Rechtbank Haarlem, 09-06-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:1135, AWB-06_5214
Rechtbank Haarlem, 09-06-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:1135, AWB-06_5214
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 9 juni 2008
- Datum publicatie
- 6 april 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:1135
- Zaaknummer
- AWB-06_5214
Inhoudsindicatie
artikel 52 AWR
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/6186
Uitspraakdatum: 9 juni 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord, kantoor Zaandam, verweerder.
06/5214
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 10 augustus 2004 voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (IB/PVV 1999) berekend naar een belastbaar inkomen van f 19.207, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van f 362.
1.2. Met dagtekening 7 april 2006 heeft verweerder bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag IB/PVV 1999 gehandhaafd en de opgelegde boete verminderd tot ƒ 181.
1.3. Bij brief van 17 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op 18 mei 2006, heeft eiser hiertegen beroep ingesteld. Bij brief van 18 juli 2006 zijn de gronden van het beroep aangevuld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met het onderzoek in de zaken met nummers 06/5214, 06/5215 en 06/6187 tot en met 06/6192, plaatsgevonden op 27 maart 2008. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door drs. [A] . Namens verweerder zijn verschenen mr. M.C.M. van Zon en F. de Boer.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Eiser was in de periode van 31 juli 1999 tot en met 30 juli 2001 werkzaam als taxichauffeur. Zijn werkzaamheden verrichtte hij in het verband van een vennootschap onder firma (V.O.F. [# 1] ), waarvan hij één van de vennoten was. Binnen deze taxionderneming maakte eiser in genoemde periode gebruik van een personenauto, merk Toyota type [B] , met kenteken [# 2] (hierna: de auto). Het kenteken van de auto stond op naam van eiser. De auto werd gebruikt voor het verrichten van taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000. De cataloguswaarde van de auto was ƒ 56.765 (€ 25.762).
Per 5 juni 2000 is [C] toegetreden tot de V.O.F. [# 1] . Vanaf 1 juli 2000 maakten eiser en [C] beiden (afwisselend en in gelijke mate) gebruik van de auto voor taxivervoer.
De in geding zijnde navorderingsaanslag is vastgesteld aan de hand van de resultaten van een bij eiser ingesteld boekenonderzoek. In het rapport van dit boekenonderzoek, gedateerd 14 juli 2004, is onder meer vermeld:
"3.2. Kilometertelleronderbreker
Uit aan de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens is gebleken dat in de auto met het kenteken [# 2] een kilometertelleronderbreker is ingebouwd. Als de kilometertelleronderbreker tijdens het rijden is ingeschakeld blijven de kilometerteller, de snelheidsmeter en de dagteller normaal doorlopen. Pas na afloop van het gebruik van de onderbreker springt de kilometerstand terug naar de beginstand bij het inschakelen van de onderbreker.(…)"
Eiser heeft met Taxameter inbouw- en reparatiebedrijf [D] (hierna: [D] ) een afspraak gemaakt voor het verrichten van werkzaamheden aan de auto op 2 augustus 1999.
In de afsprakenagenda van dit bedrijf staat het volgende vermeld bij 2 augustus 1999:
" [# 1] Toyota [B]
Inb nw tx38 + 2e fase
Nw motorola leveren + div.
Tel [# 3] – [# 4] "
Het eerste telefoonnummer staat in het telefoonboek vermeld als telefoonnummer van eiser.
Op een factuur van [D] die gericht is aan eiser met factuurdatum 2 augustus 1999 is onder meer vermeld:
ART NUM |
OMSCHRIJVING |
PRIJS |
00000050 |
TAXAMETER [# 5] |
989.00 |
00000051 |
TAXAMETER 1E FASE KEUR |
125.00 |
00000052 |
TAXAMETER 2E FASE KEUR |
200.00 |
00000054 |
TAXAMETER DAKLICHT REL |
17.50 |
00000002 |
TAXAMETER INBOUW |
285.00 |
00000100 |
DIV. KLEIN MATERIAAL |
20.00 |
00000137 |
MOTOROLA MOB. |
1275.00 |
00000015 |
ANTENNE PLUG |
15.00 |
00000016 |
ANT VOET MAGNETISCH ME |
115.00 |
00000003 |
INBOUW MOBILOFOON |
185.00 |
Onder bijlage 9 bij het verweerschrift zijn facturen van [E] B.V. opgenomen waarop kilometerstanden van de auto van eiser genoteerd zijn. Ook zijn hierbij rittenkaarten van eiser gevoegd. In een spreadsheet heeft verweerder de door hem geconstateerde verschillen tussen de kilometerstanden die blijken uit de administratie van eiser en de kilometerstanden die zijn vermeld in de facturen opgenomen. De geconstateerde verschillen zijn niet constant gelijk of consequent op- of aflopend, maar fluctueren.
Als bijlage 17 bij het verweerschrift heeft verweerder diverse proces-verbalen gevoegd uit het dossier met nummer 20267 van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, welk dossier betrekking heeft op een strafrechtelijke onderzoek naar fraude met kilometertelleronderbrekers.
Bij het eerste opgenomen proces-verbaal met PV code [# 6] is onder het kopje ‘Met betrekking tot het jaar 1999’ op pagina 2 onder meer het volgende opgenomen:
"op 4 december 2000 verklaart 3e verdachte (…) ( [# 7] ):
“Om afspraken te noteren voor het inbouwen van een onderbreker werd in begin gebruik gemaakt van een gele stift, later van de term diversen”. "
Ook zijn bij deze bijlagen verklaringen opgenomen van onder andere de eigenaren van [D] en van [F] , een werknemer van dit bedrijf. In deze proces-verbalen is onder meer opgenomen dat kilometertelleronderbrekers werden ingebouwd, dat hiervan door [F] aantekeningen werden gemaakt, dat afspraken hiervoor in de agenda werden genoteerd onder de term ‘diversen’ en dat de vergoeding voor inbouw van de kilometertelleronderbrekers buiten de boekhouding werd gehouden.
In de auto van eiser is een taxameter ingebouwd. De taxameter kan onder meer aangeven wat de behaalde omzet ("oprijsom") is, het aantal ritten, het aantal verreden kilometers, de kilometers gereden door een taxi met een klant ("kilometers bezet") en kilometers onbezet, de begin- en eindtijd per dienst en per rit weergeven. Eiser heeft de gegevens van de taxameter niet bewaard en evenmin geprint.
3 Geschil en standpunten van partijen
In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd en of daarbij terecht en tot het juiste bedrag een vergrijpboete is opgelegd. De hoogte van de navorderingsaanslag is tussen partijen niet in geschil.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting.
4 Beoordeling van het geschil
Ter zitting heeft eiser zijn beroepen met nummers 06/6187 (WAZ 2000), 06/6188 (ZFW 2000), 06/8189 (WAZ 2001) en 06/8190 (ZFW 2001) ingetrokken onder de toezegging van verweerder dat de in die zaken betrokken navorderingsaanslagen en boetes ambtshalve zullen worden afgedaan in overeenstemming met hetgeen in deze zaak wordt overwogen en beslist. In dit verband heeft verweerder voorts toegezegd dat per 1 juli 2000 aan eiser de helft van de bijtelling wordt toegerekend.
Ingevolge artikel 42, tweede en vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) worden bij het bepalen van winst uit onderneming de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot een bedrag van ten minste twintig procent van de catalogusprijs - met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto's en motorrijwielen - van de auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming, tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
Gelet op de tekst van de Wet rust op eiser de last om overtuigend aan te tonen dat de auto voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Eiser is vrij in de wijze waarop hij dit bewijs levert. Op verweerder rust de last om zijn stelling dat in de auto een kilometertelleronderbreker (hierna: kto) is ingebouwd aannemelijk te maken.
Aan de door verweerder in dit verband in geding gebrachte stukken ontleent de rechtbank het sterke vermoeden dat in de taxi van eiser een kto was ingebouwd. Hierbij neemt de rechtbank onder meer in aanmerking de opname van de term ‘div’ in de afsprakenagenda bij de naam van het taxibedrijf van eiser en de processen-verbaal zoals opgenomen in bijlage 17 bij het verweerschrift. De rechtbank leidt hieruit af dat het tot de gebruikelijke werkzaamheden van [D] behoorde om naast taxameters ook kto's in taxi’s in te bouwen. Aannemelijk is geworden op grond van deze stukken dat het in verband met inbouw van een kilometerteller gebruikelijk was om in de agenda de aanduiding ‘diversen’ op te nemen. De door eiser niet afdoende verklaarde verschillen tussen de op basis van de taxameter bijgehouden kilometeradministratie en de door de garage genoteerde kilometerstanden versterken voorgenoemd vermoeden van de rechtbank.
Eiser stelt dat de vermelding van de term ‘diversen’ in de agenda van [D] in dit geval geen betrekking had op de inbouw van een kto, maar op divers materiaal, zoals de op de factuur vermelde antennevoet en antenneplug. De rechtbank verwerpt deze stelling en is van oordeel dat het veeleer voor de hand ligt dat de overige posten op de factuur betrekking hebben op zaken die verband houden met de inbouw van de mobilofoon en taxameter. De post op de factuur ‘div. klein materiaal’ lijkt een sluitpost te zijn. De rechtbank acht niet aannemelijk dat een dergelijke sluitpost dan wel benodigdheden voor of accessoires bij de inbouw van een mobilofoon en/of taxameter in de afsprakenagenda van [D] apart genoteerd werden met de algemene vermelding ‘div’.
Het voorliggende bewijs en de verklaringen van eiser en anderen afgewogen is het aan de stukken te ontlenen sterke vermoeden dat in de auto van eiser een kto was ingebouwd onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat in de auto een kto was ingebouwd. De rechtbank acht evenzeer aannemelijk dat de kto ook is gebruikt. Onder deze omstandigheden dient bij de beoordeling van de door eiser overgelegde rittenadministratie rekening te worden gehouden met de inbouw en het gebruik van een kto. Dientengevolge is de aan de kilometerteller te ontlenen stand niet betrouwbaar en kunnen aan de registratie door en de diverse tussenstanden van de kilometerteller geen waarde worden gehecht. Eiser heeft dan ook met de door hem bijgehouden administratie of anderszins niet overtuigend aangetoond dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.
Eiser beroept zich voorts op het gelijkheidsbeginsel en stelt dat het onjuist invullen van rittenkaarten in vergelijkbare gevallen voor verweerder geen reden is geweest tot het opleggen van een naheffings- of navorderingsaanslag. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst hij naar door de Belastingdienst opgestelde controlerapporten van andere taxi-ondernemers. De inspecteur heeft gesteld dat de situatie van eiser zich van de gevallen waarin geen navordering of naheffing heeft plaatsgevonden onderscheidt, doordat in het geval van eiser een kto in de auto was ingebouwd. Naar het oordeel van de rechtbank lag het op de weg van eiser om tegenover het door de inspecteur gevoerde verweer, een begin van bewijs te leveren dat in de door hem genoemde gevallen sprake was van een ondernemer die in zijn taxi een kto had laten inbouwen. In dit bewijs is eiser niet geslaagd. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt dan ook verworpen.
Het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de conclusie dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd.
Voorts is aan eiser een vergrijpboete opgelegd bij de navorderingsaanslag ter hoogte van 50% van het bedrag van de nagevorderde belasting. In bezwaar is deze boete verminderd tot 25% van het bedrag van de nagevorderde belasting in verband met cumulatie met in andere zaken opgelegde boetes. Eiser heeft niet een sluitende en betrouwbare administratie gevoerd. Verwezen wordt naar het hiervoor onder 4.4. tot en met 4.6. overwogene. Daarmee heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aanslag tot een te laag bedrag zou worden vastgesteld of dat anderszins te weinig belasting zou worden geheven. Een vergrijpboete is derhalve op zijn plaats, en de opgelegde boete als verminderd in bezwaar acht de rechtbank in beginsel passend en geboden.
Ter zitting is, gelet op het tijdsverloop sinds de melding in het controlerapport van juli 2004 dat aan eiser een boete zal worden opgelegd, komen vast te staan dat in dit geval sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Desgevraagd heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de boete om die reden verlaagd zou moeten worden tot 20% van het bedrag van de nagevorderde belasting. De rechtbank sluit zich hierbij aan en zal de opgelegde boete verminderen tot ƒ 144 (€ 65,34).