Home

Rechtbank Haarlem, 10-06-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:1160 BD7770, 06/6240

Rechtbank Haarlem, 10-06-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:1160 BD7770, 06/6240

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
10 juni 2008
Datum publicatie
30 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD7770
Zaaknummer
06/6240

Inhoudsindicatie

Douane. Eiseres had in bezwaar niet-ontvankelijk moeten worden verklaard nu haar bezwaarschrift buiten de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn van zes weken is ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer

Procedurenummer: AWB 06/6240

Uitspraakdatum: 10 juni 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: mr. W.A. Velema,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord, kantoor Groningen, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 23 augustus 2005 een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt met kenmerk 0000, ter zake van de betaling van € 1.856,87 douanerecht en € 352,74 omzetbelasting.

1.2. Na daartegen door eiseres bij brief van 12 oktober 2005 gemaakt bezwaar, heeft verweerder op 25 april 2006 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 23 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op 24 mei 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2007 te Haarlem. Met toestemming van partijen is het beroep gelijktijdig behandeld met het door Y B.V. bij de rechtbank onder nummer AWB 06/5807 ingestelde beroep. Namens eiseres is verschenen mr. W.A. Velema, tot bijstand vergezeld van A, werkzaam bij de importeur B. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. K. Partijen hebben ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Tevens heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting een aantal producten getoond. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken aan de rechtbank. Van het onderzoek ter zitting is proces-verbaal opgemaakt dat op 18 oktober 2007 is toegestuurd aan partijen.

1.5. De rechtbank heeft, bij brief van 6 november 2007, van verweerder nadere stukken ontvangen. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 28 november 2007. Hierop heeft de rechtbank op 17 januari 2008 bij brief met dagtekening 6 november 2007 nogmaals stukken van verweerder ontvangen, waarop eiseres heeft gereageerd bij brief van 4 februari 2008. Partijen hebben vervolgens beiden toestemming als bedoeld in artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb gegeven, waarna de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting heeft gesloten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres heeft in 2003 en 2004 diverse aangiften gedaan ter zake van de invoer van MP3-spelers. In de aangiften heeft eiseres GN-code 8520.3311 dan wel 8473.3090 aangegeven. Op deze GN-codes is een tarief van 0% douanerecht van toepassing.

2.2. Verweerder heeft op de voet van artikel 78 van het communautair douanewetboek (CDW) bij de importeur van de goederen, B te Enschede, een controle na invoer verricht naar de aanvaardbaarheid van de aangiften. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een controlerapport van 20 juni 2005. Onder punt 2.2. van dit rapport staat, voor zover van belang, vermeld:

“De eenmanszaak [B] (hierna aan te halen als [B]) handelt in MP3-spelers. Dit zijn draagbare digitale apparaten met verschillende functies:

- Opnemen van muziek

- Weergeven van muziek

- Externe geheugeneenheid (memory stick)

- Opnemen en weergeven van stemgeluiden (voicerecorder)

- Radio ontvangsttoestel

Niet op alle MP3-spelers is een radio ontvangsttoestel aanwezig; dit is afhankelijk van de uitvoering. Verder wordt de prijs van de MP3-speler voornamelijk bepaald door de hoeveelheid geheugen.”

2.3. Naar aanleiding van het onderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat de hoofdfunctie van de MP3-spelers met een radio-ontvangsttoestel het radio-ontvangsttoestel is, en dat deze MP3-spelers (de producten) dienen te worden ingedeeld in GS-post 85.27.

3. Geschil

3.1. In geschil is of eiseres ontvankelijk is in haar beroep.

3.2. Indien eiseres ontvankelijk is in haar beroep, is voorts in geschil de vraag of de producten ingedeeld moeten worden in Taric-code 8520.9090.90 (voorheen 8473.3090.00 dan wel 8471.3000.00) zoals eiseres bepleit, of in Taric-code 8527.1399.00, hetgeen verweerder bepleit. Partijen hebben geen geschil over de berekening van de UTB.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Verweerder stelt dat het beroep ongegrond is, aangezien zij ten onrechte ontvangen is in haar bezwaar. Eiseres had, zo stelt verweerder, in bezwaar niet ontvankelijk moeten worden verklaard nu haar bezwaarschrift buiten de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn van zes weken is ingediend. Eiseres stelt dat dit verzuim verschoonbaar is, nu in feite de belanghebbende in deze zaak B is, en B niet eerder door eiseres op de hoogte was gesteld van de UTB.

4.2. De rechtbank volgt de stelling van eiseres niet. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 1 december 2006, nr. 40.231, volgt dat B niet rechtstreeks of individueel door de op naam van eiseres gestelde UTB is geraakt in de zin van artikel 243 van het CDW. B is dan ook geen belanghebbende in deze zaak in de zin van artikel 1:2 van de Awb, zodat artikel 6:11 van de Awb, dat bepaalt dat een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet niet-ontvankelijk wordt verklaard indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, niet door B kan worden ingeroepen.

4.3. Aan de onder 4.1. vermelde omstandigheid kan evenmin de conclusie worden verbonden dat eiseres zich kan beroepen op artikel 6:11 van de Awb. De vertraging in de communicatie met B alsmede de beslissing om te wachten met de indiening van het bezwaarschrift tot na het overleg met B, dienen voor risico van eiseres te komen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat eiseres haar bezwaarschrift tegen de UTB onverschoonbaar buiten de in artikel 6:7 van de Awb bepaalde termijn heeft ingediend, zodat verweerder haar ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in bezwaar. De rechtbank zal het beroep om die reden gegrond verklaren en doen wat verweerder had behoren te doen, namelijk eiseres alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar bezwaar.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, nu eiseres niet heeft gesteld dat zij kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten die B heeft gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking nu B geen belanghebbende is in de onderhavige procedure.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verklaart eiseres alsnog niet-ontvankelijk in haar bezwaar;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.