Home

Rechtbank Haarlem, 26-05-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:1034 BD3395, 06/9738

Rechtbank Haarlem, 26-05-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:1034 BD3395, 06/9738

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
26 mei 2008
Datum publicatie
10 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD3395
Zaaknummer
06/9738

Inhoudsindicatie

Douane. Nu op verweerder de last rust te bewijzen dat artikel 204 van het CDW op de aangiften van toepassing is en niet is komen vast te staan welke zendingen hun bijzondere bestemming niet hebben gevolgd, dient de UTB worden vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 06/9738

Uitspraakdatum: 26 mei 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft op 19 juli 2005 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) douanerechten op industriële producten [nummer] opgelegd ten bedrage van € 463.967,80.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 juli 2006 het bezwaar ongegrond verklaard en de UTB gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 23 augustus 2006, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend. De gemachtigde van eiseres heeft een conclusie van repliek ingediend, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd. De rechtbank heeft een afschrift van deze stukken verstrekt aan de wederpartij.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2008. Namens eiseres zijn verschenen haar directeur, A, en haar gemachtigde, mr. B. Namens verweerder is verschenen mr. C. De gemachtigde van eiseres heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank heeft met instemming van partijen het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven om vóór 7 april 2008 de mogelijkheid van een schikking te onderzoeken. Van het onderzoek ter zitting is proces-verbaal opgemaakt dat op 17 maart 2008 is toegestuurd aan partijen.

1.7. De rechtbank heeft op 7 april 2008 een fax ontvangen van de gemachtigde van eiseres, waarin wordt aangekondigd dat partijen op 9 april 2008 een bespreking zullen voeren om tot overeenstemming te komen over de omvang van de douaneschuld. De rechtbank heeft op 10 april 2008 een fax ontvangen van de gemachtigde van eiseres, waarin laatstgenoemde meedeelt dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt. Bij brief van 14 april 2008, ontvangen bij de rechtbank op 16 april 2008, heeft verweerder op het schrijven van 10 april 2008 gereageerd. Partijen hebben vervolgens beiden toestemming als bedoeld in artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb gegeven, waarna de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting heeft gesloten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres handelt onder meer in Alaska koolvis (Theragra chalcogramma). De koolvis wordt ingekocht, verpakt in dozen met een inhoud van 22,5 kilogram. In iedere doos zitten drie blokken gevroren koolvisfilet.

2.2. Eiseres heeft op 27 november 2000 verzocht om een vergunning voor gebruik van de douaneregeling bijzondere bestemmingen. Eiseres heeft bij de aanvraag een beschrijving van de administratieve organisatie en het verwerkingsproces gevoegd. In de beschrijving van de administratieve organisatie staat het volgende vermeld:

“POLLACK WORDT NA BINNENKOMST IN DE INKOOPADMINISTRTIE GERIGISTREERD.

DE HOEVEELHEIG GESNEDEN POLLACK WORDT DAGELIJKS GECONTROLEERD EN GEREGISTREERD.

DE KIBBELING KAN AAN DE HAND VAN DE VERKOOPADMINISTRATIE TOT OP DE KILO WORDEN GECONTROLEERD.”

De beschrijving van het verwerkingsproces is als volgt:

“POLLACK WORDT NA BINNENKOMST OPGESLAGEN.

DAGELIJKS WORDT DE BESTELDE HOEVEELHEID ONTDOOIT EN DAARNA MACHINAAL VERWERKT TOT KIBBELING.

KANT EN KLAAR PRODUKT WORDT VERVOLGENS AFGELEVERD AAN DE VERSCHILLENDE VISDETAILSTEN.”

Ter zitting is vastgesteld dat eiseres de boekhouding in Exact deed. Eiseres heeft de ingebrachte facturen niet op regelniveau bewaard, maar slechts de omzet ten behoeve van de financiële administratie gejournaliseerd.

2.3. Op 5 januari 2001 heeft verweerder de vergunning aan eiseres verleend. De omschrijving van de voorgeschreven bijzondere bestemming luidt: bestemd om te worden verwerkt tot kibbeling.

2.4. Een van de vergunningvoorwaarden (zie bijlage 1 bij de vergunning onder 1.7.) is de indiening van een driemaandelijkse opgave van:

- de aan het begin van dat kwartaal in voorraad zijnde goederen;

- de gedurende het kwartaal ingeslagen goederen;

- de gedurende het kwartaal aan andere vergunninghouders overgedragen goederen;

- de goederen die de bestemming hebben gevolgd;

- de goederen welke aan het eind van het kwartaal nog in voorraad zijn, onder verwijzing naar de desbetreffende controle-exemplaren T5;

- de goederen die de voorgeschreven bestemming niet hebben gevolgd (de exemplaren nr. 8 van het Enig document en de mededeling afhandeling aangifte ten invoer dienen dan bij deze opgave te worden overgelegd; voor het verschuldigde douanerecht zal een uitnodiging tot betaling worden verstuurd).

Indien in het desbetreffende kwartaal geen mutaties hebben plaatsgevonden, dient een negatieve opgave te worden ingediend.

2.5. Na afgifte van de vergunning heeft verweerder eiseres nog twee keer bezocht. Van deze bezoeken is geen verslag opgemaakt.

2.6. Op 19 juli 2005 heeft verweerder een administratieve controle afgerond naar de naleving van de voorwaarden van de vergunning tijdens de periode 1 januari 2001 tot en met 31 maart 2004. In het controlerapport zijn de volgende bevindingen vastgelegd:

- Eiseres heeft de databestanden met de factuurgegevens van het financiële programma in het geautomatiseerde pakket Exact niet bewaard;

- Er is geen administratieve organisatie en geen functiescheiding;

- De bij de aanvraag van de vergunning getoonde geautomatiseerde boekhouding was een momentopname van ingebrachte en nog niet gefactureerde facturen;

- Er vindt geen interne controle plaats, en de externe accountant beperkt zijn werkzaamheden tot het samenstellen van de jaarstukken;

- De inkoop vindt telefonisch plaats en bestellingen worden niet schriftelijk vastgelegd;

- Alaska koolvis wordt zo veel mogelijk opgeslagen in een aparte vriescontainer;

- Bestellingen van afnemers worden niet schriftelijk vastgelegd;

- De binnenkomende goederen die onder de regeling bijzondere bestemmingen worden ingeslagen, worden geboekt in een handmatig geschreven kwartaalopgave, waarin per dag achteraf ook de uitslagen worden geboekt;

- Alle uitslagen worden geboekt onder artikelnummer [nummer 3] (ontdooide en daarna gezaagde Alaska koolvis die onder de schorsing valt);

- Onder artikelnummer [nummer 1] wordt ongezaagde en gevroren Alaska koolvis geboekt die niet onder de schorsing valt;

- Onder artikelnummer [nummer 2] wordt gezaagde en gevroren Alaska koolvis geboekt die onder de schorsing valt indien de bijzondere bestemming wordt bereikt bij een vergunninghouder die over een zaag voor gevroren vis beschikt;

- In de gecontroleerde periode heeft eiseres niet afgezien van de vrijstelling.

2.7. De controleurs hebben een periode van vier weken gecontroleerd aan de hand van de verkopen van artikelnummer [nummer 3], de gegevens van de kwartaalopgaven, de klapper met onbetaalde facturen en een verklaring van verschuivingen in de facturatie. De hoeveelheden klopten.

2.8. Verweerder heeft een derdenonderzoek uitgevoerd bij afnemers van eiseres. Verweerder heeft vastgesteld dat aan minimaal acht afnemers gevroren, ongezaagde Alaska koolvis is geleverd. Deze vis is geboekt onder artikelnummer [nummer 3]. Drie afnemers verklaarden dat zij in de gecontroleerde periode bijna alleen gevroren, ongezaagde Alaska koolvis hebben ontvangen. Deze vis is ook geboekt onder artikelnummer [nummer 3]. Vijftien afnemers hebben verklaard dat zij altijd ontdooide, gezaagde kibbeling hebben ontvangen. Verweerder heeft naar aanleiding van de controle de UTB opgelegd. Verweerder heeft aangegeven dat controle van de administratie van eiseres te tijdrovend zou zijn. De controlerend ambtenaar heeft aan de ambtenaar die over de afgifte van vergunningen beslist, geadviseerd de vergunning in te trekken.

2.9. Tot de gedingstukken behoort een verklaring van 16 januari 2007 van D, voormalig medewerker van verweerder, dat hij aan eiseres nooit een toezegging heeft gedaan dat Alaska Pollack ongesneden als kibbeling mocht worden doorgeleverd aan derden.

2.10. Tot de gedingstukken behoren kopieën van facturen van eiseres aan verschillende afnemers. Het product met het artikelnummer [nummer 1] is op de facturen omschreven als “pollack dv” en het product met het artikelnummer [nummer 2] als “pollack gesneden diepvries”.

2.11. Tot de gedingstukken behoren kopieën van een aantal door eiseres ingediende handgeschreven kwartaalopgaven. Per datum zijn de inslag, uitslag en voorraad genoteerd. Tevens is de eindvoorraad per maand genoteerd.

2.12. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een rapport van het Centraal milieubelastingenteam van de Belastingdienst/Grote ondernemingen te Rotterdam van 6 april 2000. In het rapport is vermeld dat de directeur van eiseres is gewezen op de wijzigingen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen die per 14 juli 1994 in werking zijn getreden, en in het bijzonder dat elektronische gegevensverzamelingen deel uitmaken van de administratie en bewaard dienen te blijven.

2.13. Tot de gedingstukken behoren kopieën van vijf interne memo’s van verweerder inzake derdenonderzoeken bij afnemers van eiseres naar de inkoop van Alaska koolvis. Tevens behoren tot de gedingstukken kopieën van processen-verbaal van verhoor van acht afnemers van eiseres, onder wie de vijf afnemers die in de interne memo’s zijn genoemd. Deze afnemers hebben, samengevat, het volgende verklaard:

E VOF: Meestal gezaagde, en incidenteel ongezaagde koolvis te hebben ontvangen.

F B.V.: Gezaagde en ongezaagde koolvis te hebben ontvangen, het accent lag op ongezaagde. Sinds eind 2004 is uitsluitend ongezaagde koolvis ontvangen.

G VOF: Sinds 2003 tot heden ongezaagde koolvis te hebben ontvangen, en incidenteel gezaagde.

H: In 2002 ongezaagde koolvis te hebben ontvangen, en sinds eind 2002 tot heden gezaagde koolvis.

I VOF: Tot medio 2003 ongezaagde, en sindsdien gezaagde koolvis te hebben ontvangen.

J: Ongezaagde koolvis te bestellen en te ontvangen. Op de factuur staat kibbeling.

K: Ongezaagde koolvis te hebben ontvangen, die is besteld als kibbeling. De factuur is nog niet ontvangen.

L: Meestal verse, gezaagde kibbeling te bestellen. Er wordt ook ongesneden koolvis ontvangen, die in eigen bedrijf wordt gesneden.

2.14. Tot de gedingstukken behoren door drie van de onder 2.12. genoemde afnemers van eiseres (G VOF, H en J VOF) ondertekende verklaringen uit augustus 2006, afgedrukt op briefpapier van eiseres. De tekst luidt als volgt:

“HIERBIJ VERKLAREN WIJ DAT ALLE DOOR GEBR DE GRAAF GELEVERDE PRODUKTEN, INCLUIS DE ALASKA POLLACK, GEFAKTUREERD ZIJN ZOALS DEZE WAREN BESTELD EN GELEVERD.”

2.15. Vijftien afnemers van eiseres hebben verklaard altijd ontdooide, gezaagde koolvis te hebben ontvangen.

3. Geschil

3.1. In geschil is of verweerder de UTB terecht heeft opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de door eiseres ingevoerde Alaska koolvis de bestemming heeft gevolgd die is voorgeschreven in de aan eiseres verleende vergunning bijzondere bestemmingen.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de UTB.

3.3. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de UTB met € 2.073,27 tot € 461.894,53.

4. Van toepassing zijnde regelgeving

4.1. De van toepassing zijnde post van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: het GDT) luidt, voor zover van belang, als volgt:

0304 2085 10 Filets en vlees van Alaska Pollack (Theragra chalcogramma) in de vorm van industriële blokken, bevroren, voor verwerking

0304 2085 90 Andere

4.2. Artikel 28 van Verordening 104/2000, houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur, bepaalt dat, om een toereikende voorziening van de Gemeenschapsmarkt met grondstoffen voor de verwerkende industrie te waarborgen, de rechten voor bepaalde producten voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk autonoom worden geschorst, overeenkomstig bijlage VI.

4.3. Bijlage VI bij de onder 4.2. bedoelde Verordening bevat onder andere de volgende maatregelen met betrekking tot de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT):

1. De heffing van het douanerecht voor bevroren filets, aangeboden in industriële blokken, van Alaska koolvis (Theragra chalcogramma), vallende onder GN-code ex 0304 20 85, bestemd voor verwerking, wordt voor onbepaalde tijd geschorst.

2. De heffing van het douanerecht voor bevroren visvlees, aangeboden in industriële blokken, van Alaska koolvis (Theragra chalcogramma), vallende onder GN-code ex 0304 90 61, bestemd voor verwerking, wordt voor onbepaalde tijd geschorst.

De toelichting in bijlage VI bepaalt dat de volledige of gedeeltelijke schorsing van de rechten wordt verleend voor de betrokken producten die bestemd zijn om eender welke bewerking te ondergaan, behalve wanneer de bewerking uitsluitend bestaat uit één of meer van de volgende handelingen:

- schoonmaken, verwijderen van ingewanden, staarten en koppen,

- versnijden (met uitzondering van het in dobbelstenen snijden, fileren, versnijden van vriesblokken of het verdelen van door een plastic vel van elkaar gescheiden filets in blokken),

- bemonsteren, sorteren,

- etiketteren,

- verpakken,

- koelen,

- invriezen,

- diepvriezen,

- losmaken door te ontdooien.

De schorsing van de douanerechten wordt evenwel niet verleend voor producten die zijn bestemd om te worden verwerkt (of bewerkt) op een wijze die recht geeft op de schorsing indien de verwerking (of bewerking) plaatsvindt in de detailhandel of in het restaurantwezen. De schorsing geldt uitsluitend voor vis die bestemd is voor menselijke consumptie.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Artikel 21, eerste lid, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) bepaalt dat de gunstige tariefbehandeling waarvoor bepaalde goederen uit hoofde van hun aard of bijzondere bestemming in aanmerking kunnen komen, onderworpen is aan voorwaarden die volgens de procedure van het Comité worden vastgesteld. Artikel 86 van het CDW bepaalt dat de benodigde vergunning slechts wordt afgegeven aan personen die de noodzakelijke waarborgen bieden voor het goede verloop van de handelingen en indien de douaneautoriteiten het toezicht en de controle op de regeling kunnen uitoefenen zonder administratieve maatregelen te moeten nemen die niet in verhouding staan tot de economische behoeften. Artikelen 291 tot en met 300 van de Toepassingsverordening Communautair douanewetboek (hierna: TCDW) beschrijven de werking van de douaneregeling bijzondere bestemmingen. Artikel 293 geeft de voorwaarden waaraan de personen aan wie een vergunning wordt verleend, dienen te voldoen. Het eerste lid, sub c en d, van deze bepaling schrijven voor dat doelmatig toezicht verzekerd is en dat de door de douaneautoriteiten te nemen administratieve maatregelen in verhouding staan tot de economische behoeften en dat de vergunninghouder een passende administratie voert en bewaart.

5.2. Artikel 204 van het CDW bepaalt dat een douaneschuld onder meer ontstaat indien niet wordt voldaan aan de verplichtingen welke ten aanzien van aan rechten bij invoer onderworpen goederen voortvloeien uit het gebruik van de douaneregeling waaronder zij zijn geplaatst of indien een van de voorwaarden die zijn gesteld voor de toekenning van een nulrecht uit hoofde van het gebruik van de goederen voor bijzondere doeleinden, niet in acht is genomen, tenzij vaststaat dat dit verzuim zonder werkelijke gevolgen is gebleken voor de juiste werking van de betrokken douaneregeling. Artikel 859 van de TCDW noemt de vormen van verzuim die worden beschouwd als zijnde zonder werkelijke gevolgen voor de werking van de betrokken douaneregeling.

5.3. De rechtbank is, anders dan verweerder, van oordeel dat artikel 204 van het CDW in die zin dient te worden uitgelegd, dat per zending dient te worden beoordeeld of de voorwaarden voor de toekenning van een nulrecht uit hoofde van het gebruik van de goederen voor bijzondere doeleinden, in acht zijn genomen. Voorts geldt dat de voorwaarden gesteld in artikel 21, juncto 86 en 87 van het CDW dan wel in artikel 293 TCDW, blijkens de tekst van die artikelen, voorwaarden zijn voor de afgifte van de vergunning en geen voorwaarden zijn voor de toekenning van het nulrecht uit hoofde van het gebruik van de goederen voor bijzondere doeleinden, als bedoeld in artikel 204 CDW. Indien de vergunninghouder niet (langer) voldoet aan de voorwaarden van artikel 21, juncto 86 en 87 van het CDW dan wel die van artikel 293 van de TCDW, kan verweerder de vergunning intrekken. Voor het antwoord op de vraag of voor een bepaalde zending een douaneschuld is ontstaan als bedoeld in artikel 204 CDW, is doorslaggevend of de betreffende goederen hun bijzondere bestemming hebben gevolgd.

5.4. De rechtbank leidt uit de gedingstukken en hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, af dat partijen ieder een verschillende indruk hebben gehad van de strekking van de gemaakte afspraken ten aanzien van de vergunning. Eiseres heeft alle gegevens bewaard, maar niet in de vorm waarin verweerder deze wilde controleren. Gelet op het oordeel onder 5.3. zijn eventuele gebreken aan de administratie uitsluitend relevant bij de beoordeling of de ingevoerde zendingen Alaska koolvis hun bijzondere bestemming hebben gevolgd. Uit de gedingstukken en de verklaringen ter zitting leidt de rechtbank af dat de boekhouding van eiseres uiteindelijk cijfermatig klopt, maar dat derdenonderzoek bij 23 afnemers van eiseres aanwijzingen heeft opgeleverd dat niet alle ingevoerde Alaska koolvis zijn bijzondere bestemming heeft gevolgd. Gelet op de omstandigheid dat de ingediende aangiften achteraf worden gecontroleerd, rust op verweerder, die van de aangiften wil afwijken, de last te bewijzen dat artikel 204 van het CDW op deze aangiften van toepassing is.

5.5. De rechtbank acht verweerder niet geslaagd in de bewijslast dat de zendingen Alaska koolvis die in de UTB zijn betrokken, hun bijzondere bestemming niet hebben gevolgd, en wel om de volgende redenen:

- 15 van de 23 afnemers hebben verklaard altijd ontdooide, gezaagde koolvis te hebben ontvangen;

- Uit de onder 2.13. beschreven verklaringen kan worden afgeleid dat van de overige acht afnemers, zes hebben verklaard deels gezaagde en deels ongezaagde koolvis te hebben ontvangen;

- Een van de acht afnemers heeft verklaard ongezaagde koolvis te hebben ontvangen, maar nog geen factuur t te hebben ontvangen.

Verweerder heeft ter zitting verklaard de aan alle 23 afnemers geleverde koolvis in de UTB te hebben betrokken. In verband met het voorgaande moet de conclusie zijn dat verweerder ook over zendingen waarvoor is verklaard dat zij als kibbeling zijn gekocht en ontvangen, douanerecht heeft nagevorderd.

5.6. Partijen hebben op verzoek van de rechtbank overleg gevoerd over de omvang van de douaneschuld. Dit overleg heeft geen nieuwe, controleerbare feiten opgeleverd over de omvang van de ongezaagde koolvis die als kibbeling is verkocht en gefactureerd. De rechtbank stelt vast dat niet kan worden vastgesteld of de UTB tot het juiste bedrag is opgelegd. De UTB dient derhalve te worden vernietigd.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

6. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 483 (0,5 punt voor het indienen van de conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

7. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de UTB;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 483, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan eiseres moet voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 26 mei 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. G.W.S. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jalink, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.