Home

Rechtbank Haarlem, 29-01-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:559 BC5426, 07/2232

Rechtbank Haarlem, 29-01-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:559 BC5426, 07/2232

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
29 januari 2008
Datum publicatie
7 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BC5426
Zaaknummer
07/2232

Inhoudsindicatie

Eiseres kan geen beroep instellen bij de rechtbank, omdat zij geen belanghebbende is ingevolge artikel 8:1 eerste lid Awb jo 26a AWR. Beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 07/2232

Uitspraakdatum: 29 januari 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V.,gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: mr. A, advocaat te Q,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Zuid, kantoor Roermond Kapellerpoort, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Op 11 oktober 2006 heeft verweerder aan B B.V. te R een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt ten bedrage van € 19.599,89 aan douanerechten.

1.2. Op 11 oktober 2006, ontvangen door verweerder op 13 oktober 2006, heeft B B.V. bezwaar aangetekend tegen de UTB.

1.3. Bij uitspraak op bezwaar van 21 februari 2007 heeft verweerder het bezwaar van B B.V. afgewezen.

1.4. Eiseres heeft bij brief van 21 maart 2007, ontvangen bij de rechtbank op 21 maart 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres naar aanleiding van het verweerschrift op 4 juli 2007 een brief gestuurd met het verzoek om een machtiging te overleggen, waaruit blijkt dat eiseres gemachtigd is om beroep in te stellen namens B B.V.. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank als bijlage bij de brief van 13 juli 2007, welke op dezelfde dag door de rechtbank is ontvangen, een door B B.V. op 12 juli 2007 aan eiseres afgegeven machtiging toegezonden.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2007 te Haarlem.

Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde mr. A, tot bijstand vergezeld door C en D (B B.V.). Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. dr. E.

Partijen hebben een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. De inhoud van deze pleitnota’s moet als hier ingelast worden aangemerkt. Eiseres heeft materialen en foto’s getoond aan de rechtbank en aan verweerder. Verweerder heeft zich over de materialen en de foto’s kunnen uitlaten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. In de periode 1 januari 2003 tot en met 31 augustus 2005 doet B B.V. ten behoeve van eiseres diverse aangiften tot het brengen in het vrije verkeer van “granieten producten”, afkomstig uit China, onder vermelding van code 6801 0000 van de Gecombineerde nomenclatuur (GN).

2.2. In 2006 wordt bij B B.V. een controle na invoer ingesteld over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 augustus 2005. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het rapport van de controle gedateerd 24 augustus 2006.

2.3. Op basis van de bevindingen in het onder 2.2. genoemde rapport is aan B. B.V. de in geding zijnde UTB uitgereikt wegens ten onrechte in post 6801 ingedeelde natuurstenen goederen. Deze goederen, zoals traptreden, bollen met een gat erin, fonteinen, tuinbeelden, stapstenen en andere tuinornamenten, hadden volgens verweerder moeten worden ingedeeld in post 6802. Voorts heeft verweerder gesteld dat palissaden, rechthoekige palen en blokken, in lengte variërend van 30 tot 300 cm, gemaakt uit diverse soorten natuursteen, ten onrechte ingedeeld zijn in post 6801. Deze palissaden dienen naar de mening van verweerder ingedeeld te worden in GN-codes 6802 2300 of 6802 2900.

2.4. Bij brief van 19 oktober 2006, via tussenkomst door B B.V. door verweerder ontvangen op 27 oktober 2006, heeft eiseres de gronden van het bezwaar aangevoerd.

2.5. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van (een gedeelte van) een natuursteencatalogus waarin zijn afgebeeld onder het kopje “Palissaden” stukken graniet, basalt en zandsteen in verschillende kleuren waarbij een opsomming is gegeven in welke afmetingen deze stukken verkrijgbaar zijn.

2.6. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een brief van B B.V.aan eiseres van 12 juli 2007 waarin, voor zover van belang, is vermeld:

“Onderwerp: Het beroep van Handelsonderneming X B.V. te Z / Rechtbank Haarlem Procedurenummer 07/2232 DKRCHTV00 casusnummer

Geachte C,

Hierbij verlenen wij een machtiging aan de firma X B.V. te Z om namens B. B.V. beroep in te stellen in de in het onderwerp vermelde procedure.

Hoogachtend,

B. B.V..

(handtekening onleesbaar)

F.

ppa.”

3. Ontvankelijkheid, geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of eiseres ontvankelijk is in haar beroep. Verweerder stelt dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroep.

3.2. Indien eiseres ontvankelijk is in haar beroep is in geschil of verweerder de UTB terecht aan B. B.V. heeft uitgereikt. Meer specifiek is tussen partijen in geschil de indeling van de palissaden volgens het systeem van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT). Eiseres bepleit indeling van de palissaden in GN-code 6801 0000. Verweerder bepleit indeling van de palissaden in GN-code 6802 2300 of 6802 2900.

3.3. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en naar het aangehechte proces-verbaal van de zitting.

4. Beoordeling van de ontvankelijkheid

4.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Volgens artikel 1:2, eerste lid, van de Awb moet onder een belanghebbende worden verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb het beroep slechts kan worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd, die de belasting op aangifte heeft voldaan of afgedragen of van wie de belasting is ingehouden of degene tot wie de voor beroep vatbare beschikking zich richt.

4.2. Niet is in geschil dat de UTB aan B B.V. is uitgereikt. De aangiftes zijn door B. B.V. voor eigen rekening en risico gedaan. Derhalve kan eiseres niet in eigen naam in beroep gaan tegen de ten name van B. B.V. staande UTB.

4.3. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres niet aan te merken als een persoon die ingevolge artikel 26a, tweede lid, AWR, beroep kan instellen omdat van haar geen inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de UTB betrekking heeft. De rechtbank is voorts van oordeel dat eiseres niet rechtstreeks of individueel door de op naam van B B.V. gestelde UTB is geraakt in de zin van artikel 243 van het Communautair douanewetboek (Hoge Raad van 1 december 2006, nr. 40.231).

4.4. De machtiging die eiseres overgelegd heeft en hetgeen daarover ter zitting is verklaard, maken het vorenoverwogene niet anders. In het beroepschrift werd eiseres genoemd als de persoon namens wie beroep werd ingesteld. Niets in het beroepschrift duidt erop dat eiseres namens B B.V. beroep zou hebben ingesteld. Nu de machtiging pas na ommekomst van de beroepstermijn door de rechtbank is ontvangen, kan deze machtiging de niet-ontvankelijkheid van het beroep niet helen. Hieraan doet niet af dat de indiener ingevolge artikel 6:6 jo 6:5 van de Awb in de gelegenheid dient te worden gesteld bepaalde verzuimen in het beroepschrift te herstellen, omdat het beroepschrift van eiseres voldeed aan het bepaalde in artikel 6:5 van de Awb. De gemachtigde van eiseres heeft weliswaar ter zitting verklaard reeds op het moment van het indienen van het beroepschrift door eiseres gemachtigd te zijn tot het indienen van een beroepschrift, echter nu eiseres geen bewijs van die stelling heeft bijgebracht en het beroepschrift daar evenmin op enkele wijze blijk van geeft, vermag deze stelling eiseres niet baten.

4.5. Op grond van het hierboven overwogene dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. De beroepsgronden kunnen niet aan de orde komen.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan op 29 januari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. G.W.S. de Groot en mr. E. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.