Home

Rechtbank Haarlem, 26-01-2008, BD5796, 06/289

Rechtbank Haarlem, 26-01-2008, BD5796, 06/289

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
26 januari 2008
Datum publicatie
1 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD5796
Zaaknummer
06/289

Inhoudsindicatie

Het afsluiten van een vrijwillige verzekering voor de WAO leidt er niet toe dat geen verplichte verzekering voor de WAZ bestaat, nu de WAZ een verplichte verzekering betreft waarop eiser ook indien dat niet is gewenst of voorzien aanspraak heeft

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/289

Uitspraakdatum: 26 januari 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 2 september 2005 een aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 2003 (hierna: premie WAZ) opgelegd naar een premie-inkomen van € 38.118, met toepassing van een premievrij bedrag van € 13.160.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 november 2005 de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 12 december 2005, ontvangen bij de rechtbank op 16 december 2005, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2006 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. A.

2. Feiten

2.1. Eiser was tot oktober 2002 in loondienst van B B.V. en via UWV GAK verplicht verzekerd ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: de WAO). Vanaf oktober 2002 is eiser 100% middellijk aandeelhouder van B B.V.

2.2. Met dagtekening 24 september 2002 heeft de adviseur namens eiser het verzoek gedaan aan het UWV GAK te Amsterdam om de WAO-verzekering vrijwillig voort te zetten. De verplichting hiertoe was vervallen omdat eiser in oktober 2002 alle aandelen van B B.V. in handen heeft gekregen.

2.3. UWV GAK heeft ingestemd met dit verzoek bij beschikking van 14 oktober 2002. Met ingang van 1 oktober 2002 is eiser vrijwillig verzekerd voor de WAO ingevolge artikel 81 lid 1 letter c van de WAO.

2.4. Aan eiser is met dagtekening 3 maart 2005 een voorlopige aanslag Premie WAZ 2003 opgelegd. Daartegen heeft hij op 1 juni 2005 bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het bezwaar is de voorlopige aanslag verminderd tot nihil.

2.5. Met dagtekening 2 september 2005 is aan eiser een definitieve aanslag premie WAZ 2003 opgelegd. Tegen deze aanslag heeft eiser op 7 september 2005 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft op 26 oktober 2005 aan eiser een brief met een eerste beoordeling van het bezwaar gestuurd. In deze brief wordt aangegeven dat de aanslag gehandhaafd zal blijven en dat eiser in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord. Op 1 november 2005 heeft er een hoorgesprek plaatsgevonden. Met dagtekening 21 november 2005 wordt, onder verwijzing naar de brief van 26 oktober 2005 en het hoorgesprek, het bezwaar afgewezen.

3. Geschil en standpunten van partijen

In geschil is of de aanslag premie WAZ terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanslag verminderd moet worden tot nihil nu hij al vrijwillig verzekerd is voor de WAO. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij vertrouwen kan ontlenen aan de vermindering van de voorlopige aanslag.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De WAZ betreft een verzekering tegen de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid voor degene die betaalde arbeid verricht maar niet verplicht verzekerd is voor de WAO, zoals de zelfstandige (artikel 3, eerste lid, onderdeel a van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen).

4.2. Maatstaf voor de premieheffing voor de WAZ is het premie-inkomen. Artikel 72, eerste lid van de WAZ bepaalt dat onder premie-inkomen wordt verstaan: “het gezamenlijke bedrag van de in het kalenderjaar genoten winst uit onderneming, winst uit binnenlandse onderneming en zuivere inkomsten uit buiten dienstbetrekking verrichte tegenwoordige arbeid”.

4.3. De Regeling premieheffing WAZ (hierna: de Regeling) geeft uitvoering aan – onder meer – artikel 72 van de WAZ. Artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling, bepaalt dat voor de premieheffing niet tot het premie-inkomen behoort: winst genoten uit hoofde van een dienstbetrekking. Onder dienstbetrekking wordt ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de WAZ verstaan: een dienstbetrekking in de zin van de WAO. Doel van voormeld artikel is te voorkomen dat twee maal premie wordt geheven voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering van personen die zowel verplicht verzekerd zijn ingevolge de WAO als de WAZ.

4.4. Niet in geschil is dat eiser geen dienstbetrekking in de zin van de WAO vervult en niet verplicht verzekerd is ingevolge de WAO. Eiser is weliswaar dubbel verzekerd voor de gevolgen van arbeidsongeschiktheid, zowel op grond van de WAO als de WAZ, maar er is geen sprake van een verplichte verzekering voor de WAO. De bepaling van artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Regeling premieheffing WAZ, is dan niet van toepassing. Wet- en regelgeving voorzien niet in een anti-cumulatieregeling waar eiser zich in rechte op kan beroepen. Het afsluiten van een vrijwillige verzekering voor de WAO leidt er niet toe dat geen verplichte verzekering voor de WAZ bestaat, nu de WAZ een verplichte verzekering betreft waarop eiser ook indien dat niet is gewenst of voorzien aanspraak heeft. Mitsdien heeft verweerder terecht aangenomen dat eiser verplicht verzekerd is voor de WAZ.

4.5. Ten aanzien van de vraag of aan de vermindering van de voorlopige aanslag in rechte te beschermen vertrouwen kan worden ontleend dat de definitieve aanslag dienovereenkomstig wordt verminderd, overweegt de rechtbank het volgende. In het algemeen is de inspecteur niet verplicht bij de vaststelling van een aanslag een zelfde standpunt in te nemen als ten aanzien van de voorlopige aanslag of de vermindering daarvan. Immers, de voorlopige aanslag pleegt te worden vastgesteld aan de hand van niet of slechts zeer globaal door de inspecteur gecontroleerde gegevens. Deze regel lijdt uitzondering indien gelet op de omstandigheden van het geval moet worden geoordeeld dat de belastingplichtige heeft kunnen menen dat sprake is van een weloverwogen standpuntbepaling van de inspecteur (HR 17 januari 2003, nr. 37.463, V-N 2003/13.4). Omstandigheden in laatstgenoemde zin doen zich hier evenwel niet voor. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 26 januari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J. Snitker, in tegenwoordigheid van drs N. Hoens, griffier.

Afschrift

verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.