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.