Rechtbank Haarlem, 11-03-2008, BC7331, 07/4125
Rechtbank Haarlem, 11-03-2008, BC7331, 07/4125
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 11 maart 2008
- Datum publicatie
- 26 maart 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BC7331
- Zaaknummer
- 07/4125
Inhoudsindicatie
Douane. Op grond van een besluit van de staatssecretaris van Financiën dat na de oplegging van de UTB’s tot stand is gekomen, heeft verweerder de UTB's tot nihil verminderd. Van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid is geen sprake. Geen proceskostenveroordeling.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Procedurenummers: AWB 07/4125 en 07/4126
Uitspraakdatum: 11 maart 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen
X B.V., gevestigd te Z, eiseres,
en
P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft op 7 april 2006 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) douanerechten op industriële producten (nummer 0000/0.0000A) opgelegd ten bedrage van
€ 141.252,82.
1.2. Verweerder heeft op 5 oktober 2006 aan eiseres een UTB douanerechten op industriële producten (nummer 0000/0.0000B) opgelegd ten bedrage van € 5.569,18.
1.3. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2007 de UTB’s gehandhaafd. Hij heeft in de uitspraak op bezwaar de UTB’s ambtshalve tot nihil verminderd.
1.4. Eiseres heeft daartegen bij brief van 23 juni 2007, ontvangen bij de rechtbank op 26 juni 2007, beroep ingesteld.
1.5. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.6. Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.7. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2008. Namens eiseres zijn verschenen haar directeur, A, en haar gemachtigde, mr. B. Namens verweerder zijn verschenen C, mr. D en E. Partijen hebben ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Eiseres heeft ter zitting een monster van het product getoond. Verweerder heeft zich over dit product kunnen uitlaten. Verweerder heeft ter zitting een kopie van de op 7 april 2006 aan eiseres uitgereikte UTB overgelegd.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres koopt op eigen naam maar op order en voor rekening van F B.V. (hierna: F) gevroren visproducten in uit China. Op basis van een op 8 maart 2001 ondertekende overeenkomst ontvangt eiseres een provisie berekend op basis van de nettoinkoopprijs.
2.2. Op 13 mei 2003 heeft G B.V. (hierna: G) aangifte gedaan van de invoer van een partij individueel gevroren Alaska koolvis, filets en ander visvlees, onder Taric-code 0304 2085 10. Voor deze postonderverdeling zijn de douanerechten geschorst onder voorwaarde dat die goederen de bestemming industriële verwerking zullen krijgen. Verweerder heeft de aangifte fysiek opgenomen. Naar aanleiding van de controle heeft verweerder de aangifte niet-conform bevonden, de Taric-code gewijzigd in 0304 2085 90 en aan G een UTB opgelegd van € 6.350,25.
2.3. Op 20 mei 2003 heeft F een verzoek ingediend bij verweerder om ook individueel gevroren vis onder de vergunning bijzondere bestemmingen te mogen betrekken. F heeft het verzoek later telefonisch ingetrokken.
2.4. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een fax van 20 mei 2003 van eiseres aan G waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen:
“Onderwerp: Inklaring PO 000000 (Alaska pollack uit China)
(…)
Gaarne er zorg voor dragen dat de container wordt ingevoerd en op T1, Nadat de vergunning van F BV is omgezet naar IQF in plaats van blok kan het op T5 worden gezet.”
2.5. In de periode tussen 13 mei 2003 en 19 augustus 2003 heeft F partijen individueel gevroren Alaska koolvis ingevoerd onder Taric-code 0304 2085 90. De verschuldigde douanerechten (15 procent) zijn betaald.
2.6. Met ingang van 19 augustus 2003 tot en met 31 december 2005 zijn er filets en stukjes van Alaska koolvis (Theragra chalcogramma) ingevoerd die aan de buitenkant zijn aangevroren door droogvriezen en vervolgens verpakt in zakken van minimaal vier kilogram, welke zakken vacuüm zijn getrokken en vervolgens diepgevroren (hierna: het product). F heeft het product besteld bij eiseres, die het op haar beurt heeft besteld bij een leverancier in China. De zendingen zijn door Gr onder Taric-code 0304 2085 10 aangegeven.
2.7. Verweerder heeft in april 2006 een onderzoek ingesteld bij F naar de naleving van de vergunning bijzondere bestemmingen. Bij deze controle is twijfel gerezen over de juistheid van de goederencode waaronder de producten waren aangegeven. Na aanvang van het onderzoek heeft verweerder de onder 1.1. bedoelde UTB opgelegd tot behoud van rechten. Naar aanleiding van de bevindingen heeft verweerder de onder 1.2. bedoelde UTB opgelegd.
2.8. Op 4 oktober 2006 heeft de Centrale administratie der douane te Brussel, België, een BTI (nummer BEA.A. 000.000) afgegeven aan de opvolger van F, V.O.F. F. De omschrijving van het goed in vak 7 luidt als volgt:
“Bevroren gefileerde Alaska koolvis filets en stukken van ongeveer 3 tot 5 centimeter gesneden van filets (wetenschappelijke benaming Theragra chalcogramma).
De koolvis is vacuüm verpakt in doorzichtige kunststof folie in zakken van ongeveer 5 kilogram en worden als (industrieel) blok aangeboden.
De filets en/of stukken zijn bestemd om te worden verwerkt en zijn onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen vastgesteld bij op dit gebied geldende communautaire bepalingen (zie artikel 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie - Pb. L 253 van 11.10.1993 blz 71 en latere wijzigingen).”
In rubriek 6 is aangegeven dat het goed wordt ingedeeld onder Taric-code 0304 2085 10. In rubriek 10 van de BTI is aangekruist dat de BTI is verstrekt op basis van door rechthebbende verstrekte omschrijvingen.
2.9. Tot de gedingstukken behoort een afdruk van een e-mail van 30 maart 2007 van het Directoraat-generaal Visserij en maritieme zaken van de Europese Commissie aan de gemachtigde van eiseres, waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen:
“Een blok bestaat uit bevroren vis(filets) die dicht opeengepakt zijn in een vorm of karton, en daarna ingevroren. De vis(filets) kunnen samen in het karton gelegd worden, of ze kunnen van elkaar gescheiden zijn door een dunne plastic folie.”
2.10. Tot de gedingstukken behoort een afdruk van een e-mail van 9 maart 2006 van het Directoraat-Generaal Belastingen en Douane-unie van de Europese Commissie aan een medewerker van OLAF, het fraudebestrijdingbureau van de Europese Commissie, waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen:
“this is an answer we send to Poland (in co-operation with DG Fish) concerning a definition of TARIC code 0304 20 85 10:
The suspensions for frozen fillets of Alaska pollack apply to “industrial blocks intended for processing” falling within code 0304 20 85. The operations permitted comprise cutting of frozen blocks or splitting of frozen interleaved blocks. A block consists of fish fillets that have been placed tightly in a form or carton and frozen. The fillets can be put together in the carton or separated by thin plastic sheets. The latter are called “interleaved fillet blocks”, which allow the separation of fillets by shattering the block against a hard surface.
All kind of blocks (with or without plastic sheets between the fillets) are “industrial blocks for processing” and fall within code 0304 20 85 10.”
2.11. Tot de gedingstukken behoort een brief van verweerder aan de adviseur van F waarin, voor zover relevant, het volgende is opgenomen:
“- verslag kennisgroep heffing 23/11/2006 mededeling:
3.1. Industriële visblokken. In België is op 04-10-2006 een BTI afgegeven voor grondstoffen welke wij, volgens het eerder door de kennisgroep ingenomen standpunt, niet als industriële blokken beschouwen (IQF grondstoffen al dan niet vacuüm verpakt). Het BTI- nummer is A.A. 000.000. In deze BTI wordt verwezen naar een kort daarvoor afgegeven BTI nr. A.A.111(of B.)222. Deze laatste BTI is op 07-08-2006 afgegeven aan een andere belanghebbende in Nederland met soortgelijke grondstoffen. In deze BTI wordt weer verwezen naar twee Nederlandse BTI’s NL-RTD-2003-000000 en NL-RTD-2002-111111. Laatstgenoemde BTI’s zijn onlangs ingetrokken mede op basis van de in de kennisgroep genomen besluit inzake industriële blokken”
3. Geschil
3.1. In geschil is ten eerste of het product dient te worden aangemerkt als vis in de vorm van een industrieel blok, waarop een schorsing van douanerechten van toepassing is onder voorwaarde dat het product een bijzondere bestemming krijgt. Ten tweede is in geschil of verweerder eiseres op grond van artikel 201, derde lid, slotzin, van het CDW terecht als medeschuldenaar heeft aangemerkt. Ten derde is in geschil of artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW in de weg staat aan de bevoegdheid van verweerder tot navordering. Ter zitting heeft eiseres daaraan toegevoegd dat het beroep mede dient te worden beschouwd als een verzoek om terugbetaling van betaalde douanerechten op de invoer van individueel gevroren vis in de periode 13 mei tot 19 augustus 2003.
3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de UTB’s.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
4. Van toepassing zijnde regelgeving en beleid
4.1. De van toepassing zijnde post van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: het GDT) luidt, voor zover van belang, als volgt:
0304 2085 10 Filets en vlees van Alaska Pollack (Theragra chalcogramma) in de vorm van industriële blokken, bevroren, voor verwerking
0304 2085 90 Andere
4.2. Artikel 28 van Verordening 104/2000, houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur, bepaalt dat, om een toereikende voorziening van de Gemeenschapsmarkt met grondstoffen voor de verwerkende industrie te waarborgen, de rechten voor bepaalde producten voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk autonoom worden geschorst, overeenkomstig bijlage VI.
4.3. Bijlage VI bij de onder 4.2. bedoelde Verordening bevat onder andere de volgende maatregelen met betrekking tot de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT):
1. De heffing van het douanerecht voor bevroren filets, aangeboden in industriële blokken, van Alaska koolvis (Theragra chalcogramma), vallende onder GN-code ex 0304 20 85, bestemd voor verwerking, wordt voor onbepaalde tijd geschorst.
2. De heffing van het douanerecht voor bevroren visvlees, aangeboden in industriële blokken, van Alaska koolvis (Theragra chalcogramma), vallende onder GN-code ex 0304 90 61, bestemd voor verwerking, wordt voor onbepaalde tijd geschorst.
4.4. In het besluit van 10 mei 2007, nr. CPP2007/812M, deelt de staatssecretaris van Financiën - voor zover van belang - het volgende mee:
“Het begrip “industriële blokken” is in de Verordening niet nader gedefinieerd. Dat begrip zal dus naar maatschappelijke opvattingen moeten worden uitgelegd. Het bevriezen met behulp van een plaatvriezer in platte kartonnen dozen (in een metalen mal) was op het moment dat de Verordening tot stand kwam de gangbare wijze van invriezen voor de Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma). Bij deze werkwijze is bij de toepassing van de Verordening dan ook steeds aangesloten. Inmiddels is de techniek echter voortgeschreden. Om een snelle verwerking mogelijk te maken wordt Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma) tegenwoordig dikwijls niet ingevroren in de vorm van een blok, maar individueel.
Een voorbeeld daarvan is de methode die wordt aangeduid als IQF (= Individually Quick Frozen), waarbij filets of stukjes vis met behulp van een bandvriezer heel snel individueel worden bevroren met behulp van vloeibare stikstof. Daarbij wordt de vis veelal geglaceerd (= voorzien van een laagje water), zodat de vis niet uitdroogt en niet te veel aan elkaar vriest. Deze methode heeft als voordeel dat de vis vanuit de verpakking meteen verder kan worden verwerkt zonder eerst geheel te worden ontdooid.
Gelet op de toenemende behoefte van de verwerkende industrie aan op andere wijze ingevroren Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma), keur ik goed dat de tariefschorsing voor de Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma) niet alleen wordt toegepast op vis die is bevroren in de vorm van industriële blokken, maar ook op vis die individueel is ingevroren. De wijze van verpakken van de individueel bevroren vis is daarbij niet van belang. Uitgangspunt blijft uiteraard dat de ingevoerde Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma) wordt ingevoerd met het doel te dienen als grondstof voor de verwerkende visindustrie en wordt verwerkt volgens de bepalingen in de Verordening. Voor de toepassing van de schorsing van de rechten bij invoer moet vóór de aanvang van het importeren van de Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma) een vergunning bijzondere bestemming zijn afgegeven.
Hierbij zijn de voorwaarden en bepalingen van kracht van de artikelen 291 t/m 330 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (Toepassingsverordening Communautair Douanewetboek)”
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Artikel 8:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank. Hoewel dit vereiste niet uitdrukkelijk in de Awb is vastgelegd, is voor de ontvankelijkheid in beroep vereist dat de belanghebbende een belang heeft bij het voeren van de procedure. Als een belang in deze zin kan niet worden aangemerkt het belang bij het verkrijgen van een uitspraak van de rechter over de in het beroepschrift aangevoerde geschilpunten, nu verweerder geheel is tegemoet gekomen aan de bezwaren van eiseres en de bedragen van de verschuldigde douanerechten in de beslissingen in primo (de UTB’s) tot nihil zijn verminderd.
5.2. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat het beroep mede is gericht op de verkrijging van teruggaaf van rechten die zijn betaald voor partijen individueel gevroren vis die van 13 mei tot 19 augustus 2003 ten invoer zijn aangegeven onder Taric-code 0304 2085 90. De UTB’s die verweerder heeft opgelegd voor de hiervoor bedoelde aangiften zijn niet begrepen in de UTB’s die het voorwerp vormen van de onderhavige beroepen.
De aangever, G, of eiseres namens hem, had per aangifte bezwaar en beroep kunnen aantekenen tegen de betreffende UTB, dan wel op grond van artikel 236 van het Communautair douanewetboek een verzoek om terugbetaling kunnen indienen, gevolgd door bezwaar en beroep. Nu noch aangever, noch eiseres namens hem, dat heeft gedaan, staan de onder 2.5. bedoelde belastingaanslagen onherroepelijk vast.
5.3. Eiseres heeft in het bezwaarschrift verzocht om een proceskostenvergoeding. Verweerder heeft de bezwaren ongegrond verklaard en de UTB’s ambtshalve tot nihil verminderd. Een besluit over de proceskostenvergoeding heeft hij niet genomen. Op grond van artikel 7:15, derde lid, Awb had verweerder een besluit moeten nemen over het verzoek om een proceskostenvergoeding. Partijen ter zitting gehoord, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien. Volgens artikel 7:15, tweede lid, Awb geldt als voorwaarde voor toekenning van een bezwaarkostenvergoeding, dat herroeping plaatsvindt vanwege de aanwezigheid van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Van een onrechtmatigheid in de zin van artikel 7:15, tweede lid, Awb is geen sprake indien de herroeping het gevolg is van gewijzigde wettelijke voorschriften die van toepassing zijn of nieuwe beleidsinzichten. Van verwijtbaarheid aan het bestuursorgaan kan in dit geval niet worden gesproken. Nu verweerder de UTB’s tot nihil heeft verminderd op grond van een besluit van de staatssecretaris van Financiën dat na de oplegging van de UTB’s tot stand is gekomen, is van aan verweerder te wijten onrechtmatigheid geen sprake. Met inachtneming van artikel 6:22 van de Awb zal de rechtbank de uitspraak op bezwaar in stand laten, nu eiseres door het niet beslissen op haar verzoek om een proceskostenvergoeding niet is benadeeld.
De beroepen dienen ongegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten
De rechtbank vindt geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
7. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 maart 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. L.G. Jobse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.