Home

Rechtbank Haarlem, 25-06-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2043 BI0341, 06/5570

Rechtbank Haarlem, 25-06-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:2043 BI0341, 06/5570

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
25 juni 2007
Datum publicatie
7 april 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BI0341
Zaaknummer
06/5570

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Buitengewone uitgaven en aftrekbare onvoldoende aannemelijk gemaakt. Overlegde rekeningen zijn onvoldoende want daar blijkt niet uit dat deze ook daadwerkelijk betaald zijn. Stichting niet ingeschreven in KvK

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/5570

Uitspraakdatum: 25 juni 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft, met dagtekening 9 december 2005, aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.230.

Eiser heeft bij brief van 10 januari 2006, door verweerder ontvangen op 11 januari 2006, tegen de aanslag een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 maart 2006 het bezwaar van eiser afgewezen en de aanslag gehandhaafd. Daartegen is door eiser een beroepschrift ingediend dat door de rechtbank op 4 mei 2006 is ontvangen.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2007 te Haarlem. Namens eiser is daar verschenen mr. A (B Advocaten). Namens verweerder is verschenen C.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiser is gehuwd en heeft in het jaar 2004 inkomen genoten van D, de gemeente E en UWV (WAO en NWW) tot een totaalbedrag van bruto € 34.220.

2.2. Eiser heeft voor het jaar 2004 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.036. Daarbij heeft hij € 2.725 aan ziektekosten als buitengewone uitgaven en € 1.956 als aftrekbare giften in aanmerking genomen.

2.3. Aan eiser is met dagtekening 9 december 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.230. Bij de aanslag heeft verweerder meer dan in de aangifte opgenomen een bedrag van € 2.399 aan inkomen van D en een bedrag van € 104 aan inkomen van de Gemeente. Voorts heeft verweerder het in aanmerking te nemen drempelbedrag voor de ziektekosten vastgesteld op € 3.832 en de opgevoerde ziektekosten tot een bedrag van € 1.034 in aftrek toegelaten.

2.4. Bij zijn bezwaarschrift heeft eiser vervolgens aangegeven dat hij in 2004 een schenking aan een moskee heeft gedaan van € 3.900. Daarnaast heeft eiser ten aanzien van de buitengewone uitgaven aangegeven dat hij in 2004 € 3.059 aan ziekenfondspremie heeft betaald, € 680 aan tandartskosten heeft betaald, een eigen bijdrage voor een ooglaserbehandeling van € 1.600 voor zijn rekening heeft genomen, voor een operatie van hem en zijn echtgenote in België € 1.980 heeft betaald, voor medicijnen in verband met deze operaties € 860 heeft betaald, € 46 voor farmaceutische hulpmiddelen die niet zijn verstrekt op voorschrift van een arts en dat hij recht heeft op de arbeidsongeschiktheidsaftrek van € 776.

2.5. Verweerder heeft bij brief van 30 januari 2006 aan eiser verzocht om een specificatie en schriftelijke bewijsstukken te overleggen van de door hem in aanmerking genomen buitengewone uitgaven en aftrekbare giften. Bij brief van 21 maart 2006 heeft eiser vervolgens een nieuwe herziene aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ingediend. In deze aangifte heeft eiser € 5.169 als buitengewone uitgaven in verband met ziekte of invaliditeit en € 3.422 als aftrekbare giften in aanmerking genomen. Hierbij heeft eiser een afschrift van zijn bankrekening met daarop de door hem betaalde nominale ziekenfondspremie en een vijftal betalingsherinneringen van de behandelkosten in België overgelegd.

2.6. Bij zijn beroepschrift heeft eiser vervolgens kopieën van een zevental strookjes van Belgische acceptgiro’s, een kwitantie waarin is vermeld dat eiser op 17 maart 2004 € 3.900 heeft geschonken aan de Stichting F, een rekening van G, een totaalrekening over 2004 van H en een aantal tandartsrekeningen overgelegd.

3. Geschil

In geschil is of de door eiser aangegeven ziektekosten in aanmerking dienen te worden genomen als buitengewone uitgaven wegens ziekte. Voorts is in geschil of eiser recht heeft op aftrek van aftrekbare giften tot een bedrag van € 3.422. Tot slot is in geschil of verweerder veroordeelt dient te worden tot betaling van een proceskostenvergoeding.

Eiser beantwoordt deze vragen bevestigend en verweerder ontkennend.

Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding.

Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

Buitengewone uitgaven:

4.1. Ingevolge artikel 6.16, eerste lid aanhef en onderdeel a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001), zijn buitengewone uitgaven onder meer de uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling van de belastingplichtige. Gelet op het bepaalde in artikel 6.1 van de Wet IB 2001, is om als persoonsgebonden aftrekpost in aanmerking te worden genomen, vereist dat deze uitgaven op de belastingplichtige drukken.

4.2. In artikel 6.40 Wet IB 2001 is opgenomen dat uitgaven ter zake van persoonsgebonden aftrekposten (waaronder de buitengewone uitgaven) voor aftrek in aanmerking komen op het tijdstip waarop zij zijn betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend zijn geworden.

4.3. Ter zitting hebben partijen aangegeven dat de hoogte van het drempelbedrag (€ 3.832) van de buitengewone uitgaven niet in geschil is.

4.4. De rechtbank stelt voorop dat, nu eiser stelt dat hij uitgaven wegens ziekte heeft gedaan, een redelijke bewijslastverdeling met zich mee brengt dat eiser in dezen aannemelijk dient te maken dat hij in aanmerking komt voor de door hem voorgestane persoonsgebonden aftrek wegens buitengewone uitgaven.

4.5. Eiser heeft ter onderbouwing van de door hem gestelde uitgaven de onder 2.5. en 2.6. genoemde stukken overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat eiser hiermee onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de door hem gestelde kosten in 2004, behoudens de nominale ziekenfondspremie, heeft gemaakt. De overgelegde stukken betreffen slechts rekeningen en betalingsherinneringen waaruit op geen enkele wijze afgeleid kan worden dat de bedragen ook feitelijk zijn betaald.

Aftrekbare giften:

4.6. Ingevolge artikel 6.32, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 6.35 van de Wet IB 2001 zijn giften aan in Nederland gevestigde instellingen aftrekbaar. Artikel 6.33. aanhef en onder b, van de Wet IB 2001 bepaalt dat onder instellingen worden verstaan kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen.

4.7. Ingevolge artikel 6.39, eerste lid van de Wet worden giften in aanmerking genomen voor zover zij met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd.

4.8. De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat hij een gift aan een instelling als bedoeld in artikel 6.33 van de Wet IB 2001 heeft gedaan.

4.9. Eiser heeft daartoe de onder 2.6. genoemde kopie van een kwitantie overgelegd. Verweerder heeft gesteld dat de daarop genoemde Stichting F niet ingeschreven is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken (hierna: KvK) en hem ook anderszins niet bekend is. Eiser heeft niet weersproken dat de Stichting F niet is ingeschreven in het handelsregister van de KvK. Aldus heeft eiser, zonder nadere onderbouwing, naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat hij een gift heeft gedaan aan een instelling als bedoeld in artikel 6.33 van de Wet IB 2001.

4.10. Gelet op het vorenoverwogene heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij buitengewone uitgaven heeft gehad en aftrekbare giften heeft gedaan tot een hoger bedrag dan door verweerder bij het opleggen van de aanslag over het jaar 2004 reeds zijn geaccepteerd. Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 25 juni 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.E. Keulemans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Mulder, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.