Home

Rechtbank Haarlem, 18-06-2008, BD8950, 07/2545

Rechtbank Haarlem, 18-06-2008, BD8950, 07/2545

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
18 juni 2008
Datum publicatie
8 augustus 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD8950
Zaaknummer
07/2545

Inhoudsindicatie

Omzetcorrectie, omkering en verzwaring bewijslast. Niet voldaan aan administratie- en bewaarplicht. Redelijke schatting. Correcties gebaseerd op inkopen van eiseres en prijslijst over 2003. Rekening gehouden met lagere prijzen in 2001 en 2002, schenkverliezen, privégebruik en lagere omzet tijdens ‘Happy Hour’.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/2545

Uitspraakdatum: 18 juni 2008

Mondelinge uitspraak in het geding tussen:

VOF X, gevestigd te Y, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

Zitting

Bij het onderzoek ter zitting van 4 juni 2008 te Haarlem zijn verschenen en gehoord mr A als gemachtigde van eiseres, alsmede B en mr drs C namens verweerder.

Geschilomschrijving

In geschil is de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aan eiseres opgelegde naheffings¬aanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 en de gelijktijdig opgelegde boete van 50% van het nageheven bedrag..

Intrekking ter zitting

Ter zitting zijn de zaken met procedurenummers AWB 07/2544 tot en met 07/2549, 07/2551 en 07/2553 tot en met 07/2556 gelijktijdig behandeld.

Ter zitting heeft gemachtigde, na de toezegging van verweerder dat de desbetreffende navorderingsaanslagen (ten laste van beide vennoten van eiseres) op overeenkomstige wijze ambtshalve zullen worden verminderd indien eiseres ten aanzien van de onderhavige naheffingsaanslag - in laatste ressort - geheel of gedeeltelijk in het gelijk zal worden gesteld, de volgende beroepen ingetrokken:

dhr D:

-inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 (AWB 07/2546);

-inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 (AWB 07/2548);

-inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003 (AWB 07/2549);

-wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen 2001 (AWB 07/2547);

mw E:

-inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 (AWB 07/2551);

-inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 (AWB 07/2553);

-inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003 (AWB 07/2556);

-wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen 2002 (AWB 07/2554);

-premie Ziekenfondswet zelfstandigen 2002 (AWB 07/2555).

Ter zitting heeft gemachtigde voorts, na de toezegging van verweerder dat de desbetreffende naheffingsaanslag op overeenkomstige wijze ambtshalve zal worden verminderd indien eiseres ten aanzien van de onderhavige naheffingsaanslag - in laatste ressort - geheel of gedeeltelijk in het gelijk zal worden gesteld, het beroep tegen de naheffingaanslag omzetbelasting 2000 (AWB 07/2544) ingetrokken.

In de ingetrokken zaken is van eiseres € 285 griffierecht geheven voor het beroep inzake de naheffingsaanslag omzetbelasting en van beide vennoten ieder € 39 voor het beroep inzake de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

In de onderhavige zaak is niet apart griffierecht geheven.

gronden:

1. De heer D en zijn echtgenote mevrouw E drijven (onder de naam X en de vorm van een vennootschap onder firma) sinds 1 januari 2000 een café te Y.

Op basis van de bevindingen van een ingesteld boekenonderzoek (waarbij correcties zijn aangebracht ten aanzien van de aangegeven omzet horeca en de aangegeven omzet speelautomaten) heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Gelijktijdig is een vergrijpboete opgelegd van 50% van het nageheven bedrag.

2. In de bestreden uitspraak is, naar aanleiding van een door gemachtigde tijdens het hoorgesprek gegeven toelichting, de correctie omzet horeca over het onderhavig tijdvak teruggebracht tot € 117.463 (de correctie speelautomaten is tussen partijen niet in geschil). De naheffingsaanslag is overeenkomstig verminderd tot € 26.433 en voorts is de boete (vanwege de cumulatie met de opgelegde boetes voor de inkomstenbelasting voor beide vennoten) verminderd tot 10% van het nageheven bedrag.

3. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht het standpunt inneemt dat eiseres niet heeft voldaan aan de op haar rustende administratie- en bewaarplicht en (voorts) de door haar gevoerde boekhouding niet kan dienen als basis voor de winstbepaling, en vervolgens terecht de onderhavige naheffingsaanslag heeft opgelegd op basis van een eigen berekening van de te verantwoorden omzet horeca.

Eiseres beantwoordt bedoelde vragen ontkennend, verweerder bevestigend.

Administratieplicht en bewaarplicht

4. Artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is opgenomen (voor zover hier van belang):

“1. Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.

(…)

4. Voor zover bij of krachtens de belastingwet niet anders is bepaald, zijn administratieplichtigen verplicht de in de voorgaande leden bedoelde gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren.

(…)

6. De administratie dient zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is.”

5. Verweerder heeft, onder verwijzing naar het opgestelde controlerapport, ten aanzien van de door eiseres gevoerde administratie gesteld dat:

- kruisposten en uitgaven (zoals loonbetalingen) in het kasboek op andere data worden verwerkt dan ze hebben plaatsgevonden, in 2001 in het geheel geen kruisposten worden geboekt, en voorts bedragen en de daarbij behorende omzetbelasting op verschillende data worden geboekt;

- de prijslijsten over 2001 en 2002 niet bewaard zijn;

- de door de exploitant opgemaakte afrekeningen speelautomaten niet volledig worden bewaard, de (contante) omzet speelautomaten niet als kasontvangst wordt geboekt maar eerst op een later moment als bankstorting, en voorts een gedeelte van de omzet speelautomaten in het geheel niet is geboekt;

- er geen sprake is van een doorlopende nummering van de overgelegde kasafslagen er geen kascontrole werd uitgevoerd en een dergelijke kascontrole ook niet mogelijk is als gevolg van het niet doortellen van omzetten en uitgaven;

- privé-uitgaven van beide vennoten niet (volledig) in de administratie zijn verwerkt. In de jaren 2001 en 2002 gaat het om een bedrag van € 10.000 per jaar, in het jaar 2003 om een bedrag van € 4.000.

Deze bevindingen ten aanzien van de door eiseres gevoerde administratie en het deels (niet) bewaren daarvan, zijn door eiseres niet weersproken.

6. In een horeca-onderneming als die van eiseres waarbij de omzet per kas wordt ontvangen en ook veel uitgaven contant worden voldaan, vormt de kasadministratie een centraal, ondeelbaar en onmisbaar onderdeel van de administratie.

Ook als de aard en omvang van de onderneming van eiseres in aanmerking wordt genomen voldoet de wijze van administreren zoals in het controlerapport omschreven, naar het oordeel van de rechtbank niet aan de eisen zoals geformuleerd in artikel 52 AWR.

Daarnaast heeft eiseres de prijslijsten over 2001 en 2002 (de meest belangrijke primaire vastlegging en van belang voor het vaststellen en de latere controle van de omzet) niet bewaard en evenmin (gelet op de hiaten in de nummering) een deel van de kasafslagen niet gemaakt dan wel niet bewaard.

Alsdan heeft eiseres niet voldaan aan haar verplichting tot het voeren en vervolgens bewaren van een administratie. Evenmin is de administratie gevoerd (nog daargelaten dat een gedeelte niet is bewaard) op een wijze dat controle binnen een redelijke termijn mogelijk.

Verschuiving en verzwaring van de bewijslast

7. Nu, zoals hierboven overwogen, eiseres niet heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 van de AWR, dient de rechtbank het beroep tegen de onderhavige aanslagen ongegrond te verklaren tenzij blijkt dat de uitspraak onjuist is (artikel 27e, aanhef en onderdeel b, van de AWR).

Redelijke schatting door verweerder

8. De door verweerder aangebrachte correcties zijn gebaseerd op de inkopen van eiseres en de prijslijst over 2003, waarbij rekening is gehouden met lagere prijzen in 2001 en 2002, schenkverliezen, privégebruik en een lagere omzet tijdens de ‘Happy Hour’ uren.

Verweerder heeft aldus, naar het oordeel van de rechtbank, in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat de door hem aangebrachte correcties zijn gebaseerd op een redelijke schatting van de door eiseres behaalde omzet.

9. Hetgeen in dit verband door gemachtigde naar voren is gebracht over de inhoud van de glazen, het voor eiseres te hanteren lagere brutowinstpercentage en de voor 2001 en 2002 in aanmerking te nemen prijzen, is hiertegenover onvoldoende (zeker nu gemachtigde zijn stelling op geen enkele wijze cijfermatig heeft onderbouwd) om te concluderen dat verweerder niet is uitgegaan van een redelijke schatting.

De rechtbank acht daarentegen aannemelijk dat verweerder, door in de bestreden uitspraak de correctie aanmerkelijk te verminderen, reeds in voldoende mate is tegemoetgekomen aan het standpunt van eiseres.

10. Nu de bewijslast is verschoven naar eiseres en vervolgens verzwaard, en de rechtbank voorts van oordeel is dat verweerder bij het opleggen van de onderhavige navorderings¬aanslagen is uitgegaan van een redelijke schatting, is het aan eiser om te doen blijken dat de bestreden uitspraak onjuist is (artikel 27e van de AWR).

11. Hetgeen in dit verband door eiseres en haar gemachtigde is aangevoerd, is onvoldoende om te voldoen aan de op eiser rustende, verzwaarde, bewijslast dat de berekening van verweerder te hoog is.

De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat niet gebleken is (dat wil zeggen, dat niet op overtuigende wijze is aangetoond) dat de door verweerder berekende omzetcorrectie te hoog is. Eiseres heeft het van haar te verlangen tegenbewijs niet geleverd.

Boete

12. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat eiseres een gedeelte van de door haar behaalde omzet niet heeft verantwoord in haar jaarrekeningen en de aangiften omzetbelasting over de jaren 2001 tot en met 2003 zodat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan hetgeen een boete van 50% in beginsel rechtvaardigt.

Verweerder heeft de boete in de bestreden uitspraak verminderd tot 10% van het nageheven bedrag, in verband met tegelijkertijd voor samenhangende navorderings- en naheffingsaanslagen opgelegde boetes. De rechtbank acht deze resterende boete van 10% in beginsel passend en geboden. Echter, gelet op het tijdsverloop tussen het aankondigen van de boete en de uitspraak van deze rechtbank, dient een verdere verlaging te worden toegepast tot een boete van 9% van het nageheven bedrag.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 644 (2 punten voor beroepschrift en verschijnen ter zitting maal € 322 maal wegingsfactor 1).

Nu het beroep gegrond is ziet de rechtbank aanleiding verweerder te gelasten het griffierecht te vergoeden dat door eiseres en door de vennoten in de samenhangende zaken is betaald. De beroepen zijn weliswaar ter zitting ingetrokken maar zouden anders op overeenkomstige wijze gegrond zijn verklaard.

beslissing:

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van verweerder voor zover deze ziet op de opgelegde boete;

- vermindert de boete tot 9% van het nageheven bedrag;

- gelast dat de Staat aan eiseres vergoedt het gestorte griffierecht van € 285 en aan beide vennoten vergoedt door hen gestorte griffierecht van twee maal € 39;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 644 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs L.F. Roseval en J. Snitker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, griffier

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.