Home

Rechtbank Haarlem, 25-07-2008, BD9045, 06/3287

Rechtbank Haarlem, 25-07-2008, BD9045, 06/3287

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
25 juli 2008
Datum publicatie
11 augustus 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9045
Zaaknummer
06/3287

Inhoudsindicatie

BPM. Waardebepaling van een uit Duitsland ingevoerd motorrijtuig. Eiseres slaagt er niet in aan te tonen dat de waarde van het motorrijtuig op de peildatum lager is dan door verweerder gesteld is. Met betrekking tot de door eiseres gevraagde kostenvergoeding: geen schending van beginselen van behoorlijk bestuur, geen onrechtmatig handelen van verweerder. Geen verdergaande vergoeding van rente dan ingevolge het wettelijke systeem.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/3287

Uitspraakdatum: 25 juli 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane West, kantoor Hoofddorp, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Eiseres heeft op 27 januari 2005 ten behoeve van een motorrijtuig merk Mercedes Benz, type S320 CDI, chassisnummer 0000 (hierna: het motorrijtuig) op grond van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) op aangifte voldaan een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) van € 10.953,00.

1.2. Verweerder heeft op 7 februari 2006 het door eiseres gemaakte bezwaar tegen bovengenoemde voldoening op aangifte ongegrond verklaard.

1.3. Eiseres heeft bij brief van 3 maart 2006, ontvangen bij de rechtbank op 7 maart 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.4. Eiseres en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5. Verweerder heeft bij beschikking van 19 mei 2008 een ambtshalve teruggaaf verleend van € 2.509.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2008 te Haarlem. Namens eiseres is verschenen haar directeur, A. Namens verweerder is verschenen mr. M.E. Padt. Partijen hebben een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. De inhoud van deze pleitnota’s moet als hier ingelast worden aangemerkt.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Op 27 januari 2005 heeft eiseres de onder 1.1. genoemde belasting voldaan. De datum van eerste toelating van het motorrijtuig is 12 juli 2001 in Duitsland. De nettocatalogusprijs van het motorrijtuig is vastgesteld op € 55.632 inclusief € 4.885 voor accessoires. Overeenkomstig de afschrijvingstabel in artikel 10, tweede lid, van de Wet BPM is het bedrag aan belasting verminderd met 57%. Op 31 december 2004 kocht eiseres het motorrijtuig van B te [plaatsnaam], Duitsland, voor € 17.650 exclusief omzetbelasting. Het motorrijtuig had een kilometerstand van 126.508. Op het bijbehorende fyco-formulier dossiervorming heeft de douaneambtenaar het volgende aangetekend:

“Aangever zal in bezwaar gaan i.v.m. schade. Geen onafhankelijk schaderapport aanwezig wel van garage [C]. Prijs van berekening vastgesteld d.h. verkoop factuur.”

2.2. Bij de aangifte heeft eiseres een taxatieformulier overgelegd van [C] van 18 januari 2005. Als waarde van het motorrijtuig wordt vermeld € 23.000 inclusief omzetbelasting en BPM alsmede de kilometerstand 127.294. Schade aan de voorzijde van de auto worden geschat op circa € 600 incl. BTW en schade aan de achterzijde van de auto wordt geschat op ongeveer € 3.850,- incl. BTW. Verder houdt het formulier in dat het een taxatie in verband met zakelijke overname van een in het buitenland gekentekende auto betreft.

2.3. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een brief van ANWB B.V. van 3 februari 2005. Hierin is, voor zover van belang, vermeld:

“Zonder een auto gezien en onderzocht te hebben is een exacte waarde niet op te geven. Daarom noemen wij, afhankelijk van de situatie, en inkooprichtprijs of een verkooprichtprijs uit de ANWB/BOVAG - koerslijst.

Gezien uw situatie gaan wij uit van een particuliere transactie. De prijs voor een particuliere transactie ligt tussen de inkooprichtprijs en verkooprichtprijs in.

In uw geval betreft het de volgende auto:

• Merk en type : Mercedes Benz S 320 CDI Aut.

• Bouwjaar : 2001

• Kilometerstand : 128.000

• Opties : Geen

Met inachtneming van de uitgangspunten uit de ANWB/BOVAG-koerslijst van januari-februari 2005 komen wij voor bovenstaande auto op een particuliere richtprijs van € 35.000 (zeggevijfendertigduizendeuro).

Deze waarde geldt voor een auto in technisch goede staat van onderhoud en schadevrij.”

2.4. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een schadecalculatie van 19 februari 2003 van D te [plaatsnaam], waarin, voor zover van belang, is vermeld:

“(…) REPARATIEKOSTEN INCL. BTW € 3863,11”

2.5. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een internetpagina van de ADAC van 14 december 2004, waarin, voor zover van belang, is vermeld:

“Händlerverkaufspreis:

25950 EUR

bei einer Fahrleistung von 130000 km

(…)

Hersteller: Mercedes-Benz

Modell: S 320 CDI 220

Typ: Limousine 4-türig

(…)”

2.6. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een nota van B van 31 december 2004 aan X te Z, waarin, voor zover van belang, is vermeld:

“Wir verkaufen und liefern

1 Mercedes 320 CDI

KM-Stand 126.508

Kennzeichen [kentekennummer]

(…)

Geschätzter WERT lt. ADAC inkl. MWSt 25.950 ex MWSt € 22.370

Wartung fällig bei 125.000 KM € ./. 970

Abzüglich Schaden vorn (geschätzt) € ./. 540

Abzüglich Schaden hinten (lt. Bericht) € ./. 3.246

-------------

Verkaufspreis € 17.650

=======

Ohne MWSt-Berechnung Ausfuhrlieferung.

Der Betrag wird im Kontokorrentverhältnis verrechnet.”

2.7. Verweerder heeft bij beschikking van 19 mei 2008 een ambtshalve teruggaaf verleend van € 2.509. Deze teruggaaf is als volgt berekend:

De volgens de ANWB-koerslijst vastgestelde adviesprijs: € 35.000

De door eiseres gestelde schade: € 4.463

Nieuw vastgestelde waarde: € 30.537

Afschrijvingspercentage ten opzichte van de consumentenprijs is 66,85 procent. Het bedrag aan BPM bedraagt € 25.473,60 - € 17.029,14 = € 8.444,52.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of eiseres het juiste bedrag aan BPM heeft voldaan. Het geschil spitst zich toe op de waarde van het motorrijtuig op 27 januari 2005.

3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding en het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak Gomes Valente (22 februari 2001, zaak C-393/98, BNB 2001/395) is de afschrijvingstabel zoals opgenomen in artikel 10 van de Wet BPM in strijd met artikel 90 EG, nu daarbij voor de korting die wordt verleend op de te betalen BPM uitsluitend van belang is de tijdsduur die is verstreken na het tijdstip waarop de personenauto voor het eerst in gebruik is genomen.

4.2. In zijn uitspraak van 22 september 2006, nr. 41.178, BNB 2007/55 heeft de Hoge Raad zijn oordeel uit de uitspraak van 6 december 2002, nr. 37.666, BNB 2003/122 herhaald, dat uit het gemeenschapsrecht niet volgt dat de strijdigheid van de verminderingsregeling met artikel 90 EG noodzakelijkerwijs meebrengt dat in het geheel geen BPM kan worden geheven. De met toepassing van de verminderingsregeling berekende BPM is alleen niet verschuldigd indien en voor zover deze het bedrag van de BPM dat nog rust op vergelijkbare auto’s die reeds in Nederland waren geregistreerd (de referentievoertuigen), overschrijdt.

4.3. Het is in eerste instantie aan verweerder om aan te geven hoe de door eiseres voldane BPM zich verhoudt tot het restant aan BPM dat nog drukte op de referentievoertuigen. Verweerder heeft bij beschikking van 19 mei 2008 een ambtshalve teruggaaf verleend, gebaseerd op de adviesprijs volgens de ANWB-koerslijst verminderd met de door eiseres gestelde schade. De rechtbank wijst erop dat de adviesprijs is gebaseerd op de aanname dat het voertuig geen opties bevat, welke aanname blijkens de gedingstukken onjuist is. Het is vervolgens aan eiseres te betwisten dat het motorrijtuig op het peilmoment voldeed aan de criteria waarvan verweerder is uitgegaan.

4.4. Eiseres is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de waarde van het motorrijtuig op het peilmoment lager was dan de door verweerder verminderde waarde van € 30.537. Eiseres heeft aangevoerd dat de waarde op € 23.000 dient te worden gesteld, inclusief omzetbelasting en BPM. Zij baseert deze waarde op de factuur van 31 december 2004 van B, een gelieerde onderneming, en het taxatieformulier van 18 januari 2005 van C. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de factuur zou zijn opgesteld naar aanleiding van de taxatie, maar gelet op de data en de omschrijving op de factuur is dit niet aannemelijk. De factuur verwijst voorts naar de koerslijst van de ADAC, een Duitse organisatie. Deze koerslijst heeft betrekking op verkopen op de Duitse markt, terwijl voor de heffing van BPM dient te worden uitgegaan van reeds in Nederland geregistreerde auto’s. Het is bovendien niet uit te sluiten dat de factuurprijs is beïnvloed door de relatie tussen eiseres en de verkoper. Dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat de factuurprijs is geaccepteerd voor de berekening van de winstbelasting in Nederland en Duitsland, doet aan het voorgaande niet af. Nu de ANWB-koerslijst een adviesprijs geeft voor verkoop van het motorrijtuig op de Nederlandse markt, vormt deze een beter aanknopingspunt voor de berekening van de maatstaf van heffing voor de BPM. Verweerder heeft bovendien rekening gehouden met de door eiseres gestelde waardeverminderende elementen, te weten de schade aan het motorrijtuig. Zoals eerder opgemerkt is in de adviesprijs geen rekening gehouden met de extra accessoires, hoewel deze wel tot de maatstaf van heffing van de BPM dienen te worden gerekend. Verweerder heeft het bedrag aan BPM derhalve niet tot een te hoog bedrag verminderd.

4.5. Eiseres heeft gesteld dat verweerder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Ten eerste heeft zij gesteld dat verweerder zich onbehoorlijk heeft gedragen, door haar mede te delen dat zij geen tegenbewijs zou mogen leveren. Deze stelling dient te worden verworpen, ten eerste omdat eiseres deze stelling niet met objectief toetsbare gegevens heeft onderbouwd en ten tweede omdat de ambtenaar op het fyco-formulier heeft aangetekend dat eiseres in bezwaar zou gaan, hetgeen impliceert dat eiseres wist dat de mogelijkheid van bezwaar openstond ten einde de door verweerder vastgestelde waarde te betwisten. Vast staat dat eiseres, via de bezwaar- en beroepsprocedure, geprobeerd heeft tegenbewijs te leveren. Zou verweerder een mededeling van dien aard hebben gedaan, dan is eiseres hierdoor niet in haar procesbelang geschaad. Ten tweede heeft eiseres gesteld dat verweerder met de informatie op de website bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat zij met een taxatieformulier van C de lagere waarde van het motorrijtuig kon onderbouwen. Deze stelling dient te worden verworpen, omdat aan inlichtingen van algemene aard zoals de onderhavige geen vertrouwen kan worden ontleend. Deze inlichtingen zijn bedoeld om de burger van informatie te voorzien, en niet om hem een concrete toezegging te doen over de handelwijze en de procedures van verweerder waaraan laatstgenoemde zou zijn gebonden. Bovendien had eiseres, zoals op de website stond vermeld, telefonisch nadere inlichtingen kunnen inwinnen.

4.6. Kosten die een belastingplichtige maakt in verband met een door verweerder vastgesteld bedrag aan verschuldigde belasting kunnen voor vergoeding in aanmerking komen indien verweerder deze kosten veroorzaakt door jegens die belastingplichtige een onrechtmatige daad te plegen (artikel 8:73 van de Awb in verband met artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet onrechtmatig gehandeld door zich op het standpunt te stellen dat het door eiseres geleverde tegenbewijs niet aanvaardbaar was. Dit standpunt is op zich niet onjuist gebleken omdat de door eiseres aangedragen stukken, zoals de factuur van de gelieerde vennootschap, de adviesprijs van de ADAC en het taxatieformulier van C, niet geschikt zijn om aan te tonen dat de waarde van het motorrijtuig lager zou zijn dan de waarde van referentievoertuigen. Ook overigens heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank jegens eiseres niet onrechtmatig gehandeld. Hierbij is in aanmerking genomen dat verweerder eiseres op de hoogte heeft gesteld van het beleid van de staatssecretaris en heeft uitgelegd om welke redenen het tegenbewijs niet acceptabel was, terwijl eiseres tijdens het hoorgesprek heeft opgemerkt dat de ANWB-koerslijst geen juiste waarde zou opleveren omdat het type waartoe het motorrijtuig behoort, er niet in zou zijn opgenomen. Ook anderszins is niet gebleken dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden door opzettelijk een te hoge waarde te blijven hanteren. Het verzoek van eiseres om schadevergoeding wordt afgewezen.

4.7. Eiseres heeft geklaagd dat verweerder haar geen wettelijke rente heeft vergoed over de teruggaaf van € 2.509. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat op grond van artikel 30f, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de BPM heffingsrente wordt vergoed ingeval een teruggaaf van belasting plaatsvindt omdat de verschuldigde belasting minder beloopt dan die is aangegeven. Verweerder heeft toegezegd eiseres heffingsrente te vergoeden. Voor een verdergaande vergoeding van rente is gelet op het wettelijke systeem geen plaats, zodat de rechtbank verweerder zal gelasten heffingsrente te vergoeden op grond van voornoemd artikel.

Gelet op hetgeen onder 4.3. en 4.7. is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Voor de door eiseres genoemde proceskosten, te weten reis- en verletkosten, wordt verweerder, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van

€ 97,28 (26 kilometer x € 0,28 voor reiskosten en 2 uur x € 45 voor verletkosten).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert het bedrag aan verschuldigde BPM tot € 8.444;

- gelast dat verweerder heffingsrente vergoed over het aan eiseres terugbetaalde bedrag van € 2.509;

- wijst het verzoek van eiseres om schadevergoeding af;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 97,28, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 25 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. A.J. Roke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.