Home

Rechtbank Haarlem, 01-07-2008, BD9035, AWB 07/7520 en 07/6953

Rechtbank Haarlem, 01-07-2008, BD9035, AWB 07/7520 en 07/6953

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
1 juli 2008
Datum publicatie
31 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9035
Zaaknummer
AWB 07/7520 en 07/6953

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. TBS-regeling en informele kapitaalstorting. Door genoegen te nemen met betaling van minder dan de zakelijke huur is de BV bevoordeeld en is sprake van een informele kapitaalstorting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 07/7520 en 07/6953

Uitspraakdatum:1 juli 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

1. X en

2. Y,

wonende te Z, eisers,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser sub 1 voor het jaar 2004 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.164.

Verweerder heeft aan eiseres sub 2 voor het jaar 2004 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.436.

Verweerder heeft bij twee uitspraken op bezwaar van 10 oktober 2007 de aanslagen gehandhaafd.

Eisers hebben daartegen bij brieven van 17 oktober 2007, ontvangen bij de rechtbank op 18 oktober 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep in beide zaken zijn aangevuld bij brieven van 7 december 2007.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2008. Ter zitting zijn de zaken met procedurenummers AWB 07/7520 en .7/6953 gelijktijdig behandeld.

Eisers zijn ter zitting verschenen bij hun gemachtigde A. Namens verweerder is verschenen B. Eisers hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eisers zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Zij zijn eigenaar van een pand gelegen aan de A-straat te W (hierna: het pand). De waarde van het pand is circa € 200.000.

2.2. Eiser sub1 is directeur van X B.V. en houdt ook alle aandelen in die vennootschap. X B.V. houdt 45 % van de aandelen in Y B.V. Laatstgenoemde vennootschap houdt op haar beurt alle aandelen in Z B.V. (hierna te noemen: Z B.V.).

2.3. Het pand wordt verhuurd aan Z B.V.

2.4. Bij de behandeling van de aangifte inkomstenbelasting 2002 is de hoogte van de voor het pand te betalen huur onderzocht en is in overleg tussen verweerder en de gemachtigde van eisers de hoogte van een zakelijke huur vastgesteld op € 15.000 per jaar.

2.5. Feitelijk is door Z B.V. aan huur voor het pand over de jaren 2002 tot en met 2004 betaald:€ 9.926 in 2002, € 9.926 in 2003 en € 12.000 in 2004, dus in totaal € 31.852.

2.6. De inkomsten uit het pand worden aan ieder van de eisers voor 50 % toegerekend.

2.7. Door eisers is het verschil tussen de zakelijke huur van € 15.000 per jaar over de jaren 2002 tot en met 2004 en de feitelijk ontvangen huurbetalingen ( € 45.000 - € 31.852) van

€ 13.148 (bij ieder € 6.574) als oninbare huurvordering in mindering gebracht bij de heffingsgrondslag van het inkomen uit werk en woning.

2.8. Verweerder heeft het door eisers aangegeven bedrag uit werk en woning gecorrigeerd voor ieder met de helft van € 13.148.

3. Geschil

3.1. In geschil is of aan eisers voor het jaar 2004 tot de juiste hoogte aanslagen zijn opgelegd. Met name is in geschil de hoogte van de inkomsten uit het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden ( hierna : de TBS- regeling).

3.2. Eisers stellen dat zij het bedrag van de oninbare huurvordering van € 13.148 bij het bepalen van hun inkomen uit werk en woning, ieder voor de helft, in aftrek kunnen brengen.

3.3. Verweerder voert daartegen aan dat eisers bewust genoegen hebben genomen met een onzakelijk lage huur, waardoor Z B.V. is bevoordeeld zodat het niet betaalde bedrag aan huur moet worden gezien als informele kapitaalstorting. Eisers zijn derhalve niet gerechtigd tot het in aftrek brengen van enig bedrag ter zake.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 3.92, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet inkomstenbelasting 2001(hierna: de Wet IB 2001) wordt onder een werkzaamheid mede verstaan het rendabel maken van vermogensbestanddelen voor zover deze vermogensbestanddelen al dan niet tegen vergoeding rechtens dan wel in feite, direct of indirect ter beschikking worden gesteld aan een vennootschap, waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon

– kort gezegd – een aanmerkelijk belang heeft. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, ten eerste, van genoemd artikel wordt met het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen gelijk gesteld het aangaan of het hebben van een schuldvordering op een vennootschap waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft.

4.2. Vast staat dat tussen partijen bij het behandelen van de aangifte 2002 van eisers overeenstemming bestond omtrent de hoogte van de zakelijke huur van het pand ad. € 15.000 per jaar met ingang van 2002. Gesteld noch gebleken is dat de zakelijke huur in de jaren 2003 en 2004 lager was. De omstandigheid dat eisers de bestaande huurovereenkomst niet hebben aangepast –zoals ter zitting is verklaard- en de verwachting van eisers dat Z B.V. de huur van € 15.000 niet kon betalen betekent niet dat hiermee de hoogte van de zakelijke huur zou zijn gewijzigd.

4.3. Ingevolge artikel 3.95 van de Wet IB 2001 zijn de regels die gelden voor de vaststelling van winst uit onderneming van toepassing op de berekening van het resultaat uit een werkzaamheid. Dit betekent dat bij de berekening van dit resultaat zakelijk handelen het uitgangspunt vormt. Nu van meet af aan duidelijk is geweest dat een gedeelte van de zakelijke huur voor het pand van € 15.000 door Z B.V. niet volledig betaald zou worden en door eisers ook geen enkele poging is ondernomen het volledige bedrag van de zakelijke huur bij Z B.V. te innen, is sprake van een bevoordeling van Z B.V. en derhalve van een informele kapitaalstorting. De aandeelhoudersverhouding weggedacht zouden eisers – naar het oordeel van de rechtbank – immers geen genoegen hebben genomen met betaling van een bedrag lager dan dat van de vastgestelde zakelijke huur. De stelling van eisers dat geen sprake is geweest van onzakelijk handelen stuit reeds op het hiervooroverwogene af.

4.4. Nu eisers hun stelling dat bij een middellijk aandeelhouderschap van 45 % geen sprake kan zijn van een informele kapitaalstorting hebben laten vallen, behoeft deze geen verdere behandeling.

.

4.5. De stelling van eisers dat de niet betaalde huur op de TBS balans als vordering moet worden opgenomen en afgewaardeerd wordt verworpen.

Ieder jaar dat Z B.V. minder dan de zakelijk huur betaalt wordt op grond van hetgeen onder 4.3. is overwogen een informele kapitaalstorting vastgesteld, zodat van een vordering van eisers op Z B.V. geen sprake is.

4.6. Tenslotte wordt ook de stelling dat de inkomsten uit werk en woning op 45 % moeten worden gesteld omdat eiser sub 1, slecht een middellijk belang van 45 % in Z B.V. heeft verworpen. Niet de gerechtigdheid tot het aandelenkapitaal van Z B.V. is in dezen van belang maar het aandeel van eisers in het pand. Nu eisers 100 % eigenaar zijn van het pand is er geen reden de inkomsten hieruit slechts gedeeltelijk te belasten.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het gelijk aan de zijde van verweerder en dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 1 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. H.A.M. Röell-Mulder, voorzitter en mr. R.G. Kemmers en mr. C. Hummel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.T. van Arnhem, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.