Home

Rechtbank Haarlem, 14-01-2008, BC2727, 06/7018

Rechtbank Haarlem, 14-01-2008, BC2727, 06/7018

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 januari 2008
Datum publicatie
12 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BC2727
Zaaknummer
06/7018

Inhoudsindicatie

Douane. Het CDW heeft geen bijzondere aanwijzing gegeven voor de wijze waarop de mededeling van de boeking dient te worden gemotiveerd, anders dan dat deze met reden moet zijn omkleed. De UTB is niet in strijd met het recht opgelegd, te meer nu niet is gebleken dat eiseres ernstig in haar verdedigingsbelangen is benadeeld. Blijkens het opschrift van hoofdstuk 63 worden geconfectioneerde artikelen van textiel in dit hoofdstuk ingedeeld. Aangezien zowel katoen als polyester onder het begrip textiel vallen is het onderscheid tussen katoen en polyester voor de indeling in hoofdstuk 63 geen dermate onderscheidend kenmerk van de producten dat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1218/1999 naar analogie niet kan worden gevolgd. De onderhavige producten moeten derhalve worden ingedeeld onder GN-code 6306 9900.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 06/7018

Uitspraakdatum: 14 januari 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

D B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Aan eiseres is door verweerder op 28 april 2005 een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 10.760,02 met als specificatie “douanerechten op industriële producten”.

Eiseres heeft op18 mei 2005 een bezwaarschrift tegen de UTB ingediend.

Verweerder heeft bij uitspraak van 6 juni 2006 de UTB het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 28 juni 2006, ontvangen bij de rechtbank op 29 juni 2006, beroep ingesteld, nader aangevuld bij brief met bijlagen door de rechtbank ontvangen op 25 september 2006.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2007 te Haarlem.

Namens eiseres zijn daar verschenen haar gemachtigden A en B, bijgestaan door. C, adjunct-directeur van D BV., voorheen de besloten vennootschap E B.V.. Namens verweerder zijn verschenen F en G.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres heeft in opdracht van E B.V. te Q (hierna: E) in de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 de hierna vermelde aangiften voor het vrije verkeer gedaan van tuinpaviljoens/partytenten:

IM4 0000 1 d.d. 18-05-2002

IM4 0000 2 d.d. 18-05-2002

IM4 0000 3 d.d. 27-05-2002

IM4 0000 4 d.d. 28-06-2002

IM4 0000 5 d.d. 22-11-2002

IM4 0000 6 d.d. 03-01-2003

IM4 0000 7 d.d. 03-01-2003

IM4 0000 8 d.d. 29-01-2003

2.2. Tevens heeft eiseres in opdracht van E in genoemde periode een aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor zijwanden:

IM4 0000 9 d.d. 03-07-2002

2.3. Naar de juistheid van deze aangiften is vervolgens door verweerder bij E een onderzoek ingesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgesteld in het controlerapport van 7 oktober 2005. In het controlerapport is onder meer het volgende opgenomen:

“3.1.1 Parasols

Gedurende de controleperiode zijn 212 aangiften ten invoer voor parasols gedaan onder goederencode 6601.1000.00, tuinparasols en dergelijke. (…)Voor wat betreft de parasols concluderen wij dat de aangifte voor het vrije verkeer qua indeling in de gecombineerde nomenclatuur en douanewaarde juist gedaan is en dat de juiste rechten bij invoer zijn afgedragen.

3.1.2 Paviljoens, partytenten

E B.V. spreekt in de catalogus over:

A D paviljoens, welke zijn uitgevoerd met een extra dik frame, flexibele nylon hoekstukken en een hoogwaardige kwaliteit doek, waarbij de bijbehorende zijwanden los verkrijgbaar zijn. De paviljoens worden aangeboden inclusief haringen, scheerlijnen en polyester opbergzak (catalogus 2004 type F en G);

B D aluminium paviljoens, welke volledig van aluminium zijn, behalve de hoekstukken en het nokstuk. Deze zijn van gegalvaniseerd en powder coated metaal voor de stabiliteit. Het doek is speciaal behandeld en ook hier zijn de bijbehorende zijwanden los verkrijgbaar (catalogus 2004 type H en I, waarbij de H compleet met twee hardhouten bloembakken en twee schappen wordt aangeboden).

3.2 Goederencodes

De bewoordingen partytent en tuinpaviljoen worden in de handel blijkbaar door elkaar gebruikt. Wij spreken in dit rapport vervolgens over tuinpaviljoen.

Partytenten en tuinpaviljoens worden ingedeeld onder tariccode 6306 9100 00 of 6306 9900 00. De indeling is afhankelijk van de materiaalsoort van het dak: katoenen weefsels gaan naar tariccode 6303 9100 00 en de andere materialen gaan naar tariccode 6306 9900 00. Deze indeling is gebaseerd op de algemene regels 1, 3b en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 op hoofdstuk 63, alsmede de tekst van de GS-post 6306 en de tarifering 2 op de GN-code 6303.9100. Deze tarifering toont ook een foto van een tuinpaviljoen en komt nagenoeg overeen met de ‘G’-paviljoen uit het assortiment van E BV. Ter zake zijn meerdere BTI’s afgegeven (…).

Het materiaal voor de staanders en de vorm ervan is voor de indeling niet van belang. Voor de indeling is wel van belang de samenstelling van het frame: uitklapbare tuinpaviljoens dienen te worden ingedeeld onder tariccode 6601 1000 00. Met uitklapbaar wordt bedoeld, dat de tuinpaviljoen gelijk een parasol wordt uitgeklapt. Bij de binnen de controle beoordeelde tuinpaviljoens bestaat het frame uit losse delen met een los doek. Dit blijkt in voldoende mate uit de omschrijving en afbeelding in de catalogus.

Van de 212 aangiften ten invoer met GN-code 6601.1000 die tijdens de controleperiode zijn gedaan, hebben wij vastgesteld dat het bij 48 invoerregels gaat om paviljoens in plaats van parasols. Deze goederen dienden aangegeven te worden onder GN-code 6303.9100. Dit houdt in dat 48 maal onjuist is ingedeeld en dit leidt tot een correctie.

De ingevoerde zijpanelen zijn voorzien van bevestigingspunten en bevestigingsmiddelen die passen op contrapunten van een bepaald type tuinpaviljoen. Dit blijkt in voldoende mate uit de omschrijving en afbeelding van de tuinpaviljoens in de catalogus. Kleur en afmetingen zijn volledig afgestemd op het tuinpaviljoen. Zij dienen dan ook te worden ingedeeld onder de post van het tuinpaviljoen als zijnde toebehoren.”

2.4. Naar aanleiding van de resultaten van deze controle heeft verweerder aan eiseres de onder 1 genoemde uitnodiging tot betaling uitgereikt met indeling van de tuinpaviljoens en de zijwanden onder post 6306.9900 GDT, met als percentage douanerecht 12,2%, waarbij het verschil aan invoerrechten tussen voormelde indelingsposten ad in totaal € 10.760,04 is nagevorderd met de mededeling: “Tot behoud van rechten in verband met verjaring. Motivering volgt later door middel van het controle rapport”.

3. Geschil

In geschil is of verweerder terecht de tuinpaviljoens heeft ingedeeld onder GN-code 6306.9900 of dat de goederen, zoals eiseres voorstaat, terecht waren ingedeeld in 6601.1000 (tuinpaviljoens) c.q. 6603.9000 (zijwanden) van het GDT. Daarbij is eiseres van mening dat de UTB’s onvoldoende gemotiveerd en zorgvuldig tot stand zijn gekomen.

4. In geschil zijnde posten, regels en toelichtingen

4.1. De door eiseres voorgestane post luidt als volgt:

66.01 Paraplu's en parasols (wandelstokparaplu's, tuinparasols en dergelijke artikelen daaronder begrepen)

6601 1000 - tuinparasols en dergelijke artikelen

Volgens een aanvullende toelichting van de IDR worden als tuinparasols en dergelijke artikelen beschouwd:

“Deze post omvat paraplu's en parasols van alle soorten, met inbegrip van wandelstokparaplu's, zitstokparaplu's, parasols voor ceremonieën, tuin-, markt- en terrasparasols, parasoltenten en dergelijke artikelen, ongeacht de stof waarvan het overtrek, de stok, het handvat of het geraamte zijn vervaardigd, met uitzondering van paraplu's en parasols, die bestemd zijn om te dienen als speelgoed of als carnavalsartikel (hoofdstuk 95). Bedoelde artikelen blijven onder deze post ingedeeld ook indien zij zijn voorzien van garnituren of toebehoren, ongeacht de stof waarvan deze zijn vervaardigd. Het overtrek mag zijn vervaardigd van weefsel, kunststof, papier, of elke andere stof, en mag zijn geborduurd, of zijn versierd met kant, tule of passementwerk.

Wandelstokparaplu's zijn paraplu's in een foedraal van stijf materiaal, waardoor het geheel het uiterlijk van een wandelstok heeft.

Parasoltenten zijn grote parasols voorzien van een rand die tot op de grond hangt en kan worden vastgezet met pennen en koord zoals bij een gewone tent, of met zandzakken.

De stokken en naalden zijn gewoonlijk van hout, bamboe, rotan, kunststof of metaal. Zij mogen zijn voorzien van handvatten of knoppen, vervaardigd van dezelfde materialen als de stokken of geheel of gedeeltelijk van edele metalen of metalen geplateerd met edele metalen, ivoor, hoorn, been, barnsteen, schildpad, paarlemoer, enz. en eventueel versierd met edelstenen of halfedelstenen (natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde), enz. De handvatten en knoppen mogen zijn overtrokken met leder of ander materiaal en zijn voorzien van koord, eikeltjes, kwastjes, linten en dergelijke toebehoren. Van deze post zijn uitgezonderd:

a. foedralen voor paraplu’s en dergelijke, ook indien aangeboden met de artikelen waarvoor zij bestemd zijn, doch niet daarop zijn bevestigd, worden ingedeeld naar hun aard en samenstelling;

b. strandtenten die niet de kenmerken vertonen van eigenlijke parasols of parasoltenten (post 63.03).”

4.2. De door verweerder voorgestane post luidt als volgt:

63.06 Dekkleden en zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke; tenten; zeilen voor schepen, zeilplanken, zeilwagens en zeilkleden; kampeerartikelen (…):

(…)

- tenten:

(…)

- andere:

6306 9100 - - van katoen

6306 9900 -- van andere textielstoffen

De Toelichting IDR bij deze post luidt als volgt:

“1. (…)

4. Tenten zijn gemaakt uit een tamelijk zwaar weefsel, doch soms ook uit een lichte stof, van synthetische of kunstmatige vezels, van katoen of gemengde textielstoffen, al dan niet bekleed, bedekt of gelamineerd, of wel van linnen. Zij bestaan gewoonlijk uit een dak (enkel of dubbel) en wanden (enkel of dubbel) waardoor een besloten ruimte wordt gevormd. Onder de post vallen zowel grote tenten (zoals circustenten), als tenten voor militairen, kampeertenten, (lichtgewichttenten daaronder begrepen), strandtenten, enz. Deze artikelen mogen worden aangeboden met de bijbehorende palen, pennen, spantouwen en andere benodigdheden van deze soort.

Voortenten voor kampeerwagens, met het karakter van tenten, worden als tenten aangemerkt. Zij zijn gewoonlijk gemaakt van stevig weefsel van synthetische of kunstmatige textielvezels of van tamelijk zwaar linnen. Deze tenten bestaan gewoonlijk uit drie wanden en een dak en worden tegen de kampeerwagen geplaatst om de woonruimte daarvan te vergroten.

Van deze post zijn parasoltenten bedoeld bij post 66.01 uitgezonderd.”

5. Standpunten van partijen

5.1. Eiseres voert als grief aan dat de UTB niet is gemotiveerd en onzorgvuldig is tot stand gekomen. Voorts is eiseres van mening dat de goederen moeten worden ingedeeld in hoofdstuk 66. Het beroep van de inspecteur op de Verordening (EG) nr. 1218/1999 van de Commissie van 14 juni 1999 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PbEG 1999, L148/13) in werking getreden op 6 juli 1999 (hierna: de Indelingsverordening) moet worden verworpen, omdat het product niet ziet op het product waarop de Indelingsverordening van toepassing is. Analoge toepassing van de Indelingsverordening volgens de criteria van het arrest Krings van het Hof van Justitie van de EG van 4 maart 2004 in de zaak C-130/02 op het onderhavige product kan niet slagen. Eiseres wijst daarbij op de uitspraak van de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 november 2004, nummer 04/3956 DK. Volgens eiseres is de bestemming van het product wel een bruikbaar indelingscriterium. Wanneer gekozen moet worden uit een tent of een parasol, is duidelijk dat een tuinpaviljoen of partytent meer de bestemming heeft van parasol. Eiseres haalt daarbij de betekenis van het woord parasol uit de vijftiende en meest recente druk van Van Dale “hedendaags Nederlands” aan. Tenslotte wijst eiseres op de volgende nationale jurisprudentie met betrekking tot de indeling in hoofdstuk 66 van de onderhavige producten: uitspraak van de Tariefcommissie van 12 mei 1997 (0259/95 TC), UTC 1997/25 en van de Douanekamer van het Hof Amsterdam van 12 oktober 2004 (02/4264 DK).

5.2. Verweerder bestrijdt de standpunten van eiseres en is van mening dat niet voorbij kan worden gegaan aan de Indelingsverordening. De producten zijn weliswaar niet identiek, maar het verschil is van ondergeschikt belang.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. Eiseres heeft ter zitting medegedeeld, wat de indeling van partytenten van de modellen H en I betreft, thans van mening te zijn dat het gelijk aan verweerder is en dat daarover geen geschil meer bestaat. De rechtbank volgt partijen hier in.

De totstandkoming en het motiveringsgebrek van de bestreden beschikking.

6.2. Ingevolge artikel 78 van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) is verweerder bevoegd een controle na de invoer in te stellen Het CDW bevat geen voorschrift op grond waarvan een dergelijke controle op een bepaald tijdstip zou moeten plaatsvinden. Verweerder is derhalve vrij in het kiezen van het tijdstip waarop hij de controle doet plaatsvinden, zelfs indien de controle plaatsvindt vlak voor het verstrijken van een verjaringstermijn. Indien uit de controle blijkt dat een lager bedrag is geboekt dan het wettelijk verschuldigde bedrag, dient ingevolge artikel 220, eerste lid, CDW de boeking van het in te vorderen of aanvullend in te vorderen bedrag aan rechten te geschieden binnen een termijn van twee dagen te rekenen vanaf de datum waarop de douaneautoriteiten deze situatie hebben vastgesteld en het wettelijk verschuldigde bedrag kunnen berekenen en zij de schuldenaar kunnen aanwijzen. Deze termijn van twee dagen kan op grond van artikel 219 CDW worden verlengd. De verlengde termijn mag maximaal 14 dagen bedragen. Het concept controlerapport is opgesteld op 19 april 2004 en de mededeling van de boeking is gedaan op 28 april 2004. De rechtbank constateert dat verweerder wat de controle achteraf en de boeking betreft, gehandeld heeft in overeenstemming met de voorschriften van het CDW.

6.3. De mededeling die verweerder van de boeking heeft gedaan overeenkomstig artikel 221 van het CDW, brengt ingevolge artikel 222 een betalingsverplichting met zich. Deze mededeling is derhalve ingevolge artikel 4, vijfde lid, CDW een beschikking betreffende toepassing van de douanewetgeving. Uit het derde lid van artikel 6 CDW volgt dat schriftelijk genomen beschikkingen die ongunstige gevolgen hebben voor de personen tot wie zij zijn gericht, door de douaneautoriteiten met redenen worden omkleed.

6.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CDW anders dan dat de mededeling “op een daartoe geëigende wijze” dient te geschieden en voor zover het betreft beschikkingen die ongunstige gevolgen hebben voor de personen tot wie zij zijn gericht, geen bijzondere aanwijzing gegeven voor de wijze waarop de mededeling van de boeking dient te worden gemotiveerd, anders dan dat deze met reden moet zijn omkleed. De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt in artikel 22a dat de mededeling, bedoeld in artikel 221, eerste lid, van het CDW, geschiedt door het vaststellen van een UTB.

6.5. Gelet op vorenstaande kan al wat eiseres heeft gesteld omtrent de strijdigheid van de bestreden beschikking en de totstandkoming daarvan met de Algemene wet bestuursrecht, in verband met de blokkerende werking van het Gemeenschapsrecht geen doel treffen.

6.6. Hoewel de rechtbank met eiseres van oordeel is dat de onder 2.4. aangehaalde formulering op de UTB als motivering te kort schiet, blijkt uit de feitelijke gang van zaken dat verweerder kort na de mededeling eiseres voldoende informatie heeft verschaft omtrent de redenen voor het opleggen van de UTB. Zo heeft verweerder op 4 mei 2005 een lijst met de desbetreffende aangiftenummers aan belanghebbende gezonden en op 10 mei 2005 is het conceptrapport aan gemachtigde van eiseres gefaxed. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermede niet dermate in strijd met het CDW heeft gehandeld dat daaraan de consequentie zou moeten worden verbonden dat de UTB in strijd met het recht is opgelegd, te meer nu niet is gebleken dat eiseres ernstig in haar verdedigingsbelangen is benadeeld.

De indeling in het gemeenschappelijke douanetarief

6.7. De Indelingsverordening bepaalt in artikel 1, juncto de bijlage onder punt 6 kolommen 1 en 2 dat een tuinpaviljoen (afmetingen 3 m × 3 m), bestaande uit een verhemelte van dik weefsel (100% katoen), dat wordt aangeboden met metalen staanders die het raamwerk moeten vormen en spanners waarmee het kan worden vastgezet aan de grond en waarvan het weefsel het dak vormt en de vier staanders bedekt, moet worden ingedeeld onder de GN-code 6306 9100.

6.8. Uit het arrest Krings van het Hof van Justitie van de EG van 4 maart 2004 in de zaak C-130/02 (punt 35) volgt dat de toepassing naar analogie van een indelingsverordening, op producten die vergelijkbaar zijn met die waarop deze verordening betrekking heeft, bevorderend is voor een coherente uitlegging van de GN en voor de gelijke behandeling van de deelnemers aan het economisch verkeer.

6.9. De rechtbank beantwoordt de vraag of de onderhavige tuinpaviljoens vergelijkbaar zijn met het onder 6.7. bedoelde tuinpaviljoen bevestigend. Het enige verschil tussen de tuinpaviljoens bestaat uit de stof waaruit het verhemelte is gemaakt. Bij de onderhavige tuinpaviljoens bestaat het verhemelte uit polyester. Blijkens het opschrift van hoofdstuk 63 worden geconfectioneerde artikelen van textiel in dit hoofdstuk ingedeeld. Aangezien zowel katoen als polyester onder het begrip textiel vallen is het onderscheid tussen katoen en polyester voor de indeling in hoofdstuk 63 geen dermate onderscheidend kenmerk van de producten dat de toepassing naar analogie niet kan worden gevolgd. De onderhavige producten moeten derhalve worden ingedeeld onder GN-code 6306 9900. Het gelijk is aan verweerder. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

7. Proceskosten

De rechtbank ziet geen grond voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.

8. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 14 januari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. L.G. Jobse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.