Home

Rechtbank Haarlem, 21-07-2008, BD8782, 08/1216

Rechtbank Haarlem, 21-07-2008, BD8782, 08/1216

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
21 juli 2008
Datum publicatie
30 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD8782
Zaaknummer
08/1216

Inhoudsindicatie

De periode waarover de invorderingsrente wordt vergoed loopt vanaf de eerste dag na de laatste vervaldag tot en met de dag waarop de verminderingsbeschikking is gedagtekend. Deze regel geldt ook voor aanslagen waaraan meer dan één betalingstermijn is verbonden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/1216

Uitspraakdatum: 21 juli 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

mr. drs. X te Z, eiser,

en

de ontvanger van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij beschikking van 7 december 2007 aan eiser meegedeeld dat in verband met de vermindering van de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2006 een rentevergoeding over de periode van 1 januari 2007 tot en met 7 december 2007 ten bedrage van € 618 is toegekend.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 januari 2008 de beschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 24 januari 2008, ontvangen bij de rechtbank op 28 januari 2008, beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2008.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen A en B.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Met dagtekening 31 januari 2006 is aan eiser een voorlopige aanslag IB/PVV 2006 opgelegd. Het betrof een te betalen bedrag van € 13.014. Op de aanslag staat de keuze vermeld om deze in 11 gelijke termijnen te betalen, in welk geval de eerste termijn vervalt op 28 februari 2006 en de laatste op 31 december 2006, dan wel om deze in één keer te betalen, in welk geval het volledige bedrag minus de betalingskorting van € 152 uiterlijk op 28 februari 2006 op rekening van de Belastingdienst moet staan.

2.2. Op 24 februari 2006 is € 12.862 (te weten het volledige bedrag van de aanslag minus de betalingskorting van € 152) afgeschreven van de rekening van eiser en overgeschreven op de rekening van de Belastingdienst.

2.3. Na ontvangst van de aangifte IB/PVV 2006 is de voorlopige aanslag bij verminderingsbeschikking van 7 december 2007 verminderd tot nihil. In verband hiermee is aan eiser invorderingsrente vergoed over de periode 1 januari 2007 tot en met 7 december 2007.

3. Geschil

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag wanneer de termijn waarover invorderingsrente wordt vergoed begint te lopen.

3.2. Eiser is van mening dat de termijn waarover invorderingsrente wordt vergoed begint op 1 maart 2006, omdat voor hem de enige en laatste betaaltermijn eindigde op 28 februari 2006.

Subsidiair beroept eiser zich op onverschuldigde betaling en verzoekt hij op grond daarvan om toekenning van schadevergoeding.

3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag slechts een laatste betaaltermijn kent, welke eindigt op 31 december 2006. De aanslag biedt wel de mogelijkheid om ter verkrijging van de betalingskorting het volledige bedrag op de vervaldag van de eerste termijn te voldoen, doch dit maakt de eerste vervaldag nog niet tot enige betaaltermijn.

Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding betwist verweerder dat sprake is van onverschuldigde betaling.

4. Beoordeling van het geschil

4.1.1. Artikel 28 van de Invorderingswet luidt, voor zover van belang, als volgt (tekst 2006):

“1. Bij overschrijding van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn wordt aan de belastingschuldige rente - invorderingsrente - in rekening gebracht over het op de belastingaanslag openstaande bedrag, met dien verstande dat voor het gehele tijdvak waarover de rente wordt berekend dit bedrag wordt verlaagd ingeval de belastingaanslag wordt verminderd.

4. Ingeval bij vermindering van de belastingaanslag het bedrag van de vermindering meer beloopt dan het op de belastingaanslag nog openstaande bedrag, wordt aan de belastingschuldige invorderingsrente vergoed over het verschil, doch ten hoogste over het bedrag dat op de belastingaanslag is betaald.

5. De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend. Behoudens in de situatie van het tweede lid, tweede volzin, wordt de invorderingsrente berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn. Voor de toepassing van het eerste lid eindigt het tijdvak op de dag voorafgaand aan die van de betaling en voor de toepassing van het vierde lid op de dag van de dagtekening van het afschrift van de uitspraak of de dagtekening van de kennisgeving waarmee de vermindering wordt bekendgemaakt. Voor de toepassing van de eerste volzin blijft artikel 10 buiten toepassing.”

4.1.2. In artikel 28, paragraaf 1, van de Leidraad Invordering 1990 is onder meer het volgende bepaald:

“Als een belastingschuldige niet binnen de wettelijke termijnen betaalt is hij invorderingsrente verschuldigd. Anderzijds kan vergoeding van invorderingsrente plaatsvinden wanneer een al betaalde belastingaanslag wordt verminderd. Vergoeding van invorderingsrente vindt alsdan plaats over het op die belastingaanslag ten onrechte betaalde bedrag alsmede over de daarmee verband houdende en in rekening gebrachte rente en vervolgingskosten.

In de artikelen 28 tot en met 31a van de wet is de wettelijke basis neergelegd voor het aan belastingschuldigen in rekening brengen en vergoeden van invorderingsrente.”

4.2. De periode waarover de invorderingsrente wordt vergoed loopt vanaf de eerste dag na de laatste vervaldag tot en met de dag waarop de verminderingsbeschikking is gedagtekend. In het onderhavige geval geldt als de laatste vervaldag de datum van de vervaldag van de laatste betalingstermijn, namelijk 31 december 2006. Dat de aanslag de mogelijkheid biedt om ter verkrijging van een betalingskorting het gehele bedrag ineens te betalen uiterlijk binnen de eerste betaaltermijn, maakt niet dat deze eerste termijn in dat geval moet worden aangemerkt als enige betaaltermijn. Artikel 28 van de Invorderingswet spreekt van “geldende” enige of laatste betalingstermijn en niet van “effectieve” enige of laatste betalingstermijn of een woord van gelijke strekking. De regel dat invorderingsrente wordt vergoed vanaf de eerste dag na de laatste vervaldag geldt mitsdien ook voor aanslagen waaraan meer dan één betalingstermijn is verbonden (zie Hof Den Haag 24 januari 1990, V-N 1990, blz. 1416).

Eisers stelling dat in zijn geval sprake is van een enige betaaltermijn welke eindigt op 28 februari 2006, getuigt dan ook van een onjuiste rechtsopvatting.

De wettelijke regeling inzake de periode waarover invorderingsrente in rekening wordt gebracht c.q. wordt vergoed is duidelijk en het staat de rechter niet vrij hiervan af te wijken.

4.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is aan eiser terecht en over de juiste periode invorderingsrente vergoed. Dit betekent dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

4.4. Met betrekking tot eisers verzoek om schadevergoeding overweegt de rechtbank dat zij ingevolge artikel 8:73 van de Awb alleen indien het beroep gegrond wordt verklaard een veroordeling tot schadevergoeding kan uitspreken, omdat alleen in dat geval sprake kan zijn van een onrechtmatig besluit. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, komt zij aan eisers verzoek derhalve niet toe. Eiser zal zich met zijn vordering moeten wenden tot de civiele rechter.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 21 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.