Rechtbank Haarlem, 26-05-2008, BD2514, 07/6245
Rechtbank Haarlem, 26-05-2008, BD2514, 07/6245
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 26 mei 2008
- Datum publicatie
- 9 juni 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BD2514
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ9435, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 07/6245
Inhoudsindicatie
Douane. Een bij vertrek van Schiphol naar Zuid-Amerika aangekochte camera dient bij terugkeer ten invoer te worden aangegeven. De waarde van de camera wordt volgens artikel 31 CDW vastgesteld op 60% van de publieksprijs.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige douanekamer
Procedurenummer: AWB 07/6245
Uitspraakdatum: 26 mei 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane West, kantoor Hoofddorp, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 8 augustus 2007 op het bezwaar van eiser tegen de op 30 oktober 2006 aan eiser uitgereikte uitnodiging tot betaling (UTB), berekend op € 46,55 omzetbelasting.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2008. Eiser is daar, hoewel op de juiste wijze daartoe opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A en B.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 8 augustus 2007;
- bepaalt de waarde van de camera op € 204;
- vermindert de uitnodiging tot betaling tot € 38,76;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
Gronden
1. Eiser, woonachtig in Nederland, is op 30 oktober 2006 vanuit [land in Zuid-Amerika] op Schiphol aangekomen. Hij verliet de aankomsthal via het groene kanaal “niets aan te geven”. Vervolgens is de bagage van eiser gecontroleerd door een douaneambtenaar. Daarbij werd een digitale camera, type C, aangetroffen. Eiser heeft verklaard dat hij de camera, voorafgaande aan zijn reis naar [Zuid-Amerika] voor € 245 op de luchthaven Schiphol heeft gekocht bij D B.V. Op basis van de (van de boarding pass afgelezen) bestemming van eiser is over deze aankoop geen omzetbelasting in rekening gebracht.
2. In geschil is of de UTB terecht aan eiser is uitgereikt. Meer specifiek in geschil is de waarde van de camera bij invoer in Nederland. Eiser stelt dat de waarde van de camera niet volgens de transactiemethode dient te worden vastgesteld maar door vergelijking. Een vergelijkbaar gebruikt toestel heeft een marktwaarde van maximaal 70% van de nieuwwaarde, bij inruil tegen een ander toestel wordt in de praktijk slechts 50% tot 60% van de nieuwwaarde gegeven.
3. Blijkens een tot de stukken van het geding behorende verklaring van D B.V. bevond de camera zich ten tijde van de aankoop niet in douane-entrepot maar in het vrije verkeer van de EU. Vaststaat dat de camera, voorafgaande aan zijn vertrek uit de Europese Unie, door eiser op Schiphol is gekocht. Op deze camera is aan eiser wegens uitvoer nul procent omzetbelasting in rekening gebracht. De rechtbank stelt vast dat gelet op artikel 24, tweede lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet), juncto artikel 23a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 de toepassing van het nul procenttarief niet had mogen plaatsvinden nu de camera is geleverd aan een in Nederland gevestigde persoon. De camera heeft fysiek het gebied van de Europese Unie verlaten. Bij binnenkomst op 30 oktober 2006 is er, ingevolge artikel 18 van de Wet, sprake van invoer. Nu een vrijstelling bij deze invoer niet in aanmerking komt, is de belasting ter zake van de invoer verschuldigd
4. Ingevolge artikel 19 van de Wet wordt de belasting berekend over de douanewaarde. Artikel 29 van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) bepaalt, in de aanhef van het eerste lid, dat de douanewaarde van ingevoerde goederen de transactiewaarde is van die goederen, dat wil zeggen de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs indien zij voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap worden verkocht. Aangezien de onderhavige transactie heeft plaatsgevonden in het vrije verkeer van het douanegebied van de Gemeenschap, kan deze transactie niet worden gebruikt om de douanewaarde vast te stellen. Om dezelfde reden kan de douanewaarde niet worden bepaald aan de hand van artikel 30, tweede lid, letters a en b, CDW. Nu verweerder geen gegevens bekend zijn als bedoeld in artikel 30, tweede lid, letters c en d, CDW dient de douanewaarde met redelijke middelen, conform artikel 31 CDW, vastgesteld te worden.
5. Verweerder heeft meer subsidiair gesteld dat, conform het in het handboek douane gepubliceerde beleid (onderdeel 9.00.00, paragraaf 10.1.2.), de douanewaarde via de methode van artikel 31 CDW van de onder punt 1 genoemde camera moet worden vastgesteld op 60% van de publieksprijs, zijnde 60% van € 339. Verweerder heeft daartoe een tot de stukken van het geding behorende verklaring van de verkoopafdeling van de Canon organisatie in Nederland overgelegd waaruit blijkt dat de adviesprijs van de onderwerpelijke camera in december 2006 € 339 was. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid van dit beleid. Nu de methode welke eiser voorstaat niet behoort tot één van de methoden aan de hand waarvan de douanewaarde kan worden bepaald, stelt de rechtbank douanewaarde vast op zestig procent van € 339. Overeenkomstig artikel 56, eerste lid van het Douanebesluit is dat € 204, waarmee een bedrag aan omzetbelasting bij invoer verschuldigd is van € 38,76.
6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
7. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskosten¬veroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Deze uitspraak is gedaan op 26 mei 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.