Home

Rechtbank Haarlem, 04-09-2008, BF0785, 07/8173

Rechtbank Haarlem, 04-09-2008, BF0785, 07/8173

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
4 september 2008
Datum publicatie
24 september 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BF0785
Zaaknummer
07/8173

Inhoudsindicatie

De voorwaarde dat de vordering in zijn geheel zou worden terugbetaald, verhoudt zich niet met de stelling van eiser dat de vordering als (eigen) vermogen van de (gestelde) onderneming heeft gefungeerd en winstafhankelijk was, omdat men over eigen vermogen, uitgaande van een op contunïteit gerichte onderneming, doorgaans langer kan beschikken dan drie maanden. Verlies uit de kapitaalverschaffing viel daarom volgens de rechtbank niet in box 1 maar in box 3.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/8173

Uitspraakdatum: 4 september 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/ te Y, verweerder.

Ontstaan en loop van het geding

1.1 Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 13 augustus 2004 voor het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 154.122. Bij beschikking met gelijke dagtekening is een verzuimboete opgelegd van € 794.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 oktober 2007 de aanslag gehandhaafd.

1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 29 november 2007, ontvangen bij de rechtbank op 30 november 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep heeft eiser bij brief van 31 december 2007 aangevuld.

1.4 Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2008. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A. Namens verweerder is verschenen B.

Tussen partijen vaststaande feiten

2.1 Eiser heeft, na daartoe te zijn uitgenodigd en te zijn aangemaand, de aangifte IB/PVV voor het jaar 2002 niet binnen de daartoe gestelde termijn ingediend. In verband hiermee heeft verweerder met dagtekening 13 augustus 2004 ambtshalve de aanslag IB/PVV 2002 opgelegd naar een geschat inkomen uit werk en woning van € 154.122. Hierbij heeft verweerder het loon uit dienstbetrekking van eiser overeenkomstig de jaaropgave van de werkgever op € 119.122 vastgesteld, de winst uit onderneming op € 25.000 geschat en € 10.000 bijgeteld wegens privé-gebruik auto.

2.2 Op 19 augustus 2004 heeft eiser alsnog over het jaar 2002 een aangiftebiljet voor de IB/PVV ingediend, welke aangifte verweerder als een bezwaarschrift tegen de opgelegde aanslag heeft aangemerkt. Naast voormeld bedrag aan loon uit dienstbetrekking heeft eiser € 6.340 aan winst uit onderneming opgegeven en heeft hij € 9.179 wegens privé-gebruik van een auto van de werkgever aangegeven. Voorts heeft eiser in de aangifte gevraagd om kwijtschelding van durfkapitaal ter grootte van € 44.925.

2.3 Voormeld bedrag van € 44.925 (hierna: de vordering) heeft betrekking op een door eiser op 25 september 2000 gedagtekende met C te Q gesloten overeenkomst, waarvan de inhoud als volgt luidt.

“1. De heer C, wonende aan de a-straat te Q, hierna te noemen: C

en

2. De heer X, wonende aan de b-straat te Q, hierna te noemen: X

In aanmerking nemende dat:

• partijen in de loop van het jaar 2000 overleg hebben gevoerd over het verstrekken van kapitaal aan de onderneming van de heer D;

• partijen hebben besloten aan de heer D risicodragend kapitaal te verschaffen;

• partijen ervoor hebben gekozen de kapitaalverschaffing als volgt te laten plaatsvinden: vanaf een gezamenlijke rekening van partijen worden bedragen overgemaakt naar de privé-rekening van C waarna C de bedragen als risicokapitaal zal overmaken aan de heer D;

• in verband met de kapitaalverschaffing een overeenkomst van kapitaalverschaffing is gesloten tussen C en de heer D.

Stellen vast als volgt:

1. Waar in de overeenkomst van kapitaalverschaffing wordt gesproken over de heer C c.q. kapitaalverschaffer, dient gelezen te worden de heer C en de heer X c.q. kapitaalverschaffers.

2. De kapitalen die op grond van de voornoemde overeenkomst van kapitaalverschaffing zijn

verstrekt, zijn verstrekt door C en X gezamenlijk: elk voor de helft.

3. Gevolgen voortvloeiende uit de overeenkomst van kapitaalverschaffing komen voor

gezamenlijke rekening van C en X: elk voor de helft.”

2.4 Op 25 september 2000 hebben C en D een overeenkomst van kapitaalverschaffing gesloten waarvan de inhoud als volgt luidt.

“De heer C, wonende aan de a-straat te Q (hierna “de Kapitaalverschaffer”) en de heer D wonende aan de c-straat te R (hierna “de ondernemer”) verklaren het navolgende:

• De Ondernemer heeft een plantenstokje ontwikkeld; (hierna “de Infostick”) met

Patentnummer [nummer].

• De patentaanvraag voor de Infostick in de Verenigde Staten van Amerika is thans nog

in behandeling.

• De Ondernemer heeft tevens de “Stick Anchor” ontwikkeld, waarvoor

patentaanvragen in behandeling zijn.

• De Ondernemer wil de Infostick en de Stick Anchor gaan vermarkten, (laten)

produceren en verkopen.

• De activiteiten met betrekking tot de marketing, productie en verkoop van de Infostick

en Stick Anchor zijn ondergebracht in E B.V.

• Voor de start van de marketing, productie, en verkoop van de Infostick en Stick

Anchor is risicodragend kapitaal benodigd.

• Deze overeenkomst heeft betrekking op de marketing, productie en

verkoopactiviteiten van de Infostick en de Stick Anchor in de gehele wereld.

• De Ondernemer is voornemens ten behoeve van de verkoopactiviteiten licenties te

verkopen.

Kapitaalverschaffer en Ondernemer zijn het navolgende overeengekomen:

1. Kapitaalverschaffer zal aan Ondernemer risicodragend kapitaal ter beschikking stellen

ter hoogte van, maximaal, Nlg 175 000,= (eenhonderdvijfenzeventigduizendgulden)

2. Ondernemer zal voornoemd bedrag uitsluitend aanwenden voor activiteiten die

rechtstreeks verband houden met de marketing-, productie- en verkoopinspanningen

met betrekking tot een proefproductie van circa 4,7 miljoen stuks Infosticks en Stick

Anchors en de verkoop van Licenties aangaande voornoemde producten.

3. De proefproductie en de verkoop van een viertal licenties zal volgens de berekening

van Ondernemer, zoals vastgelegd in de fax dd. 14 september 2000 van E B.V.

aan F B.V., een bruto-winst opleveren van circa Nlg. 430.000.

4. Kapitaalverschaffer heeft het risicodragend kapitaal ter beschikking gesteld aan

Ondernemer onder de conditie, dat Ondernemer het onder 1.) genoemde bedrag, met

een maximum van Nlg. 175.000,= (éénhonderdvijfenzeventigduizendgulden), aan

Kapitaalverschaffer zal terugbetalen tezamen met een premie die gelijk is aan 100%

van het door Kapitaalverschaffer verstrekte kapitaal.

5 Kapitaalverschaffer zal derhalve maximaal terugontvangen van Ondernemer Nlg.

3 50.000,= (driehonderdvijftigduizendgulden).

6. Kapitaalverschaffer en Ondernemer zijn overeengekomen, dat het onder 5.) genoemde

bedrag per ultimo 2000 aan Kapitaalverschaffer zal zijn terugbetaald.

7. Indien er per 1 januari 2001 bij Ondernemer behoefte bestaat aan aanvullend risico

dragend kapitaal, dan zal Kapitaalverschaffer hieromtrent met Ondernemer

onderhandelen.

8. De hoogte van de deelbetalingen die Ondernemer aan Kapitaalverschaffer zal doen ter

voldoening van het onder 5.) genoemde bedrag zal steeds in onderling overleg tussen

Ondernemer en Kapitaalverschaffer plaatsvinden.

9. Vanaf het moment dat Kapitaalverschaffer risicodragend kapitaal verstrekt aan

Ondernemer zal deze aan Kapitaalverschaffer regelmatig ( minimaal eens per drie

weken) verslag doen omtrent de voortgang van de verkoop van de licenties en de

productie van de proeforder van 4,7 miljoen stuks Infosticks en Stick Anchors.

10. Ondernemer zal indien de patenten die zijn verleend op de Infostick en de Stick

Anchor door de eigenaar hiervan worden verkocht aan Kapitaalverschaffer( 5%

(vijf procent) van de verkoopopbrengst vergoeden.”

2.5 In 2002 is D overleden en zijn nabestaanden hebben laten weten dat terugbetaling van het door C en eiser tezamen verschafte kapitaal, niet te verwachten is.

Geschil

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of het verlies van eiser als gevolg van de onder 2.3 en 2.4 beschreven kapitaalverschaffing tot de grondslag van het inkomen uit werk en woning behoort, welk standpunt eiser verdedigt of dat de vordering op D tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen moet worden gerekend, welk standpunt verweerder inneemt. Tevens is in geschil of de verzuimboete van € 794, gelet op het tijdsverloop gerekend vanaf het opleggen van de boete, (deels) moet worden kwijtgescholden hetgeen eiser stelt. Verweerder conformeert zich voor het antwoord op deze vraag aan het oordeel van de rechtbank.

3.2 Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 87.615. Verweerder concludeert tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.541.

Beoordeling van het geschil

4.1 In artikel 3:3, lid 1, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) is bepaald:

1. Belastbare winst uit onderneming is mede:

a. (…)

b. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de belastingplichtige geniet uit hoofde van een schuldvordering op een ondernemer ten behoeve van een voor zijn rekening gedreven onderneming, indien zich een in het derde lid genoemde omstandigheid voordoet.

In artikel 3:3, lid 3, onderdelen a en b, Wet IB 2001 is bepaald:

3. Een in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde omstandigheid is:

a. de schuldvordering is onder zodanige voorwaarden aangegaan dat deze in feite functioneert als vermogen van de in dat onderdeel bedoelde onderneming (…).

b. de vergoeding over de schuldvordering is op het tijdstip van het aangaan van de schuldvordering zodanig vastgesteld dat deze rechtens – dan wel in feite – bezien over de gehele looptijd grotendeels afhankelijk is van de winst van de in dat onderdeel bedoelde onderneming.

4.2 Eiser stelt zich primair op het standpunt dat de geldvordering is aangegaan onder zodanige voorwaarden dat deze in feite heeft gefunctioneerd als (eigen) vermogen van de onderneming van D zodat daarop het bepaalde in artikel 3:3, lid 1, onderdeel b, van de Wet IB 2001 in verbinding met artikel 3:3, lid 3, onderdeel a, Wet IB 2001 van toepassing is. Deze stelling wordt verworpen. De overeenkomst van kapitaalverschaffing is immers aangegaan onder de voorwaarde dat de vordering per ultimo 2000 in zijn geheel zou zijn terugbetaald. Deze voorwaarde verhoudt zich niet met de stelling van eiser dat de vordering heeft gefungeerd als (eigen) vermogen van de (gestelde) onderneming van D nu men over eigen vermogen, uitgaande van een op continuïteit gerichte onderneming, doorgaans langer kan beschikken dan drie maanden. Het feit dat eiser heeft aangegeven dat deze voorwaarde in de overeenkomst is opgenomen op instigatie van D doet aan dit oordeel niet af.

4.3 Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat de vergoeding voor de schuldvordering zodanig is vastgesteld dat deze in feite, bezien over de hele looptijd, grotendeels afhankelijk was van de winst van de (gestelde) onderneming van D, zodat daarop het bepaalde in artikel 3:3, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001 in verbinding met artikel 3:3, lid 3, onderdeel b, Wet IB 2001 van toepassing is. Ook deze stelling wordt verworpen. De overeenkomst van kapitaalverschaffing is immers aangegaan onder de voorwaarde dat bij terugbetaling van de vordering een premie zou worden vergoed gelijk aan 100% van het verstrekte kapitaal. Deze afspraak biedt geen grond voor de stelling van eiser dat de vergoeding voor de schuldvordering afhankelijk was van de winst van de (gestelde) onderneming van D nu de vergoeding alleen afhankelijk was van de omvang van het verstrekte kapitaal. Het feit dat in de overeenkomst van kapitaalverschaffing ook is bepaald dat D, indien hij zijn patenten op de Infosticks en/of de Stick Anchor zou verkopen, aan eiser (en C) 5% van de verkoopopbrengst zou doen toekomen, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank is van oordeel dat deze vergoeding afhankelijk is van de omzet en niet van de winst, zoals in artikel 3.3, lid 3, onderdeel b, van de Wet IB 2001 is vermeld.

4.4 Gezien het standpunt van verweerder dat in de uitspraak op bezwaar de aanslag ten onrechte is gehandhaafd omdat de overige gegevens in de aangifte IB/PVV 2002 zouden hebben moeten leiden tot een vermindering van de aanslag en wel naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.541, zal de rechtbank de aanslag IB/PVV 2002 vaststellen conform dit standpunt. In zoverre is het gelijk aan eiser.

4.5 Eiser stelt tot slot dat de aan hem opgelegde verzuimboete dient (deels) te vervallen vanwege het tijdsverloop gerekend vanaf de dagtekening van de boetebeschikking. Deze grief treft doel. De boete zal, gelet op het feit dat inmiddels meer dan twee jaar is verstreken gerekend vanaf de dagtekening van de boetebeschikking, worden verminderd met 10% ofwel met € 80 tot op € 714. Ook in zoverre is het gelijk aan eiser.

4.6 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van artikel 2, lid 1, sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1), verhoogd met € 105 wegens verletkosten van eiser en € 18 wegens reiskosten van eiser om de zitting te kunnen bijwonen.

Beslissing

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.541;

- vermindert het bedrag van de boetebeschikking tot € 714;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 767, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 4 september 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. C.J. Hummel, voorzitter, mr. R.G. Kemmers en mr. J. Snitker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.