Rechtbank Haarlem, 05-07-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:933 BL1621, 06-6129
Rechtbank Haarlem, 05-07-2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:933 BL1621, 06-6129
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 5 juli 2007
- Datum publicatie
- 4 februari 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2007:BL1621
- Zaaknummer
- 06-6129
Inhoudsindicatie
Aanslag leges. Doordat een bouwvergunning is aangevraagd, heeft het belastbare feit zich voorgedaan. De omstandigheid dat de aanvraag is ingetrokken, leidt er niet toe dat verweerder de aanslag niet mocht opleggen. De rechtbank stelt de bouwkosten in goede justitie vast op in totaal € 7.800.000. De aanslag is niet disporportioneel en de geraamde baten overstijgen niet de geraamde lasten.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/6129
Uitspraakdatum: 5 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X te Y, tevens h.o.d.n.n X te Y, eiseres,
gemachtigde: mr. A te Q,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen, verweerder,
gemachtigde: mr. B.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Met dagtekening 30 november 2005 heeft verweerder aan eiseres een aanslag leges opgelegd ten bedrage van in totaal € 296.482,38. Deze aanslag is als volgt gespecificeerd:
brandveiligheidstoets
bouwsom BP-62-2005 10.800.00 € 822,44
welstandscommissie regulier
bouwsom BP-62-2005 10.800.00 € 21.600,00
procedurekosten
BP-62-2005 5 € 2.710,00
leges reguliere bouwvergunning
bouwsom BP-62-2005 10.800.00 € 271.349,94
Aanslagbiljetbedrag € 296.482,38
1.2. Verweerder heeft op 30 december 2005 de aanslag ambtshalve verminderd tot
€ 191.239,90. Dit bedrag bestaat uit de volgende componenten:
Brandveiligheidstoets € 822,44
welstandscommissie regulier € 14.040,00
leges reguliere bouwvergunning € 176.377,46
1.3. Bij schrijven van 9 januari 2006 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag leges. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 mei 2006 de aanslag zoals ambtshalve verminderd gehandhaafd.
1.4. Eiseres heeft daartegen bij brief van 19 juni 2006 beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van 23 augustus 2006. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2007 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen voornoemde gemachtigde, vergezeld van C, projectontwikkelaar in dienst van eiseres. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen, bijgestaan door D en E, ambtenaren ter griffie van de gemeente. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
1.6. Partijen hebben bij brieven van 15 maart 2007 en 16 maart 2007 de rechtbank bericht dat het door hen op 14 maart 2007 gehouden overleg, waarin is gepoogd tot een vergelijk te komen, tot niets heeft geleid. Voorts heeft eiseres bij schrijven van 20 maart 2007 zich naar aanleiding van het schikkingsoverleg van 14 maart 2007 nader uitgelaten. Laatstgenoemde brief heeft de rechtbank geen aanleiding gegeven tot heropening van het onderzoek en de inhoud daarvan wordt bij de beoordeling van het geschil dan ook buiten beschouwing gelaten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Bij de gedingstukken bevindt zich een brief, gedateerd 13 mei 2004, van de directeur van de hoofdafdeling Water van Rijkswaterstaat, gericht aan de gemeente Velsen, afdeling Ruimte &Wonen (hierna: afdeling R&W), waarin onder meer staat vermeld:
"Reactie op conceptnota Beleidsnota windturbines 2004.
(...)
Medewerking aan plaatsing van windturbines op het sluizencomplex (of de sluiseilanden) is niet aan de orde (...) Verder wijs ik u nog op de planvorming omtrent de verbetering van de veiligheidssituatie voor de scheepvaart door VTS/Walradar. Plaatsing van windmolens op (...) de Spuisluis (...) zullen erg veel invloed hebben op de radardekking (...). Deze planvorming zal eveneens meegenomen moeten worden in de overweging om medewerking te verlenen aan initiatieven voor windturbines."
Van 17 januari tot en met 14 februari 2005 heeft in het stadhuis te R ter inzage gelegen het concept Beleidsplan Windturbines van de gemeente Velsen. In paragraaf 5.3.2 Locatie en 6.5 Conclusies is vermeld: "De lijn windturbines langs het Noordzeekanaal zal eindigen op het sluiscomplex. Planologische medewerking kan worden verleend aan verzoeken om op het zeesluizencomplex in het Noordzeekanaal ten noorden van het Binnen- en buitenspuikanaal een rij windturbines te plaatsen."
2.2. Eiseres heeft bij brief van 25 februari 2005 bij de gemeente Velsen een formulier met opschrift "Aanvraag bouwvergunning", gedateerd 24 februari 2005, ingediend.
In dit formulier is na de vraag "2a. Welke bouwvergunning vraag u aan?" het hokje "Reguliere bouwvergunning" aangekruist. Bij vraag 3 Lokale en kadastrale aanduiding van het bouwwerk/perceel en eigendomssituatie is bij 3a achter "Straat en huisnummer" vermeld "Landtong (a) R/Velsen". Na de vraag "3c Eigendomssituatie perceel/kavel" is het hokje "Eigen grond" aangekruist. Bij vraag 4a is aangegeven dat het bouwplan ziet op het "geheel oprichten van 6x Windturbine op 80 meter as hoogte". Bij vraag 6a is als bebouwde oppervlakte na uitvoering van de werkzaamheden vermeld "6x225 m²". Na vraag "8 Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW)" is vermeld "€ afhankelijk van definitieve detail".
Bij dit formulier waren bij de indiening onder meer de volgende stukken gevoegd:
- tekening van een windturbine met een ashoogte van 80 meter;
- een rapport met de titel Onderbouwing Windpark "Landtong a", gedateerd februari 2005, waarin een lijnopstelling van zes windturbines met een rotordiameter van 80 meter en een ashoogte van 80 meter wordt beschreven;
- een rapport met de titel Onderbouwing Windpark "Landtong a", gedateerd februari 2005, waarin een lijnopstelling van zes windturbines met een rotordiameter van 52 meter en een ashoogte van 35 meter wordt beschreven.
In de begeleidende brief van 25 februari 2005 staat onder meer:
"Bijgevoegd zenden wij U een aanvraag om bouwvergunning voor oprichting van een windturbinelijnopstelling op de landtong a te R/Velsen. Het betreft een aanvraag voor 6 windturbines, op 80 meter ashoogte. Ter nadere onderbouwing van de ingediende bouwvergunning sluit wij als bijlage (...). Graag zouden wij op korte termijn in nader overleg met de gemeente deze aanvraag aanvullen met in goed overleg ingevulde nadere details."
2.3. Bij schrijven van 7 maart 2005 heeft de afdeling R&W aan eiseres onder meer het volgende meegedeeld:
"Hierbij deel ik u mede dat uw bouwaanvraag op 28-2-2005 is ontvangen. Deze aanvraag heeft betrekking op het oprichten van 6 windturbines (...). Op grond van de gemeentelijke Legesverordening zijn voor het in behandeling nemen van een bouwaanvraag legeskosten verschuldigd. Deze zijn gebaseerd op de vastgestelde bouwkosten van € 0. Indien de vastgestelde bouwkosten afwijken van het door u opgegeven bedrag en u hiermee niet kunt instemmen, verzoek ik u binnen een termijn van 1 week na dagtekening van dit schrijven dit schriftelijk aan bouwtoezicht te berichten. In dit geval dient u het opgegeven bedrag te onderbouwen met een begroting of offerte, waaruit is op te maken hoe het bedrag is opgebouwd."
2.4. Bij brief van 8 maart 2005 gericht aan de gemeente Velsen, Afdeling Bouw en Woningtoezicht, deelt eiseres onder meer het volgende mee:
"Wij willen U deze informatie graag verstrekken, maar hiervoor dienen eerst (in overleg met de gemeente) nadere details bij de bouwaanvraag vastgesteld te worden (denk hierbij aan hoogte, type, vermogen, e.d.) (...) Wij verzoeken U dan ook om de behandeling van de bouwaanvraag aan te houden tot het gesprek met de gemeente heeft plaatsgevonden zodat we de noodzakelijke nadere gegevens kunnen verstrekken."
2.5. Bij brief van 9 maart 2005 heeft de afdeling R&W de ontvangst van de aanvraag bouwvergunning nogmaals bevestigd en daarbij onder meer meegedeeld:
"Op grond van de gemeentelijke Legesverordening zijn voor het in behandeling nemen van een bouwaanvraag legeskosten verschuldigd. Deze zijn gebaseerd op de vastgestelde bouwkosten van € 6.000.000. Indien de vastgestelde bouwkosten afwijken van het door u opgegeven bedrag en u hiermee niet kunt instemmen, verzoek ik u binnen een termijn van 1 week na dagtekening van dit schrijven dit schriftelijk aan bouwtoezicht te berichten. In dit geval dient u het opgegeven bedrag te onderbouwen met een begroting of offerte, waaruit is op te maken hoe het bedrag is opgebouwd."
2.6. Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen (hierna: B&W)hebben bij schrijven van 25 april 2005 aan eiseres onder meer het volgende bericht:
"Gezien u bij vraag 8 van het aanvraagformulier om bouwvergunning geen bouwkosten of een raming van de kosten heeft ingevuld, hebben wij in eerste instantie een schatting gemaakt van de bouwkosten voor 6 windturbines. Gezien windturbines specialistische bouwwerken betreffen hebben wij nader onderzoek gedaan naar de bouwkosten van windturbines van de door u gevraagde afmeting.
Ons is een prijs voor de bouwkosten van € 1.800.000 per windturbine opgegeven. Dit bedrag zullen wij hanteren voor de legesheffing met een totaal € 10.800.000. De feitelijke vaststelling van de leges geschiedt door onze heffingsambtenaar. (...)
Indien u niet kunt instemmen met het hierboven genoemde bedrag, dan adviseren wij u dit alsnog schriftelijk te berichten."
2.7. Bij brief van 24 mei 2005, gericht aan de gemeente Velsen, heeft eiseres onder meer het volgende meegedeeld:
"Tot op heden zijn wij nog in overleg met de grondeigenaar om te bepalen of en zo ja, op welke manier windturbines geplaatst kunnen worden. Zodra uit dit overleg meer duidelijkheid is gekomen, zullen wij de gemeente voorzien van aanvullende gegevens over de hoogte van de legeskosten. Dit kunnen wij op dit moment nog niet geven, omdat er eerst meer helderheid dient te komen over het exacte ruimtegebruik, de toegang en ontsluiting van de locatie. Al deze zaken zijn bepalend voor het exacte type turbine, mogelijk het aantal en daarmee de bouwsom."
2.8. Bij brief van 15 november 2005 hebben B&W eiseres meegedeeld dat de door haar voorgestelde plaatsing van 6 windturbines in strijd is met de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dat medewerking alleen kan geschieden door middel van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en dat, na ontvangst van een goede schriftelijke ruimtelijke onderbouwing van eiseres, een verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan zal worden overwogen.
2.9. Met dagtekening 30 november 2006 heeft verweerder aan eiseres de onder 1.1. genoemde legesaanslag opgelegd van € 296.482,38.
2.10. Eiseres heeft bij brief van 15 december 2005, gericht aan de gemeente Velsen de aanvraag bouwvergunning ingetrokken en daarbij verzocht de heffing van leges te laten vervallen.
2.11. Bij beschikking van 30 december 2005 heeft verweerder de aanslag van 30 november 2006 ambtshalve verminderd tot € 191.239,90.
2.12. Ingevolge artikel 2 van de in de gemeente Velsen geldende Legesverordening 2005 (hierna: Verordening) worden onder naam "leges" rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening worden de leges geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
De tarieventabel luidt - voor zover van belang - als volgt:
"Bouwkosten
12.1.1 Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan de aanneemsom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
12.1.2 De aanvrager van een bouwvergunning is gehouden bij die aanvraag een begroting van de bouwkosten, de gehele afwerking inbegrepen, te overleggen. Aan de hand van deze begroting stelt het college van burgemeester en wethouders het bedrag van de bouwkosten vast, ter zake waarvan de leges worden geheven.
(...)
Bouwvergunningen en schetsplannen
12.2.1 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van:
(...)
12.2.1.3 Een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning (...) indien de bouwkosten (...) € 225.000,-- of meer bedragen € 6.975,00 vermeerderd met 2,5% waarmee de bouwkosten € 225.000,-- te boven gaan.
(...)
12.2.1.7 De leges bedragen voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een beoordeling van een bouwinitiatief met betrekking tot de vraag of op basis van genoemd bouwinitiatief een bouwvergunning zou kunnen worden verleend € 1.000,00
(...)
Teruggaaf
Teruggaaf is alleen van toepassing op de leges genoemd in artikel 12.2.1. en 12.6 (bouwleges en welstandsleges) en niet op de procedurekosten en brandveiligheidsleges. (...)
12.3.1.2 Indien op een later tijdstip (...) na het in behandeling nemen van een aanvraag tot bouwvergunning doch vóór het verlenen van de vergunning, deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt op aanvraag teruggaaf van 35% van de geheven leges verleend.
(...)
12.5.3 De leges (...) worden vermeerderd (...) in verband met de door de brandweer te verrichten brandveiligheidstoets (...) bij een bouwsom van € 226.890 of meer € 822,44
(...)
Verhogingen in verband met de toetsing aan welstandscriteria
(...)
12.6.2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een reguliere bouwvergunning moet worden verleend en hierover het advies van de welstandscommissie moet worden ingewonnen, worden de in 12.2.1.3 genoemde percentages verhoogd met 0,2% van de totale bouwsom.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de aanslag leges terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
3.2. Eiseres stelt zich - samengevat en zakelijk weergegeven - primair op het standpunt dat zij geen aanvraag voor een reguliere bouwvergunning, maar een aanvraag voor het verkrijgen van een beoordeling van een bouwinitiatief heeft ingediend en dat ter zake een legesaanslag tot een bedrag van € 1.000 kan worden opgelegd. Daarnaast voert eiseres aan dat nu de ingediende aanvraag is ingetrokken, duidelijk is dat van bouwkosten en derhalve van legesheffing geen sprake kan zijn. Maar sls al sprake zou zijn van een aanvraag om bouwvergunning, dan heeft verweerder de hoogte van de bouwkosten en dientengevolge de hoogte van de leges onjuist vastgesteld. Het was immers nog niet duidelijk welk aantal en welk type windmolens geplaatst zou gaan worden, zodat eiseres geen onderbouwing kon geven van de bouwkosten. Ten onrechte is verweerder bij de aanslag uitgegaan van een aanvraag om bouwvergunning voor zes windmolens met een ashoogte van 80 meter. Bovendien zijn de bouwkosten voor dergelijke windmolens op een te hoog bedrag vastgesteld. Eiseres voert voorts aan dat de hoogte van de legesaanslag buitenproportioneel is en dat de reële kosten daarmee in geen verhouding staan. De geraamde baten overstijgen de geraamde lasten, aldus eiseres.
Eiseres voert voorts aan dat de legesheffing in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel omdat op het moment van het indienen van de aanvraag bij de gemeente reeds bekend was dat de eigenaar van de grond nooit zou meewerken aan het plaatsen van windmolens op de gewenste locatie. Ten slotte voert eiseres aan dat de onderhavige heffing van leges in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Eiseres concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging van de aanslag.
3.3. Verweerder stelt zich - samengevat en zakelijk weergegeven - op het standpunt dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan, nu eiseres een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning heeft ingediend. Op het aanvraagformulier heeft eiseres vermeld dat sprake is van eigen grond en in de bij het aanvraagformulier ingediende onderbouwing heeft eiseres vermeld dat zij van Rijkswaterstaat de mogelijkheid heeft gekregen om de locatie verder te ontwikkelen. Het (verder) ontwikkelen van de locatie is een zaak tussen eiseres en Rijkswaterstaat, waarbij de gemeente geen partij is. Voorts stelt verweerder dat de leges tot een juist bedrag zijn geheven. Eiseres heeft op de aanvraag aangegeven dat de aanvraag bouwvergunning betrekking heeft op zes windturbines met een as-hoogte van 80 meter. Van de bouwkosten daarvan heeft eiseres nimmer een opgave gedaan. Bij de legesheffing is uitgegaan van het (reële) bedrag van € 1.800.000 per turbine dat het bureau Vergunningen en Uitvoeringen van de gemeente Velsen heeft geadviseerd. Tot slot stelt verweerder dat de leges niet buitenproportioneel hoog zijn en dat het voorts niet is vereist dat een rechtstreeks verband bestaat tussen de leges en de daadwerkelijke door de gemeente gemaakte kosten.
Verweerder bestrijdt dat hij in strijd met het vertrouwensbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of eiseres een aanvraag tot verkrijging van de beoordeling van een bouwinitiatief dan wel een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning heeft ingediend. Eiseres stelt dat zij een aanvraag tot het verkrijgen van een beoordeling van een bouwinitiatief heeft ingediend. Zij beroept zich daarbij op uitlatingen van verweerder in de processtukken en de passage uit het zich bij de stukken bevindende concept Beleidsplan Windturbines van de gemeente Velsen (hierna concept Beleidsplan), pagina 32: "Initiatiefnemers die windturbines willen gaan plaatsen op het grondgebied van Velsen dienen een bouwaanvraag in te dienen." Eiseres benadrukt daarbij telkens het woord "initiatief". De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De aanvraag van eiseres is - gelet op de bewoordingen van het onder 2.2. genoemde formulier en de begeleidende brief - door verweerder terecht aangemerkt als een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning. De tekst van zowel het formulier als de begeleidende brief laten daarover geen onduidelijkheid bestaan. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat van eiseres, gezien de aard van haar bedrijfsactiviteiten, verwacht mag worden dat zij bekend is met procedures rond de verlening van bouwvergunningen. De door eiseres genoemde passage uit het concept Beleidsplan werpt op het voorgaande geen ander licht, nu ook in die passage uitdrukkelijk wordt gesteld dat een aanvraag voor een bouwvergunning moet worden gedaan. Anders dan eiseres in dit verband nog betoogt, heeft verweerder in zijn verweerschrift niet erkend dat met het onder 2.1. genoemde formulier een aanvraag tot het verkrijgen van een beoordeling van een bouwinitiatief werd gedaan.
4.2. De stelling van eiseres dat de gemeente Velsen door het in behandeling nemen van de aanvraag onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij wist dat Rijkswaterstaat als eigenaar van de grond nooit zou instemmen met het plaatsen van windmolens op de locatie a en dat legesheffing om die reden achterwege moet blijven, volgt de rechtbank evenmin. Ten aanzien van de onder 2.1. genoemde brief van Rijkswaterstaat, waarop eiseres zich in dit verband beroept, hebben partijen geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de vraag of de door eiseres beoogde locatie in de brief door Rijkswaterstaat wordt genoemd als locatie waar plaatsing van windturbines niet aan de orde is. Wat daar van zij, verweerder heeft eiseres nimmer voorgeschreven noch eiseres daartoe expliciet uitgenodigd, dat zij specifiek voor deze locatie een aanvraag tot verkrijging van een bouwvergunning moest indienen. Ook de tekst van het concept Beleidsplan bevat die uitnodiging aan eiseres niet. In het Beleidsplan worden blijkens de tekst de planologische mogelijkheden en beleidsvoornemens verkend alsmede de juridische stappen die nodig zijn voor realisering van de plannen. Dat eiseres met de gemeente in telefoongesprekken voorafgaande aan de indiening het aanvragen van een bouwvergunning heeft besproken, zoals eiseres nog heeft aangevoerd, is onvoldoende voor het oordeel dat het indienen van de aanvraag en de financiële consequenties daarvan niet aan eiseres kunnen worden toegerekend. De keuze voor deze locatie heeft eiseres, zo heeft zij ter zitting toegelicht, gebaseerd op het concept Beleidsplan. Eiseres is vervolgens zelf in overleg met de eigenaar van de grond getreden over de verdere ontwikkeling van het bouwplan. Dat dit overleg tussen eiseres en Rijkswaterstaat niet heeft geleid tot toestemming voor, c.a. medewerking aan, de bouw van de windturbines op in eigendom van het Rijk (Rijkswaterstaat) zijnde grond kan verweerder niet worden tegengeworpen en dient voor risico van eiseres te blijven.
4.3. Het belastbare feit waarvoor de onderhavige aanslag is opgelegd is "het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning", waarbij de hoogte van de aanslag wordt bepaald aan de hand van de hoogte van de bouwkosten. Het belastbare feit heeft zich gelet op het onder 4.1 overwogene voorgedaan, zodat verweerder in beginsel tot vaststelling van een aanslag op basis van dat feit mocht overgaan, hoe onbillijk het ook overkomt dat eiseres in een situatie waarin zij kennelijk slechts ter aftasting van mogelijkheden een voor haar als voorlopig bedoelde aanvraag heeft ingediend, terwijl vooraf zeer grote onzekerheid zowel bij eiseres als de gemeente over de mogelijkheden van realisering van het project bestond en de gemeente slechts zeer beperkt kosten heeft moeten maken.
4.4. Onder bouwkosten wordt - kort gezegd - verstaan de aanneemsom voor het uit te voeren werk. Ten aanzien van de vraag op welk werk de door eiseres ingediende aanvraag tot bouwvergunning zag, overweegt de rechtbank dat daarbij moet worden uitgegaan van hetgeen door eiseres in het onder 2.2. genoemde formulier is vermeld in samenhang bezien met de na indiening daarvan tussen eiseres en afdeling R&W gevoerde correspondentie, met name de onder 2.4. en 2.7. genoemde brieven van eiseres, waaruit blijkt dat het aantal en het type van de te bouwen windturbines nog niet definitief vastlagen. Gelet hierop ziet de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank op een bouwplan waarvan de inhoud en omvang nog niet geheel vaststond. In ieder geval was wel duidelijk dat de maximale omvang van het bouwplan 6 windturbines met een maximale ashoogte van 80 meter omvatte. Bij die stand van zaken is verweerder bij het opleggen van de aanslag terecht uitgegaan van hetgeen maximaal werd aangevraagd, dus van 6 windturbines met een ashoogte van 80 meter.
4.5. Nu eiseres geen aanneemsom of raming van de bouwkosten heeft gegeven, diende verweerder, althans het college van burgemeester en wethouders, op grond van artikel 12.1.1. en 12.1.2 van de Verordening zelf de bouwkosten vast te stellen. Na advisering door het bureau Vergunningen en Uitvoering van de gemeente Velsen zijn de bouwkosten geschat op € 1.800.000 per windturbine, derhalve € 10.800.000 voor het totaal. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dit bedrag is ontleend aan informatie afkomstig van de website van eiseres zelf, de Universiteit Twente en de energiewereld. Deze door verweerder gegeven onderbouwing van de bouwkosten, die in feite niet meer behelst dan een verwijzing naar genoemde websites en waarbij geen inzicht is gegeven in de bouwkosten van de hier in het geding zijnde windturbines op de daarvoor beoogde locatie, acht de rechtbank onvoldoende. Verweerder heeft de aanslag daarom ten onrechte gebaseerd op dat hoge bedrag aan bouwkosten. Eiseres heeft de hoogte van de bouwkosten betwist, doch heeft van haar zijde de in beroep gestelde bouwkosten van in totaal € 1.800.000 evenmin overtuigend onderbouwd. Bovendien is dit door eiseres genoemde bedrag gebaseerd op de bouw van zes windturbines met een ashoogte van 35 meter, terwijl zoals hiervoor reeds is overwogen bij de vaststelling van de bouwkosten moet worden uitgegaan van de bouw van zes windturbines met een ashoogte van 80 meter.
De rechtbank ziet na het voorgaande aanleiding de bouwkosten in goede justitie vast te stellen op € 1.300.000 per windturbine, in totaal derhalve op € 7.800.000. Het beroep is in zoverre gegrond.
4.5. Voor zover eiseres haar stelling handhaaft dat bij intrekking van de aanvraag geen leges verschuldigd is, omdat in dat geval geen sprake is van bouwkosten, oordeelt de rechtbank dat deze stelling niet kan slagen, nu het belastbare feit niet de verlening van de bouwvergunning is, maar het in behandeling nemen van de aanvraag daartoe. Niet in geschil is dat de aanvraag in behandeling is genomen. De (geraamde) bouwkosten zijn slechts van belang voor het bepalen van de hoogte van de leges en daarbij is niet van belang of de kosten al dan niet daadwerkelijk zijn gemaakt.
4.6. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat de door verweerder ter zake van de aanvraag gemaakte kosten in geen verhouding staan tot de in rekening gebrachte leges overweegt de rechtbank dat de keuze van een heffingsmaatstaf nadrukkelijk is voorbehouden aan de gemeenteraad en dat geen verband hoeft te bestaan tussen de hoogte van de leges en de omvang van de dienst.
4.7. De stelling van eiseres dat de geraamde baten van de in de Verordening geregelde rechten uitgaan boven de geraamde lasten ter zake, verwerpt de rechtbank. De in artikel 229b van de Gemeentewet neergelegde opbrengstnorm geldt voor het totaal van de in de Verordening opgenomen diensten, en niet per dienst of groep van diensten. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2005, nr. 40 072, BNB 2005/113. Verweerder heeft in beroep een overzicht overgelegd van de geraamde baten en lasten dat ten grondslag ligt aan de tariefstelling in de Verordening voor het jaar 2005. Daaruit blijkt dat de kostendekkenheid van het geheel van de in de Verordening genoemde diensten 80,53% is. Ten aanzien van het onderdeel bouw- en woningtoezicht, waarop de onderhavige legesheffing is gebaseerd, bedraagt dit percentage 99,03. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres op dit punt heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het overzicht. Verweerder heeft daarmee tegenover de niet nader onderbouwde stellingen van eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat de geraamde opbrengsten de geraamde kosten van de Verordening niet overschrijden. Dat het definitieve overzicht is opgemaakt na de behandeling van de begroting in de gemeenteraad leidt niet tot een ander oordeel, nu verweerder onweersproken heeft gesteld dat de daarna genomen bezuinigingsmaatregelen (neergelegd in de budgetrapportages 2005) al voorafgaand aan het vaststellen van de onderhavige Verordening door de gemeenteraad waren goedgekeurd.
4.8. Eiseres heeft ten slotte gesteld dat de heffing in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft daartoe gesteld dat door het langs elkaar heen werken van de diverse gemeentelijke afdelingen de aan haar gedane toezeggingen niet door verweerder zijn nagekomen. Daarbij wijst eiseres in het bijzonder op de passage in de brief van de gemeente van 21 december 2005, waarin is opgenomen "Voorts stelt u dat tussen u en de gemeente Velsen constructief overleg is geweest, hetgeen wij bevestigen. Wij zullen dit dan ook binnen onze mogelijkheden blijven doen. Uw verzoek tot het laten vervallen van de legesheffing zullen wij op basis van de mogelijkheden van de Legesverordening afhandelen. Hieromtrent ontvangt u binnenkort nader bericht". Anders dan eiseres leest de rechtbank hierin niet een toezegging van de zijde van de gemeente dat heffing van leges geheel achterwege zou worden gelaten. Er is derhalve geen grond voor het oordeel dat bij eiseres in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat heffing volledig achterwege zou blijven. Verweerder heeft de aanslag wel in overeenstemming met de Legesverordering op 30 december 2006 ambtshalve verlaagd.
4.9. De rechtbank stelt vast dat tegen de in geding zijnde aanslag voor zover die ziet op de ter zake van de brandveiligheidstoets en ter zake van het advies van de welstandscommissie in rekening gebrachte bedragen geen grieven zijn aangevoerd.
4.10. Het vorenoverwogene brengt mee dat het beroep gegrond is, de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd en de aanslag moet worden verminderd tot € 138.589,94 met de volgende specificatie:
brandveiligheidstoets € 822,44
welstandscommissie regulier
(€ 7.800.000 * 02,%) * 65% € 10.140,00
leges reguliere bouwvergunning
€ 6.975 + (€ 7.575.000 * 2,5%) = € 196.350
€ 196.350 * 65% € 127.627,50
5. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de
kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644, zijnde de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ad € 644 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot € 138.589,94 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrag van € 644, onder aanwijzing van de gemeente Velsen die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden;
- gelast dat de gemeente Velsen het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juli 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, voorzitter, mr. R.H.M. Bruin en mr. A.E. Keulemans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier.
De griffier is niet in staat
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.