Rechtbank Haarlem, 10-07-2008, BD7108, 07/7637
Rechtbank Haarlem, 10-07-2008, BD7108, 07/7637
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 10 juli 2008
- Datum publicatie
- 15 juli 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BD7108
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ5995, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 07/7637
Inhoudsindicatie
Vertrouwensbeginsel. Er is sprake van een uitdrukkelijke en weloverwogen gedragslijn van de inspecteur nu eiser de zelfstandigenaftrek over de jaren voorafgaand aan 2004, en in de jaren 2000 tot en met 2002 na bezwaar en een boekenonderzoek, wel toegewezen heeft gekregen, op basis van een urenverantwoording die op dezelfde wijze is opgesteld als de urenverantwoording voor het jaar 2004.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/7637
Uitspraakdatum: 10 juli 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
Gemachtigde: A, financieel adviseur
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: aanslag IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 0. Bij beschikking is het verlies vastgesteld op nihil en de verrekende verliezen op € 5.426.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 september 2007 de aanslag gehandhaafd.
1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 3 november 2007, ontvangen bij de rechtbank op 6 november 2007, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2008. Namens eiser is verschenen, de door A gemachtigde, B, tot bijstand vergezeld door C. Namens verweerder is verschenen D.
1.6. De rechtbank beschouwt het bezwaar, alsmede de uitspraak op bezwaar, mede te zijn gericht op de verliesvaststellingsbeschikking en de verliesverrekingsbeschikking.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser drijft sinds 1 september 2000 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de handelsnaam E. Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel omvatten de bedrijfsactiviteiten onder andere het ontwikkelen, bouwen, implementeren en onderhouden van internetsites, en hiermee verbandhoudende diensten.
2.2. Bij brief van 20 februari 2007 heeft verweerder vragen gesteld over de zelfstandigenaftrek en de persoonsgebonden aftrek. Bij brief van 23 februari 2007 heeft gemachtigde van eiser hierop geantwoord en onder andere een urenverantwoording overgelegd. De urenverantwoording is op dezelfde wijze opgesteld als die over de jaren 2000 tot en met 2002. Per dag zijn het aantal gewerkte uren en een omschrijving van de verrichte taak vermeld. Volgens het overzicht bedraagt het totaal aantal gewerkte uren ten behoeve van de onderneming in 2004 1468.
2.3. Verweerder heeft bij brief van 21 maart 2007 aan eiser meegedeeld dat hij van plan is op het punt van de zelfstandigenaftrek met een bedrag van € 6.585 af te wijken van de aangifte. Gemachtigde van eiser heeft hierop gereageerd in een brief van 10 april 2007. Deze brief is door verweerder aangemerkt als bezwaarschrift, omdat de aanslag reeds was vastgesteld.
2.4. Eiser heeft reeds eerder bezwaar gemaakt tegen de aanslagen 2000 en 2001. Naar aanleiding daarvan is er door verweerder een boekenonderzoek ingesteld. In het rapport inzake het boekenonderzoek, opgemaakt op 21 april 2004, staat – voor zover van belang – het volgende: “Uit de door belastingplichtige opgestelde urenverantwoording blijkt dat hij alsnog met ingang van 2000 in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek en starterstoeslag.“
2.5. De aanslagen IB/PVV 2002 en 2003 zijn zonder inhoudelijke beoordeling vastgesteld, waarbij de zelfstandigenaftrek is geaccepteerd.
2.6. In juli 2005 heeft eiser een studie International Business and Management aan de Hogeschool Utrecht afgerond. Eiser heeft van 1 januari 2004 tot en met april 2004 gestudeerd aan de universiteit van Lethbridge in het kader van een uitwisselingsproject tussen deze instelling en de Hogeschool Utrecht. Van 2 september 2004 tot eind 2004 heeft eiser 40 uren per week stage gelopen bij een bedrijf in Calgary.
2.7. Eiser heeft van week 23 tot en met week 31 (31 mei tot en met 8 augustus 2004) gemiddeld 35,2 uren per week gewerkt voor Randstad.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of eiser voor het jaar 2004 recht heeft op de zelfstandigenaftrek.
3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Eiser stelt daartoe dat de administratie uit bedrijfseconomische overwegingen geen inzicht behoeft te geven in de feitelijk bestede uren, omdat er wordt gewerkt op basis van overeenkomsten met vaste prijzen.
Daarnaast stelt eiser dat de urenverantwoording voor 2004 hetzelfde is als voor de jaren 2000 tot en met 2002 en dat verweerder, na bezwaar, op basis van die urenverantwoording de zelfstandigenaftrek wel heeft geaccepteerd.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en stelt zich daarbij op het standpunt dat het afhangt van de feiten en omstandigheden in 2004 of eiser recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Ook al zou er vertrouwen zijn gewekt dat de zelfstandigenaftrek wordt geaccepteerd op basis van een urenverantwoording zoals door eiser overgelegd, dan nog is er geen recht op zelfstandigenaftrek als de urenverantwoording niet overeenkomt met de werkelijkheid.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 3.76 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. Ingevolge het tweede lid van artikel 3.76 Wet IB 2001 bedraagt de zelfstandigenaftrek € 6.585 bij een winst van minder dan € 12.850. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid Wet IB 2001 wordt - voor zover hier van belang - onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.
4.2. Niet in geschil is dat eiser kwalificeert als ondernemer. Er dient wel te worden beoordeeld of eiser voldoet aan het urencriterium. De rechtbank stelt hierbij voorop dat het op de weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat hij in 2004 heeft voldaan aan het urencriterium.
4.3. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt onder meer het in 2.2. opgenomen urenoverzicht overgelegd waarin hij het aantal gewerkte uren en een omschrijving van de verrichte taak heeft opgenomen. Uit deze urenverantwoording blijkt dat eiser 1468 uren aan de onderneming heeft besteed.
4.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, met al hetgeen hij heeft aangevoerd, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat hij in het onderhavige jaar ten minste 1225 uur voor de onderneming heeft gewerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de door eiser in het geding gebrachte urenberekening, welke berekening achteraf is opgemaakt te globaal van opzet is om daaraan voldoende bewijskracht te kunnen toekennen. Bovendien is deze urenberekening op geen enkele wijze nader onderbouwd en daardoor oncontroleerbaar.
4.5. Op grond van hetgeen onder 4.4. is uiteengezet, zou eiser geen recht hebben op zelfstandigenaftrek. Echter, eiser heeft deze aftrek over de jaren voorafgaand aan 2004, en in de jaren 2000 tot en met 2002 na bezwaar en een boekenonderzoek, wel toegewezen gekregen, op basis van een urenverantwoording die op dezelfde wijze is opgesteld als de urenverantwoording voor het jaar 2004. In zoverre dient te worden gesproken van een uitdrukkelijke en weloverwogen gedragslijn van de inspecteur met betrekking tot de toekenning van de zelfstandigenaftrek en met name met betrekking tot de manier waarop de uren verantwoord zijn. Eerst bij brief van 21 maart 2007 is aan eiser medegedeeld dat hij niet voldoet aan het urencriterium, omdat de urenverantwoording achteraf is opgemaakt en er geen sprake is van directe uren. Op grond van het vertrouwensbeginsel, inhoudende dat een belastingplichtige bij ongewijzigde omstandigheden in rechte aanspraak kan maken op het volgen van een gedragslijn als vorenbedoeld tot deze is opgezegd, heeft eiser dan ook in het onderhavige jaar recht op zelfstandigenaftrek. Immers van een opzegging van de gedragslijn is pas sprake in 2007, zodat aan de opzegging eerst volle betekenis toekomt voor het jaar 2007. Eiser kon en behoefde niet te weten, dat de zelfstandigenaftrek op basis van de door hem overgelegde urenverantwoording geweigerd zou worden. Om die reden is het onderhavige beroep gegrond.
4.6. Hetgeen overigens nog door verweerder is gesteld, te weten dat de urenverantwoording achteraf is opgemaakt en dat eiser heeft gewerkt en in Canada heeft verbleven, maakt het vorenstaande niet anders. Namens eiser is hiertegenover voldoende gemotiveerd aangevoerd dat de urenverantwoording voor het jaar 2004 wat betreft de opzet niet anders was dan voorgaande jaren en dat eiser ook in voorgaande jaren soortgelijke activiteiten naast zijn opleiding heeft verricht.
4.7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Niet is gesteld of gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Zo al sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand is niet gesteld dat eiser hiervoor kosten moet voldoen, omdat geen sprake is van door een derde verleende rechtsbijstand, maar van door een ouder verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat onder de reis- en verletkosten van een partij in de zin van artikel 1, onderdelen c en d van het Besluit tevens dienen te worden begrepen de reis- en verletkosten van een procesgemachtigde die niet beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Derhalve stelt de rechtbank de reiskosten vast op € 19,30.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag 2004 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil;
- stelt het bedrag van de verliesvaststellingsbeschikking over het jaar 2004 vast op € 1.159;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 19,30, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.