Home

Rechtbank Haarlem, 14-03-2008, BC7319, 07/3046

Rechtbank Haarlem, 14-03-2008, BC7319, 07/3046

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 maart 2008
Datum publicatie
26 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BC7319
Zaaknummer
07/3046

Inhoudsindicatie

Eiseres kan geen beroep instellen bij de rechtbank, omdat zij geen belanghebbende is ingevolge artikel 8:1 eerste lid Awb jo 26a AWR. De machtigingen zijn pas na ommekomst van de beroepstermijn door de rechtbank ontvangen. Deze machtigingen kunnen de niet-ontvankelijkheid van de beroepen niet helen, nu voor het verstrijken van de beroepstermijn de identiteit van de persoon die beroep aantekent niet bekend is gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummers: AWB 07/3046 tot en met AWB 07/3049

Uitspraakdatum: 14 maart 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft, met dagtekening 6 september 2006, aan A B.V. te Q (hierna: A) voor de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) met nummer 0000.00.000/00.0.0001 uitgereikt ten bedrage van € 1.150,52 aan douanerechten.

1.2. Verweerder heeft, met dagtekening 6 september 2006, aan B B.V. te R (thans D B.V. en hierna: B) voor de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 een utb met nummer 0000.00.000/00.0.0002 uitgereikt ten bedrage van € 925,22 aan douanerechten.

1.3. Verweerder heeft, met dagtekening 6 september 2006, aan B voor de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 een utb met nummer 0000.00.000/00.0.0003 uitgereikt ten bedrage van € 3.979,25 aan douanerechten.

1.4. Verweerder heeft, met dagtekening 6 september 2006, aan C B.V. te S (hierna: C) voor de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 een utb met nummer 0000.00.000/00.0.0004 uitgereikt ten bedrage van € 6.819,84 aan douanerechten.

1.5. Na daartegen door eiseres gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraken op bezwaar van 20 maart 2007 de utb’s gehandhaafd.

1.6. De gemachtigde van eiseres heeft, namens eiseres, daartegen bij brieven van 27 april 2007, ontvangen bij de rechtbank op 2 mei 2007, beroep ingesteld tegen bovengenoemde uitspraken op bezwaar.

1.7. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2008. Namens eiseres zijn daar verschenen haar directeur, E, bijgestaan door haar gemachtigden, mr. F en mr. G. Namens verweerder is verschenen mr. H. Partijen hebben ieder een pleitnota overgelegd en het deel betreffende de ontvankelijkheid van de beroepen voorgedragen.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Op 31 augustus 2004 doet A op eigen naam en voor eigen rekening ten behoeve van eiseres aangifte tot het brengen in het vrije verkeer van CPU-koelers onder vermelding van code 8473 30 90 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: GN).

2.2. Op 26 juli 2004 doet B op eigen naam en voor eigen rekening ten behoeve van eiseres aangifte tot het brengen in het vrije verkeer van CPU-koelers onder vermelding van code 8473 30 90 van de GN.

2.3. In de periode van juni 2003 tot en met augustus 2005 doet B op eigen naam en voor eigen rekening ten behoeve van eiseres diverse aangiften tot het brengen in het vrije verkeer van CPU-koelers onder vermelding van code 8473 30 90 dan wel code 8473 30 10 van de GN.

2.4. In de periode augustus 2003 tot en met augustus 2005 doet C op eigen naam en voor eigen rekening ten behoeve van eiseres diverse aangiften tot het brengen in het vrije verkeer van CPU-koelers onder vermelding van code 8473 30 90 van de GN.

2.5. In 2006 wordt bij eiseres een controle na invoer ingesteld over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van de rapporten van de controle gedateerd 23 mei 2006. In het rapport dat behoort tot de gedingstukken van het beroep dat bij de rechtbank onder nummer 07/3046 is geregistreerd, staat het volgende - voorzover hier van belang - vermeld:

“4.1.1 Indeling onder GN-code 8473 3090 00

Voor 24 aangiften, is vastgesteld dat niet alle aangegeven goederen juist zijn ingedeeld; de bevindingen zijn per aangifte weergegeven en worden in de rapporten voor de betreffende douane-expediteurs als bijlage gevoegd.

Axiale ventilatoren

Een CPU Cooler is volgens de specificatiefolder een axiale ventilator met omliggende koellichamen. De CPU Cooler voldoet aan de navolgende beschrijving:

Ventilator voor een centrale verwerkingseenheid in een automatisch gegevensverwerkende machine (8414 59 30).

Toestel bestaande uit:

- een axiale ventilator met een elektromotor en een elektronische assemblage voor het

regelen van de omwentelingssnelheid van de ventilator;

- een aluminium koellichaam.

De functie van het toestel is het afvoeren van een teveel aan warmte van de centrale verwerkingseenheid in een automatisch gegevensverwerkende machine.

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3b en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8414, 8414 59 en 8414 59 30 alsmede de Verordening (EG) nr. 384/2004 van de Commissie van 1 maart 2004, Pb. Nr. L64 van 02-03-2004.

Daarnaast is d.d. 26-03-2004 aan X een Bindende Tariefinlichting (BTI) verleend onder nr. NL-RDT-2004-000000. In deze BTI is bepaald dat de Zalman CNPS7000A-cu CPU Cooler ingedeeld dient te worden onder de GN-code 8414 5930.

Centrifugale ventilatoren

Van de onderstaande ventilatoren, welke eveneens zijn opgenomen in de productinformatie van X, is vastgesteld dat het ventilatoren betreft welke ingedeeld dienen te worden onder de GN-code 8414 5950.

VF700-CU

VF700-CU-AICU

VF700-CU-LED

VF700-AICU-LED

ZM-F1

ZM-F2

…”

2.6. Op basis van de bevindingen in het onder 2.5. genoemde rapport zijn de in geding zijnde utb’s uitgereikt aan respectievelijk A, B en C wegens ten onrechte in post 8473 30 90 dan wel 8473 30 10 van de GN ingedeelde goederen. Deze goederen, die bestaan uit een koellichaam en een ventilator, hadden volgens verweerder moeten worden ingedeeld in post 8414 5930 dan wel 8414 5950 van de GN. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat alle goederen ingedeeld dienen te worden in post 8414 59 30 van de GN.

2.7. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een brief van A aan de rechtbank, gedateerd 15 mei 2007 en ondertekend 25 mei 2007, waarin, voor zover van belang, is vermeld:

“Betreft:

Machtiging aan de accountant (I Accountants, Postbus 0000, 0000AA T) van onze klant (X BV te Z) voor het voeren van het beroep.

Datum: 15 mei 2007

Geachte heer/mevrouw,

Inzake:

- de uitnodiging tot betaling van 6 september 2006, douanerechten nr. 0000.00.000/00.0.0001; kenmerk 00/00/00000/001

machtigen wij middels deze brief de accountant van onze klant: I accountants en fiscalisten te T, voor het voeren van het beroep als vervolg op de uitspraak op het bezwaarschrift d.d. 20 maart 2007.

Hoogachtend,

A BV”

2.8. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een brief van C aan de rechtbank gedateerd 15 mei 2007 en ondertekend 25 mei 2007, waarin, voor zover van belang, is vermeld:

“Betreft:

Machtiging aan de accountant (I Accountants, Postbus 0000, 0000AA T) van onze klant (X BV te Z) voor het voeren van het beroep.

Datum: 15 mei 2007

Geachte heer/mevrouw,

Inzake:

- de uitnodiging tot betaling van 6 september 2006, douanerechten nr. 0000.00.000/00.0.0004; kenmerk 00/00/00000/004

machtigen wij middels deze brief de accountant van onze klant: I accountants en fiscalisten te T, voor het voeren van het beroep als vervolg op de uitspraak op het bezwaarschrift d.d. 20 maart 2007.

Hoogachtend,

C BV”

2.9. Ter zitting heeft eiseres een kopie van een brief overgelegd van B aan de rechtbank, gedateerd 15 mei 2007 en ondertekend 22 mei 2007, waarin, voor zover van belang, is vermeld:

“Betreft:

Machtiging aan de accountant (I Accountants, Postbus 0000, 0000AA T) van onze klant (X BV te Z) voor het voeren van het beroep.

Datum: 15 mei 2007

Geachte heer/mevrouw,

Inzake:

- de uitnodiging tot betaling van 6 september 2006, douanerechten nr. 0000.00.000/00.0.0002; kenmerk 00/00/00000/002

- de uitnodiging tot betaling van 6 september 2006, douanerechten nr. 0000.00.000/00.0.0003; kenmerk 00/00/00000/003

machtigen wij middels deze brief de accountant van onze klant: I accountants en fiscalisten te T, voor het voeren van het beroep als vervolg op de uitspraak op het bezwaarschrift d.d. 20 maart 2007.

Hoogachtend,

B BV”

3. Geschil

3.1. In geschil is ten eerste of eiseres ontvankelijk is in haar beroepen. Verweerder stelt dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroepen.

3.2. Indien eiseres ontvankelijk is in haar beroepen is in geschil of verweerder de utb’s terecht aan A, B en C heeft uitgereikt. Meer specifiek is tussen partijen in geschil de indeling van de goederen in de gecombineerde nomenclatuur (GN). Eiseres bepleit indeling van de goederen in GN-code 8473 30 90. Verweerder bepleit indeling van de goederen in GN-code 8414 59 30.

3.3. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en naar het aangehechte proces-verbaal van de zitting.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Volgens artikel 1:2, eerste lid, van de Awb moet onder een belanghebbende worden verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb het beroep slechts kan worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd, die de belasting op aangifte heeft voldaan of afgedragen of van wie de belasting is ingehouden of degene tot wie de voor beroep vatbare beschikking zich richt.

4.2. Niet is in geschil dat de utb’s aan A, B en C zijn uitgereikt. De aangiften zijn door de hiervoor genoemde bedrijven voor eigen rekening en risico gedaan. Derhalve kan eiseres niet in eigen naam in beroep gaan tegen de ten name van A, B en C gestelde utb’s.

4.3. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres niet aan te merken als een persoon die ingevolge artikel 26a, tweede lid, AWR, beroep kan instellen omdat van haar geen inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de utb’s betrekking hebben. De rechtbank is voorts van oordeel dat eiseres niet rechtstreeks en individueel door de op naam van A, B en C gestelde utb’s is geraakt in de zin van artikel 243 van het Communautair douanewetboek (Hoge Raad van 1 december 2006, nr. 40.231).

4.4. De machtigingen die eiseres overgelegd heeft en hetgeen daarover ter zitting is verklaard, maken het vorenoverwogene niet anders. In de beroepschriften werd eiseres genoemd als de vennootschap namens welke beroep werd ingesteld. Niets in de beroepschriften duidt erop dat eiseres namens A, B en C beroep zou hebben ingesteld. Nu de machtigingen pas na ommekomst van de beroepstermijn door de rechtbank zijn ontvangen, kunnen deze machtigingen de niet-ontvankelijkheid van de beroepen niet helen. Hieraan doet niet af dat de indiener ingevolge artikel 6:6 jo 6:5 van de Awb in de gelegenheid dient te worden gesteld bepaalde verzuimen in het beroepschrift te herstellen, omdat de beroepschriften van eiseres voldoen aan het bepaalde in artikel 6:5 van de Awb. Eiseres heeft weliswaar ter zitting verklaard reeds op het moment van het indienen van het beroepschrift mondeling gemachtigd te zijn tot het indienen van de beroepschriften door A, B en C, echter nu de beroepschriften daar op geen enkele wijze blijk van geven, vermag deze stelling eiseres niet baten. Vóór het verstrijken van de beroepstermijn dient de identiteit van de persoon die beroep aantekent bij de rechtbank bekend te zijn gemaakt. Nu dit niet is gebeurd, kan niet worden aanvaard dat tijdig namens de personen aan wie de utb’s zijn uitgereikt, beroep is ingesteld.

4.5. Voorts heeft eiseres nog gesteld dat tijdens het hoorgesprek het verweerder duidelijk moest zijn dat zij gemachtigd was om in beroep te gaan nu tijdens dat gesprek uitdrukkelijk aan verweerder is medegedeeld dat bij afwijzing van de bezwaarschriften eiseres in beroep zou gaan. Nu echter in het hoorverslag van 12 februari 2007 hiervan geen melding wordt gemaakt kan deze stelling evenmin tot een ander oordeel leiden, nog daargelaten dat het de rechtbank en niet verweerder tijdig kenbaar moet zijn wie beroep instelt.

4.6. Tenslotte heeft eiseres zich nog op het standpunt gesteld dat, zo de rechtbank begrijpt, zij door middel van de machtigingen die zijn overgelegd in de bezwaarfase, ook gemachtigd zou zijn tot het instellen van beroep namens A, B en C. De rechtbank wijst er ten eerste op dat deze machtigingen, zo zij als machtigingen tot het instellen van beroep konden worden aangemerkt, voor het verstrijken van de beroepstermijn aan de rechtbank hadden moeten worden overgelegd. Deze machtigingen zijn niet tijdig overgelegd en zien uitsluitend op het instellen van bezwaar zodat ook deze stelling geen doel treft.

Op grond van het hierboven overwogene dienen de beroepen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aan de behandeling van de door eiseres aangevoerde beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan op 14 maart 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. L.G. Jobse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.