Home

Rechtbank Haarlem, 04-02-2008, BC5023, 06/11761

Rechtbank Haarlem, 04-02-2008, BC5023, 06/11761

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
4 februari 2008
Datum publicatie
7 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BC5023
Formele relaties
Zaaknummer
06/11761

Inhoudsindicatie

Indeling. Verweerder heeft voldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de gecorrigeerde aangiften sultanarozijnen betroffen en geen andere rozijnen. Voorts is een onderscheid in het GDT tussen sultana’s en andere rozijnen niet in strijd met het communautaire recht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 06/11761

Uitspraakdatum: 4 februari 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X., gevestigd te Z, eiseres,

en

P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 14 december 2005 een uitnodiging tot betaling (UTB), nummer 000000000000.0000, douanerechten opgelegd ten bedrage van € 47.709.

1.2. Verweerder heeft na daartegen gemaakt bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2006 de UTB gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 10 november 2006, ontvangen bij de rechtbank op 14 november 2006, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2008 te Haarlem. Namens eiseres is verschenen A, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres, mr. B en door C van D B.V. Namens verweerder is verschenen mr. E. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Verweerder heeft, na een korte schorsing, uiteindelijk verklaard geen behoefte te hebben aan meer bedenktijd dan wel een nadere schriftelijke reactie met betrekking tot het nieuwe ingebrachte standpunt van eiseres ten aanzien van de verbindendheid van een verordening. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. In de periode 2002 tot en met het eerste half jaar van 2005 heeft eiseres op eigen naam en voor eigen rekening aangiften ten invoer gedaan ten behoeve van D B.V. (D).

2.2. Op 11 oktober 2005 heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar de indeling van sultana’s en rozijnen die D heeft ingevoerd.

2.3. Naar aanleiding van het onderzoek heeft verweerder de UTB opgelegd. De UTB heeft betrekking op 58 aangiften uit 2003 voor rozijnen van oorsprong Iran, één aangifte uit 2003 voor rozijnen van oorsprong Oezbekistan, 58 aangiften uit 2004 voor rozijnen van oorsprong Iran en 23 aangiften uit 2004 voor rozijnen van oorsprong Oezbekistan. Volgens de aangiften betrof het ‘andere rozijnen’ met goederencode 0806 2098 10. Verweerder heeft de goederencode gecorrigeerd naar 0806 2092, ‘sultana’s’.

2.4. Tot de gedingstukken behoren kopieën van de documenten die betrekking hebben op twee aangiften voor goederen uit Iran. Op de facturen worden de goederen omschreven als ‘Iranian raisins’ en “Iranian small barried raisins’. Op de bills of lading worden de goederen omschreven als ‘Iranian sultana’ en ‘small berried sultanas’. Op de fumigation certificates worden de goederen omschreven als ‘raisins sultanas’. Op de door de Iraanse autoriteiten afgegeven certificaten van oorsprong (Form A) worden de goederen omschreven als ‘Iranian sultana’ en ‘small berried sultanas’. Tussen partijen is niet in geschil dat deze sets documenten representatief zijn voor alle gecorrigeerde aangiften.

2.5. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een koopovereenkomst tussen F B.V. en G gevestigd in Oezbekistan. In de bijlage worden de goederen omschreven als ‘Black Small Raisins’, ‘Sultanas No 9 type’ en ‘Sun dried Sultanas’. Tussen partijen is niet in geschil dat deze goederen tijdens de controleperiode zijn ingevoerd.

2.6 Het Douane laboratorium heeft op 27 januari 2006 de uitslag bekend gemaakt van twee monsteronderzoek naar iranian raisins respectievelijk sultana’s type 9.

Ten aanzien van de iranian raisins wordt het volgende vastgesteld.

“Monster in goede staat en met ongeschonden verzegeling ontvangen. Aanvraag ingeboekt d.d. 22-12-05.

Bij onderzoek bevonden:

In de bruine gedroogde vruchten zijn vrijwel geen pitten gevonden, derhalve zijn het sultana’s.

Beschouwing t.b.v. tariefindeling:

Het monster bestaat uit sultana’s, in een verpakking met een netto-inhoud van meer dan 2 kg.

Adviesgoederencode; 0806.2030.90”

Ten aanzien van de sultana’s type 9wordt het volgende vastgesteld.

“Monster in goede staat en met ongeschonden verzegeling ontvangen. Aanvraag ingeboekt d.d. 24-11-05.

Bij onderzoek bevonden:

De bruine vruchten (rozijnen/sultana’s) zijn relatief vochtig, en bevatten geen pitten zij worden daarom ingedeeld als sultana’s

Adviesgoederencode; 0806.2030.90”

Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de door het laboratorium onderzochte goederen, alhoewel van latere datum, representatief zijn voor de in geschil zijnde goederen.

3. Geschil

3.1. In geschil is de indeling van de goederen volgens het systeem van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT). Eiseres bepleit indeling van de goederen als andere rozijnen in GN-code 0806 2098. Verweerder bepleit indeling van de goederen als sultana’s in GN-code 0806 2092 (tot en met 2004) respectievelijk 0806 2030 (vanaf 2005).

3.2. Eiseres heeft ter zitting toegevoegd dat het onderscheid dat het GDT maakt tussen sultana’s en andere rozijnen niet verenigbaar is met het communautaire recht. Eiseres verwijst ter motivering naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 11 februari 1988, zaak 77/86.

3.3. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de UTB.

3.4. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.5. De in geding zijnde posten van de GDT, aantekeningen en toelichtingen:

0806 Druiven, rozijnen en krenten:

0806 10 - druiven:

0806 10 10 - - voor tafelgebruik

0806 10 90 - - andere

0806 20 - rozijnen en krenten:

- - in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2 kg:

0806 20 11 - - - krenten

0806 20 12 - - - sultana’s

0806 20 18 - - - andere rozijnen .

- - andere:

0806 20 91 - - - krenten

0806 20 92 - - - sultana’s

0806 20 98 - - - andere rozijnen

GS-toelichting op post 08.06:

Deze post omvat niet alleen tafeldruiven of consumptiedruiven, maar ook druiven voor verwerking tot druivemost of tot wijn, ook al zijn die druiven in vaten geperst. (...)

Onder deze post vallen ook krenten en rozijnen. De voornaamste soorten van rozijnen zijn sultana’s, sultaninen, smyrnarozijnen, Thompsonrozijnen (vrijwel zonder pitten), muscatels, malagarozijnen, deniarozijnen, damascusrozijnen, lexirrozijnen en gordorozijnen

3.6. Het tarief van het douanerecht bedraagt blijkens de jaarlijkse tariefverordeningen voor de posten 0806 20 92 en 0806 20 98 2,4 procent. Voor de desbetreffende jaren geldt volgens Verordening 2501/01, Pb EG L 346, voor post 0806 20, met uitzondering van post 0806 20 92, een tarief van 0 procent.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat het onderscheid in het GDT tussen sultana’s en andere rozijnen in strijd is met het communautaire recht. Vanwege de gevolgen die aan een bevestigend antwoord op deze vraag zijn verbonden, namelijk de verplichting prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie, zal de rechtbank deze stelling eerst beoordelen. Eiseres citeert in haar pleitnota punten 12 en 14 van het arrest van Het Hof van Justitie EG van 11 februari 1988, zaak 77/86, waaruit zij de conclusie trekt dat rozijnen en sultanarozijnen substitueerbaar zijn en het in het GDT gemaakte onderscheid niet verenigbaar is met het communautaire recht. De rechtbank verwerpt deze stelling onder verwijzing naar punt 13 van het arrest, waar het Hof van Justitie overweegt dat in de verordeningen betreffende de ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte producten en het GDT geen onderscheid wordt gemaakt tussen sultanarozijnen en andere rozijnen. In deze omstandigheden heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de stelling van de Commissie, dat beide soorten rozijnen substitueerbaar zijn, dient te worden aanvaard, tenzij wordt bewezen dat beide soorten niet in dezelfde behoeften kunnen voorzien. Nu het GDT wel onderscheid maakt tussen sultanarozijnen en andere rozijnen, zijn de in het arrest genoemde omstandigheden gewijzigd. Het antwoord op de vraag of het onderscheid in het GDT verenigbaar is met het communautaire recht, kan derhalve niet uit het arrest worden afgeleid. De rechtbank stelt voorop dat de communautaire wetgever de taak heeft de verordeningen op het gebied van het douanerecht vast te stellen, met inachtneming van geschreven en ongeschreven internationaal en communautair recht. Een schending van voornoemd recht is niet gebleken, zodat de rechtbank het onderscheid in het GDT tussen sultanarozijnen en andere rozijnen verbindend acht.

4.2. Eiseres stelt voorop dat het onderscheid tussen sultanarozijnen en andere rozijnen niet bestaat. Eiseres heeft desgevraagd aangegeven dat sultanarozijnen in potas (een zoute oplossing) gedoopte en zongedroogde druiven zijn van elk ras en ongeacht de herkomst. Verweerder heeft aangegeven dat het onderscheid wel bestaat, en dat sultanarozijnen in potas gedoopte en zongedroogde druiven zijn van het ras sultana. De rechtbank stelt voorop dat uit de literatuur en hetgeen ter zitting is verklaard, blijkt dat naar spraakgebruik geen eenduidig onderscheid wordt gemaakt. Gelet op de aanduiding sultana, is de rechtbank van oordeel dat de definitie van verweerder beter aansluit bij de bedoeling van het GDT dan de opvatting van eiseres. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in overige communautaire maatregelen, zoals Verordening 2201/96 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit, en Verordening 1441/2002 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2002/2003, van de steun voor de teelt van druiven bestemd voor de productie van bepaalde variëteiten van krenten en roz?nen. Uit de verschillende taalversies leidt de rechtbank af dat druiven van het ras sultana, in de Nederlandse taalversie als 'sultaninen' aangeduid, worden onderscheiden van druiven van andere rassen. Uit de laatstgenoemde verordening concludeert de rechtbank dat binnen de Gemeenschap geteelde druiven van het ras sultana een begunstigende behandeling genieten, en dat de Gemeenschapswetgever gedroogde druiven van het ras sultana van oorsprong Iran en Oezbekistan ongunstiger heeft willen behandelen dan andere gedroogde druiven.

4.3. Verweerder heeft de aangiften van eiseres na invoer gecontroleerd en de goederencode gewijzigd. De bewijslast voor het aannemen van de juistheid van die wijziging rust op verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de gecorrigeerde aangiften sultanarozijnen betroffen en geen andere rozijnen. De rechtbank heeft hierbij het volgende overwogen:

- Het Douanelaboratorium heeft vastgesteld dat het sultanarozijnen betreft;

- De officiële documenten die bij de aangiften horen, vermelden sultanarozijnen;

- In 2002, voordat de tariefpreferentie voor Iran en Oezbekistan werd ingetrokken, maakte eiseres onderscheid tussen sultanarozijnen en andere rozijnen, terwijl zij zonder bevredigende verklaring met ingang van 2003 slechts andere rozijnen heeft aangegeven;

- Uit de onder 2.5. genoemde koopovereenkomst blijkt dat in de handel onderscheid wordt gemaakt tussen sultanarozijnen en andere rozijnen en dat er prijsverschillen zijn;

- In de in geding zijnde landen van oorsprong, Oezbekistan en vooral Iran, het voormalige Perzië, komt de druif van het ras sultana veel voor.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 4 februari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. L.G. Jobse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Hummel, auditeur, en mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.