Home

Rechtbank Haarlem, 06-09-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2311 BH9846, 06/8098 en 06/6069

Rechtbank Haarlem, 06-09-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2311 BH9846, 06/8098 en 06/6069

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
6 september 2007
Datum publicatie
2 april 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BH9846
Zaaknummer
06/8098 en 06/6069

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Ondanks inschrijving in Kamer van Koophandel geen ondernemer. Eiser trad niet naar buiten toe als een ondernemer, had 1 opdrachtgever en liep geen debiteurenrisico.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB06/8098 en 06/6069

Uitspraakdatum: 6 september 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.040.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.789.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag 2001 en de aanslag 2002 gehandhaafd.

Eiser heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2007 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, A. Namens verweerder is verschenen drs. B. Eiser heeft ter zitting een pleitnota (met bijlagen) overgelegd en voorgedragen. De rechtbank rekent deze pleitnota (inclusief de bijlagen) tot de stukken van het geding.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiser heeft een volledige dienstbetrekking (36 uur per week) bij C. Zijn brutoloon in 2001 bedraagt € 31.786 en in 2002 € 33.365. Daarnaast is eiser in 1999 aangevangen met activiteiten, waaruit hij ook in 2001 en 2002 inkomsten genereerde. De activiteiten in de onderhavige jaren bestaan uit plaatsing, reparatie en onderhoud van CV’s en airco’s in opdracht van D BV. Voor deze werkzaamheden declareerde eiser aan D BV een bedrag per opdracht voor de gewerkte uren, de gemaakte kilometers en de gebruikte materialen. In de voorgaande en de onderhavige jaren zijn er geen andere opdrachtgevers dan D BV.

2.2. Eiser heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2001 gedaan naar een verzamelinkomen van € 28.964. Naar aanleiding van een door verweerder ingesteld boekenonderzoek over de jaren 1999 tot en met 2002 wordt het verzamelinkomen door middel van navordering nader vastgesteld op € 42.040.

De correcties ten opzichte van het aangegeven verzamelinkomen bestaan uit:

Aangegeven verzamelinkomen € 28.964

Bij: overige winstcorrecties (kosten; huur boeken) € 272

Bij: Correctie privé-gebruik auto € 4.199

Bij: Correctie investeringsaftrek € 6.218

Bij: Correctie scholingsaftrek € 1.626

Bij: Correctie ziektekosten € 761

Nader vastgesteld verzamelinkomen € 42.040

2.3. Eiser is bezwaar gekomen tegen de correcties investeringsaftrek, scholingsaftrek en ziektekosten. Daarnaast claimt eiser (eerst) in bezwaar de zelfstandigen- en startersaftrek.

2.4. Eiser heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2002 gedaan naar een verzamelinkomen van € 39.236. Naar aanleiding van het bovengenoemde boekenonderzoek wordt het verzamelinkomen nader vastgesteld op € 46.789. De correcties ten opzichte van het aangegeven verzamelinkomen bestaan uit:

Aangegeven verzamelinkomen € 39.236

Bij: overige winstcorrecties (kosten) € 260

Bij: overige winstcorrecties (telefoon) € 360

Bij: Correctie privé-gebruik auto € 6.604

Bij: Correctie scholingsaftrek € 208

Bij: Correctie ziektekosten € 121

Nader vastgesteld verzamelinkomen € 46.789

2.5. Eiser is in bezwaar gekomen tegen de correcties. Naar zijn mening dienen, naar de rechtbank begrijpt uit de cijferopstelling in de pleitnota, de correcties verminderd te worden met : € 110 (telefoon) en € 1.843 (subsidiair: € 340) (privé-gebruik auto). Daarnaast is eiser van mening dat hij recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek, dat zijn aftrekbare ziektekosten met € 1.416 vermeerderd dienen te worden en dat hij in 2002 recht heeft op investeringsaftrek ten bedrage van € 6.207.

3. Geschil en standpunten van partijen

2001

3.1.1. In geschil is de hoogte van eisers verzamelinkomen in het jaar 2001. Meer in het bijzonder verschillen partijen van mening over de vraag of de opbrengsten uit de onder 2.1. omschreven activiteiten moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming dan wel resultaat uit overige werkzaamheden, de vraag of de zelfstandigen- en de startersaftrek van toepassing zijn en of eiser terecht scholingsaftrek en ziektekostenaftrek heeft geclaimd.

3.1.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van € 31.625. Dit is het door verweerder vastgestelde belastbare inkomen, verminderd met de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de kosten van de cursusboeken Scheidegger, de scholingskosten en de ziektekosten.

Subsidiair bepleit eiser een belastbaar inkomen van € 41.768, gebaseerd op het door verweerder vastgestelde belastbare inkomen, verminderd met de kosten van de boeken in verband met een cursus gevolgd bij Scheidegger.

3.1.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

2002

3.2.1. In geschil is de hoogte van eisers verzamelinkomen in het jaar 2002. Voor dat jaar verschillen partijen, naast de in 3.1.1. ten aanzien van 2001 genoemde geschilpunten, van mening over de correctie vanwege het privégebruik van de telefoon, de investeringsaftrek vanwege de aanschaf van de auto en de correctie wegens het privégebruik van de auto.

3.2.2. Primair concludeert eiser tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van € 29.026. Dit is het door verweerder vastgestelde belastbare inkomen, verminderd met de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, investeringsaftrek ter grootte van € 6.207, een deel van de bijtelling van de auto (op basis van de voor de omzetbelasting in bezwaar geaccepteerde cataloguswaarde van de auto, welke moet worden gecorrigeerd vanwege het feit dat de auto in het jaar 2002 gedurende 358 en niet 365 dagen gebruikt is), een deel van het privégebruik van de telefoon en verminderd met een ziektekostenaftrek van € 1.416.

Subsidiair bepleit eiser een belastbaar inkomen van € 46.339; het door verweerder vastgestelde belastbare inkomen, verminderd met het privégebruik van de telefoon en een deel van het privégebruik van de auto.

3.2.3. Ter zitting legt verweerder zich neer bij het standpunt van eiser dat de in de auto gebouwde houten vloer geen onderdeel uitmaakt van de cataloguswaarde van de auto. Hetzelfde geldt voor de legeskosten en de stelling van eiser dat hij slechts 358 dagen over de auto heeft kunnen beschikken. Met betrekking tot de post ziektekosten deelt verweerder ter zitting mede geen bezwaar te hebben met de aftrek vanwege de huisapotheek, maar wel met de stelpost voor reiskosten vanwege bezoek aan artsen en specialisten. Verweerder is voorts van mening dat een beroep op het vertrouwensbeginsel, vanwege de voor de omzetbelasting geaccepteerde cataloguswaarde, niet kan slagen. Eiser heeft, aldus verweerder, immers geen schade geleden.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of de in de onderhavige jaren genoten opbrengsten uit de door eiser verrichte activiteiten verband houdende met het onderhoud en de plaatsing van CV’s en airco’s winst uit onderneming vormen of resultaat uit overige werkzaamheden. Eiser is van mening dat deze winst uit onderneming vormen, en dat hij derhalve recht heeft op de uit de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) voortvloeiende ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de investeringsaftrek.

4.2. In de onderhavige jaren had eiser één opdrachtgever en trad hij niet naar buiten met zijn activiteiten. Afgezien van zijn inschrijving bij de Kamer van Koophandel waren zijn ondernemingsactiviteiten niet publiekelijk bekend; de op zijn bus aangebrachte tekst is na 2002 geplaatst naar aanleiding van het toen aan eiser bekend geworden standpunt van verweerder dat er geen sprake was van een onderneming. Ook de website is eerst na 2002 actief geworden. Daarnaast liep eiser geen debiteurenrisico nu de particulieren en bedrijven waar hij CV’s en airco’s plaatste en repareerde een rekening ontvingen van en betaalden aan D BV. De facturering door eiser beperkte zich tot het periodiek indienen van een verzameldeclaratie aan zijn enige opdrachtgever, D BV. Voorts is hierbij van belang dat de facturering van eiser zich beperkte tot het in rekening brengen van vaste bedragen per gewerkt uur en onkostenvergoedingen. In deze situatie is, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake van een reëel debiteurenrisico. Voorts is niet aannemelijk geworden dat eiser anderszins ondernemersrisico liep. De enkele omstandigheid dat eiser werkzaamheden tot herstel van door hem gemaakte fouten in zijn eigen tijd moest verrichten en dat hij daarvoor geen vergoeding van D BV ontving, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

Deze feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat de door eiser genoten inkomsten met betrekking tot het onderhoud en plaatsing van CV’s en airco’s in de onderhavige jaren niet zijn aan te merken als winst uit onderneming, maar als resultaat uit overige werkzaamheden.

4.3. Eiser is van mening dat het feit dat de aangiften in 1999 en 2000, waarin hij de opbrengsten behaald met de activiteiten met betrekking tot het onderhoud en de plaatsing van CV’s en airco’s ook als winst uit onderneming heeft aangemerkt, bij hem het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat hij ook in onderhavige jaren als ondernemer zou worden aangemerkt. Echter, het enkele feit dat verzorgd uitziende aangiften gevolgd worden, zonder dat onderzoek is verricht naar het in die aangifte besloten liggende uitgangspunt dat sprake is van een onderneming, kan niet beschouwd worden als een bindende toezegging of een bewuste standpuntbepaling van de zijde van verweerder of van uitlatingen van zijn zijde die bij eiser de indruk hebben kunnen wekken van een zodanige bewuste standpuntbepaling. Onder die omstandigheden kan een beroep op het vertrouwensbeginsel niet worden gehonoreerd.

4.4. Nu er geen sprake is van winst uit onderneming heeft eiser in de onderhavige jaren geen recht op zelfstandigenaftrek, startersaftrek of investeringsaftrek. Of eiser al dan niet heeft voldaan aan het urencriterium, wat er ook zij van zijn urenadministratie, kan derhalve onbesproken blijven.

4.5. Met betrekking tot het jaar 2001 is voorts in geschil of eiser recht heeft op scholingsaftrek, aftrek voor de kosten van de cursus Scheidegger en aftrek vanwege gemaakte ziektekosten. Met betrekking tot de kosten voor de pc-cursus stelt verweerder dat dit een zeer algemene cursus is, die een ieder wel zou willen volgen. De rechtbank hecht geloof aan hetgeen eiser ter zitting hieromtrent heeft verklaard, dat hij de door de pc cursus opgedane kennis nodig heeft gehad om zijn activiteiten uit te breiden, contact met klanten per e-mail te kunnen hebben en te kunnen factureren, en is derhalve van oordeel dat deze kosten door eiser gemaakt zijn met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Ingevolge afdeling 6.7 van de Wet IB 2001 kunnen de door eiser gemaakte kosten van de pc cursus (€ 1.760, 67) en de kosten van de boeken voor de cursus Scheidegger (€ 272) als zijnde scholingsuitgaven in 2001 in aftrek gebracht worden op eisers belastbare inkomen uit werk en woning tot een bedrag van € 1.533 (afgeronde kosten minus de drempel genoemd in artikel 6.30 Wet IB 2001 ad € 500).

4.6. Met betrekking tot de door eiser in het jaar 2001 opgevoerde ziektekosten oordeelt de rechtbank als volgt. Verweerder acht een hoger totaalbedrag aan ziektekosten dan € 4.090 (het bedrag dat eiser in zijn aangifte heeft opgenomen) niet aannemelijk. In zijn beroepschrift stelt eiser de volgende kosten: € 4.070 ziektekostenverzekering, € 115 huisapotheek en € 100 reiskosten bezoek tandarts en specialist. Nu verweerder ter zitting heeft verklaard dat eiser inderdaad recht heeft op aftrek vanwege de huisapotheek, is de rechtbank van oordeel dat het totaal van de gemaakte ziektekosten € 4.185 bedraagt (€ 4.070 + € 115). Nu eiser met betrekking tot de reiskosten voor bezoeken aan tandarts en specialist heeft verklaard dat dit een stelpost betreft, en hieromtrent geen nadere gegevens heeft overgelegd, kan de rechtbank hem niet volgen in zijn stelling dat tevens reiskosten ter grootte van € 100 in aanmerking genomen zouden moeten worden. Ziektekosten kunnen slechts in aanmerking genomen worden voor zover zij de drempel, genoemd in artikel 6.24 Wet IB 2001 (van 11,2% van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek), overschrijden. Het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek dient, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in 2001 gesteld te worden op € 42.040 (het door verweerder vastgestelde inkomen), met als gevolg dat de door eiser gemaakte ziektekosten de drempel niet overschrijden (11,2% van € 42.040 = 4.708), en er derhalve geen ruimte is voor ziektekostenaftrek.

4.7. Het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2001 dient vastgesteld te worden op € 42.040 minus de in 4.5. genoemde persoonsgebonden aftrekpost vanwege scholingskosten, en derhalve op € 40.507.

4.8. Voor het jaar 2002 stelt eiser zich op het standpunt dat de bijtelling wegens privégebruik van de auto gesteld dient te worden op 25% van 18.972 (de voor de omzetbelasting na bezwaar geaccepteerde cataloguswaarde) x 358/365 (het aantal dagen dat eiser de auto in 2002 heeft kunnen gebruiken. Verweerder is het eens met de vermenigvuldiging met 358/365, vanwege het feit dat de auto op 7 januari 2002 in gebruik is genomen. Voorts is verweerder van mening dat eiser geen vertrouwen kon ontlenen aan de in bezwaar voor de omzetbelasting goedgekeurde cataloguswaarde. De rechtbank kan verweerder niet volgen in deze stelling. Eiser mocht er van uitgaan, dat nu voor de omzetbelasting in de bezwaarfase een cataloguswaarde van € 18.972 was geaccepteerd, de belastingdienst het standpunt heeft ingenomen dat dit ook de cataloguswaarde is voor de inkomstenbelasting. Dat de door eiser voorgestane cataloguswaarde is gevolgd omdat het voor de omzetbelasting slechts een klein verschil zou betreffen, doet hier niet aan af. Verweerders stelling, dat dit standpunt zozeer in strijd is met de wet dat eiser niet op naleving daarvan mocht rekenen, kan de rechtbank evenmin volgen. Verweerder baseert deze stelling immers op de factuur die bij de aanschaf van de auto is overgelegd, inclusief de door de dealer ingebouwde accessoires, en derhalve niet op de daadwerkelijke prijs vermeld in de catalogus van de fabrikant, noch de bijbehorende prijslijst voor accessoires, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet af te wijken van de door eiser genoemde, en voor de omzetbelasting geaccepteerde, cataloguswaarde. Gelet op het voorgaande dient de bijtelling wegens privégebruik van de auto te worden gesteld op (25% van € 18.972 x 358/365 =) € 4.652.

4.9. De rechtbank ziet in hetgeen eiser met betrekking tot de kosten voor het privégebruik van de telefoon heeft gesteld, geen aanleiding een lager bedrag dan € 360, het bedrag dat de eerdere adviseur van eiser genoemd heeft als zijnde de juiste correctie vanwege het privégebruik van de telefoon, in aanmerking te nemen.

4.10. Het belastbaar inkomen voor het jaar 2002 dient derhalve gesteld te worden op € 46.789 (het door verweerder vastgestelde belastbare inkomen) minus het verschil tussen de door verweerder gehanteerde correctie vanwege het privégebruik van de auto en de in 4.8. genoemde gecorrectie (€ 6.604 -/- € 4.652 = ) € 1.952, derhalve op € 44.837.

4.11. Gelet op het hierboven vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning (voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek) in 2002, bedraagt de drempel van artikel 6.24 Wet IB 2001 € 5.021. De drempel is derhalve hoger dan het totaal van de door eiser gestelde ziektekosten, met als gevolg dat geen recht bestaat op ziektekostenaftrek.

4.12. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen gegrond verklaard te worden.

5. Griffierecht en proceskostenveroordeling

Eisers proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op 2 (beroepschrift en verschijnen ter zitting) maal € 322 maal wegingsfactor 1 maal 1 (samenhangende zaken) = € 644.

Volledigheidshalve merkt de rechtbank in dit verband op dat voor de samenhangende zaken slechts één maal griffierecht is geheven en derhalve eenmaal vergoed dient te worden.

6. Beslissing

De rechtbank:

-verklaart de beroepen gegrond,

-vernietigt de onderhavige uitspraken op bezwaar,

-stelt het belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2001 vast op € 40.507,

-stelt het belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2002 vast op € 44.837,

-vermindert de navorderingsaanslag over het jaar 2001 overeenkomstig het voor dat jaar vastgestelde belastbare inkomen,

-vermindert de aanslag over het jaar over het jaar 2002 overeenkomstig het voor dat jaar vastgestelde belastbare inkomen,

-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 644 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden,

-gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiser betaalde griffierecht ad € 38 aan hem vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 6 september 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.A. Fase, voorzitter, mr.dr. A.M. van Amsterdam en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, rechters, in tegenwoordigheid van drs. N. Hoens, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.