Home

Rechtbank Haarlem, 25-01-2008, BC3356, 05/1352

Rechtbank Haarlem, 25-01-2008, BC3356, 05/1352

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
25 januari 2008
Datum publicatie
20 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3356
Formele relaties
Zaaknummer
05/1352

Inhoudsindicatie

Rente aftrek is mogelijk wanneer er een verplichting tot het betalen van rente is overeengekomen of gehandhaafd. Daarvoor is van belang of een verandering in feiten en omstandigheden ten opzichte van het jaar 1996 de conclusie wettigt dat de verplichting tot het betalen van rente door eiseres aan haar aandeelhouder is komen te herleven. Eiseres heeft het niet aannemelijk kunnen maken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/1352

Uitspraakdatum: 25 januari 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Met dagtekening 31 januari 2001 heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 1997 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van f 307.437. Tevens heeft verweerder aan eiseres aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd voor de jaren 1998 tot en met 2002.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 28 februari 2005 de aanslagen over de jaren 1997 en 1999 gehandhaafd, de aanslag over het jaar 2002 verminderd en de bezwaren tegen de aanslagen over de jaren 1998, 2000 en 2001 niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 7 april 2005 beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen met betrekking tot de aanslagen over de jaren 1997, 1999 en 2002 geregistreerd onder procedurenummer 05/1352 en de beroepen met betrekking tot de jaren 1998, 2000 en 2001 onder procedurenummer 05/2596.

Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

Eiseres heeft bij brief van 1 oktober 2007 een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift aan verweerder gezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2007 te Haarlem. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde A, bijgestaan door B. Namens verweerder is verschenen C, bijgestaan door D. Partijen hebben ieder voor zich pleitnota's voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan elkaar en aan de rechtbank. Ter zitting heeft eiseres de beroepen met betrekking tot de jaren 1998 tot en met 2002 ingetrokken nadat verweerder heeft toegezegd de eventuele gevolgen van onderhavige uitspraak ambtshalve op die aanslagen toe te passen.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiseres heeft als bedrijfsomschrijving houdster- en financieringsactiviteiten alsmede het zijn van commanditair vennoot. Zij is opgericht op 14 september 1990 onder de naam W door V. Alle aandelen in eiseres werden door V gehouden. Tot en met 31 december 1993 vormde V met eiseres een fiscale eenheid in de zin van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna Wet Vpb). Eiseres verwierf in 1990 een deelneming in een beursgenoteerde vennootschap. De aankoop van de deelneming werd gefinancierd met een lening van V. In 1992 is de deelneming in de beursgenoteerde vennootschap met verlies vervreemd. De schuld aan V heeft eiseres voor een deel met de verkoopopbrengst afgelost. Zij behield een restantschuld.

2.2. In 1994 zijn de aandelen in en de resterende vordering op eiseres door V overgedragen aan Exploitatiemaatschappij T. Per 1 januari 1994 is eiseres zelfstandig belastingplichtige geworden voor de vennootschapsbelasting. De activiteiten van eiseres zijn in 1994 gestaakt en sedert dat jaar bezit eiseres geen activa. De enige balanspost van eiseres is de schuld aan haar aandeelhouder, T. Van 1994 tot en met 1997 is op die schuld niet afgelost. Wel werd rente berekend welke bij de hoofdsom van de schuld werd gevoegd.

2.3. In de aangifte over 1996 heeft eiseres opgave gedaan van een verrekenbaar verlies bestaande uit de in 1996 over de schuld bijgeschreven rente ten bedrage van f 2.000.976, welke verrekening bij het vaststellen van de aanslag door de inspecteur is gecorrigeerd. Het geschil heeft uiteindelijk geleid tot het arrest van 3 december 2004 (nr. 40 082, BNB 2005/93), waarin de Hoge Raad – voor zover hier van belang – het volgende heeft overwogen:

“(…) De stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat de activiteiten van [eiseres] uiterlijk in 1994 zijn gestaakt en dat [eiseres] in ieder geval sedert 1994 geen activa meer bezat. Onder die omstandigheden moet worden aangenomen dat [eiseres] en haar aandeelhouder, aan wie [eiseres] de hoofdsom schuldig was, niet in werkelijkheid een verplichting van [eiseres] aan haar aandeelhouder ter zake van de hoofdsom rente te betalen hebben tot stand gebracht dan wel gehandhaafd. Mitsdien is voor aftrek van rente geen plaats.(…)”

2.4. Eiseres is als commandiet toegetreden tot de vennootschap S. In een aan de overeenkomst met de naam "commanditaire vennootschap S” gehechte bijlage is het volgende vermeld:

"(…) Bijlage 1

Commandiet Handtekening Datum

Mutaties commandieten sedert november 1996

(...)

82. X (handtekening) 5-6-97

(...)"

2.5. In een overeenkomst gedagtekend 15 juli 1997 tussen Q. (voorheen genaamd T), en P is het volgende vermeld:

" Cessie Vordering

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Q], voorheen [T] (...) hierna genoemd "cedent";

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [P] (...)hierna genoemd "cessionaris";

3. [eiseres] (...) hierna genoemd "de schuldenaar" (...)

Partijen komen overeen als volgt:

1. Cedent verkoopt hierbij aan cessionaris en draagt in eigendom over aan cessionaris, gelijk cessionaris bij deze koopt en in eigendom aanvaardt: de vordering van cedent op schuldenaar, ten belope van (...) (f 28.178.087,47), met inbegrip van alle aan deze vordering verbonden rechten en zekerheden inclusief de rechten op betaling van rente en incassokosten.

2. Deze verkoop en koop geschiedt voor een koopsom van (...) (f 139.999). (…)"

2.6. In een brief van 15 juli 1997 bevestigt P aan eiseres dat met betrekking tot de van Q overgenomen vordering, gezien de financiële positie van eiseres, is overeengekomen dat die vordering met ingang van 15 juli 1997 renteloos wordt.

2.7. Op 22 oktober 1997 zijn de aandelen in eiseres door Q overgedragen aan P. Directeur en enig aandeelhouder van P is M. Bij akte van 17 juni 1998 is de naam van eiseres gewijzigd in X.

2.8. Eiseres heeft over het jaar 1997 aangifte gedaan van een verlies van f 857.466. Daarbij heeft zij een bedrag van f 1.164.903, zijnde de in de periode van 1 januari 1997 tot 15 juli 1997 belopen rente over de gecedeerde vordering, ten laste van haar resultaat gebracht.

2.9. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag de renteaftrek gecorrigeerd en de aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van f 307.437.

3. Geschil

Partijen zijn in geschil over het antwoord op de vraag of eiseres bij het bepalen van de winst over 1997 een bedrag van f 1.164.903 aan rente in aftrek mag brengen.

Eiseres concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot nihil en vaststelling van een verlies ten bedrage van f 857.466.

Verweerder betwist niet langer dat het bezwaar tegen de aanslag tevens gericht was tegen de beslissing van verweerder om een verlies vast te stellen op nihil. Evenmin is nog in geschil dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de kosten van bezwaar en beroep, die, vanwege bijzondere omstandigheden, worden vastgesteld in afwijking van artikel 2, eerste lid, Besluit proceskosten bestuursrecht. Verweerder concludeert tot een belastbaar bedrag van f 307.437.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die zij daarvoor hebben aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ter zitting van 12 oktober 2007 zijn partijen eensluidend tot de conclusie gekomen dat de bezwaarprocedure niet in overeenstemming met de formele voorschriften uit de Awb is verlopen. De rechtbank ziet geen aanleiding zich hier een ander oordeel over te vormen en zal het beroep reeds om die reden gegrond verklaren. Op verzoek van partijen zal de rechtbank de zaak niet terugwijzen naar verweerder, maar een inhoudelijk oordeel geven over het materiële geschilpunt.

4.2. Uitgangspunt is het hiervoor onder 2.3. weergegeven arrest waarin is geoordeeld dat tussen eiseres en haar aandeelhouder ultimo 1996 geen verplichting tot het betalen van rente was overeengekomen of gehandhaafd. Gelet op dat oordeel is voor het onderhavige jaar van belang of een verandering in de feiten en omstandigheden ten opzichte van het jaar 1996 de conclusie wettigt dat de verplichting tot betaling van rente door eiseres aan haar aandeelhouder is komen te herleven. De last om zulks aannemelijk te maken rust op eiseres.

4.3. In dat verband heeft eiseres aangevoerd dat zij met de participatie in S winstgevende activiteiten is gaan ontplooien. Deze participatie was volgens eiseres reeds effectief in november 1996. Ter onderbouwing van die stelling heeft eiseres gewezen op de hiervoor onder 2.4. weergegeven Bijlage 1. Deze akte bevat de mutaties in de kring van vennoten sedert november 1996. De vermelding van de datum 5 juni 1997 naast de (huidige) naam en handtekening van de vertegenwoordiger van eiseres maakt naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat eiseres niet eerder dan vanaf die datum in S participeert. Daar komt nog bij, dat de akte de naam van eiseres vermeld zoals die luidt vanaf 17 juni 1998. Dat eiseres vanaf een tijdstip voor 5 juni 1997 in S participeerde, heeft zij niet aannemelijk kunnen maken.

4.4. De rechtbank is van oordeel dat uit het geringe tijdverloop tussen het aangaan van betreffende participatie en de overdracht van de vordering aan P, direct gevolgd door de afspraak van eiseres met P om de verplichting tot rentebetaling met ingang van 15 juli 1997 te beëindigen, moet worden afgeleid dat de verplichting tot betaling van rente door eiseres aan haar aandeelhouder niet is herleefd.

4.5. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht de renteaftrek geweigerd. De rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar dienen derhalve in stand te worden gelaten.

5. Proceskosten

Partijen zijn het erover eens dat eiseres recht heeft op vergoeding van de kosten van bezwaar en beroep die, vanwege bijzondere omstandigheden, worden vastgesteld in afwijking van artikel 2, eerste lid, Besluit proceskosten bestuursrecht. Ten tijde van de behandeling ter zitting was de exacte omvang van de werkelijke kosten van het bezwaar en het beroep nog niet bekend. Partijen hebben zich ter zitting accoord verklaard het bedrag van deze vergoeding in een afzonderlijke procedure vast te stellen. Daartoe zal de rechtbank in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8:73, tweede lid, Awb ter voorbereiding van een nadere uitspraak het onderzoek heropenen, teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen haar vordering in te dienen en, zo nodig, met stukken te onderbouwen en verweerder vervolgens in staat te stellen zich omtrent het gevorderde uit te laten.

6. Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 28 februari 2005, voor zover dat betrekking heeft op de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1997;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand blijven;

- bepaalt dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 aan haar vergoedt;

- bepaalt dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak ten aanzien van de vergoeding van de door eiseres gemaakte kosten van bezwaar en beroep.

Deze uitspraak is gedaan op 25 januari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L.F. Roseval, voorzitter, mr. J. Snitker en mr. J.M. van Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.