Home

Rechtbank Haarlem, 02-07-2008, BF0914, 06/6814 en 06/6815

Rechtbank Haarlem, 02-07-2008, BF0914, 06/6814 en 06/6815

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
2 juli 2008
Datum publicatie
8 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BF0914
Zaaknummer
06/6814 en 06/6815

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. Naheffingsaanslag terrecht opgelegd door verweerder. Diverse kostenvergoedingen onzakelijk.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/6814 en AWB 06/6815

Uitspraakdatum: 2 juli 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

X, gevestigd Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan eiseres is met dagtekening 27 december 2004 over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 een naheffingsaanslag (aanslagnummer: 8054.36.819.A.01.9500) loonbelasting/premie volksverzekeringen (lb/pvv) ten bedrage van € 3.746 opgelegd (hierna: de eerste naheffingsaanslag), alsmede bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van

€ 936.

1.2 Aan eiseres is met dagtekening 24 februari 2005 over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag (aanslagnummer: 8054.36.819.A.01.2500) lb/pvv ten bedrage van € 8.626 opgelegd (hierna: de tweede naheffingsaanslag), alsmede bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete van € 2.156.

1.3 Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 juni 2006 de eerste naheffingsaanslag en de daarbij behorende boetebeschikking verminderd tot bedragen van respectievelijk € 2.954 en € 400.

Verweerder heeft voorts bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van eveneens 1 juni 2006 de tweede naheffingsaanslag en de daarbij behorende boetebeschikking verminderd tot bedragen van respectievelijk € 7.392 en € 1.100.

1.4 Eiseres heeft daartegen bij brief van 9 juni 2006, ontvangen bij de rechtbank op 12 juni 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken gelijktijdig plaatsgevonden op 20 maart 2008 te Haarlem. Namens eiseres is daar verschenen K, directeur van eiseres. Namens verweerder is verschenen L. Namens eiseres is ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Verweerder heeft zich hierover kunnen uitlaten.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1 Eiseres is sinds 7 november 1996 ingeschreven in het handelsregister van de Kamers van Koophandel. Haar aandelen zijn in handen van de Stichting Administratiekantoor B Beheer B.V., waarvan K voornoemd de bestuurder is. K is tevens de bestuurder van eiseres. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan uit het uitoefenen van een beheermaatschappij.

2.2 B Beheer B.V. was tot medio 2001 directeur-enig aandeelhouder van R B.V. Laatstgenoemd bedrijf fuseerde in 2001 met M tot MR B.V.

2.3. Eiseres is in de administratie van verweerder opgenomen als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB).

2.4. In 1999 was alleen K voornoemd in dienst van eiseres. In de periode waarop de tweede naheffingsaanslag betrekking heeft, zijn twee werknemers in dienst geweest bij eiseres, namelijk K voornoemd en zijn toenmalige echtgenote L.

2.5 In 1999 hebben zes werknemers en zeven zakenrelaties van MR B.V. een concert van Celine Dion bezocht en vooraf gegeten. De kosten van een en ander zijn gedragen door MR B.V. Eiseres is als inhoudingsplichtige aangemerkt voor het als loon aangemerkte deel van de kosten dat kan worden toegerekend aan de werknemer van eiseres.

2.6 Eiseres heeft in de periode van 27 april 2000 tot en met 2 mei 2000 voor haar medewerkers en die van MR B.V. een geheel verzorgde meerdaagse reis naar de Verenigde Staten van Amerika georganiseerd. Bij die gelegenheid werden vier attractieparken en twee auto-dealers bezocht. De verstrekking is gedaan door MR B.V., die hiervoor een all-in prijs heeft betaald van € 25.285 (f. 55.722). Het betrof een reis volgens een door eiseres van te voren vastgesteld programma, aan welke reis geen partners of kinderen konden deelnemen en welks programma tot de stukken van het geding behoort. Met degenen die deelnamen aan de reis is afgesproken dat zij voor het aantal dagen dat de reis duurde een zelfde aantal verlofdagen zouden inleveren. Aan de reis hebben vijf werknemers van MR B.V., twee werknemers van eiseres en een externe partij deelgenomen. Eiseres is als inhoudingsplichtige aangemerkt voor dat deel van de als loon aangemerkte verstrekking dat betrekking had op de twee werknemers van eiseres.

2.7 Verweerder heeft op 29 juli 2004 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften lb/pvv over de jaren 1999 tot en met 2002. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een rapport van 27 januari 2005. Een afschrift van het rapport behoort tot de gedingstukken. Het boekenonderzoek richtte zich op de beoordeling van aan werknemers van eiseres bovenmatig verstrekte vergoedingen voor diverse kosten, zoals onder meer de door eiseres belastingvrij aan haar werknemers vergoede kosten van eten en drinken, de kosten van het concert van Celine Dion en de eerdergenoemde reis naar Amerika.

2.8 Naar aanleiding van dit rapport zijn de in het geding zijnde naheffingsaanslagen vastgesteld en opgelegd, als volgt berekend:

Fiscaal loon Loonbelasting / premie volksverzekeringen

1999

Kosten eten en drinken € 2.110 € 3.165

Concertkaarten Celine Dion € 387 € 581

2000

Kosten eten en drinken € 2.451 € 3.677

Kosten reis Amerika € 6.198 € 3.409

2001

Kosten eten en drinken € 1.161 € 1.257

2002

Overige vergoedingen € 261 € 283

Totaal € 12.568 € 12.372

2.9 In bezwaar heeft verweerder ten aanzien van zowel de eerste als de tweede naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat – ook al hebben de correcties uitsluitend betrekking op kosten van eten en drinken die tussen vrijdagavond en zondagavond zijn gemaakt en is de zakelijkheid daarvan niet aannemelijk gemaakt - toch 25% van de opgevoerde kosten alsnog als zakelijk zullen worden geaccepteerd, zodat de naheffingsaanslagen moeten worden verminderd. De beide boetes zijn gematigd, gelet op de omstandigheden van het geval en in verband met de evenredigheid.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd en vastgesteld.

3.2.1 Eiseres stelt dat de door haar aan haar werknemers verstrekte reis naar de Verenigde Staten van Amerika geen loon is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Wet LB, aangezien de reis een puur zakelijk karakter had en medewerkers deze reis niet zomaar konden weigeren. De reis is georganiseerd namens de werkgever en diende mede ter verwerving van vaardigheden op het gebied van het geven van korte presentaties voor zeer grote aantallen mensen ter voorbereiding op de Wereldtentoonstelling te Hannover. Voorts konden de werknemers de reis en het verblijf niet naar eigen keuze inrichten, immers was er een door de werkgever vooraf vastgesteld reisprogramma en vond de reis niet plaats in de reguliere vakantieperiode.

3.2.2 Ten aanzien van de door eiseres aan haar werknemers vergoede declaraties voor kosten van diners en lunches stelt eiseres dat zij een zakelijk karakter hadden en dat zij van een aantal diners en lunches niet heeft kunnen aangeven wanneer en met wie is gegeten door toedoen van het crashen van de agenda in Outlook en vanwege een bedrijfsverhuizing. Eiseres stelt verder dat, anders dan verweerder beweert, wel sprake is van een lustrumviering, aangezien de rechtsvoorganger van R B.V., de eenmanszaak R, is opgericht eind april 1995.

3.2.3 Eiseres stelt ten slotte ten aanzien van de vergrijpboetes dat sprake is van een pleitbaar standpunt. Zij acht de boetes disproportioneel en concludeert mitsdien tot vernietiging daarvan.

3.3.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de reis naar Amerika gezien moet worden als een personeelsreis en dat er geen zakelijke doelen te onderkennen zijn, aangezien de reis een overwegend toeristisch karakter had. Bovendien is er sprake van een all-in prijs, zodat het niet mogelijk is een afsplitsing te maken naar zakelijke en niet-zakelijke kosten. Verweerder stelt dat voor de reis wel de voor een personeelsreis geldende reguliere vrijstelling van € 340 van toepassing is. Hiermee is bij de berekening van de na te heffen lb/pvv ten onrechte geen rekening gehouden. De reis ontbeert echter een lustrumkarakter zodat deze van de toepassing van de verhoogde jubileumvrijstelling is uitgesloten, nu zowel eiseres als MR B.V. zijn opgericht op 31 oktober 1996 en mitsdien het eerste lustrum pas op 31 oktober 2001 valt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffing ter zake van de verstrekking van deze reis aan de werknemers van eiseres dient te worden verminderd met € 395.

3.3.2 Verweerder heeft zich voorts op het nadere standpunt gesteld dat de verstrekking van de concertkaart met diner aan de werknemer van eiseres niet als loon kan worden aangemerkt, zodat het beroep van eiseres op dit onderdeel gegrond is. De eerste naheffingsaanslag dient te worden verminderd met € 581 tot € 2.373 en de bijbehorende vergrijpboete dient te worden verminderd tot € 320.

3.3.3 De kosten van lunches en diners zijn niet gemaakt ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, maar dienden ter bevrediging van persoonlijke behoeften van haar medewerker, bovendien hebben de verteringen in de weekenden, en/of op feestdagen plaatsgevonden en heeft eiseres niet aannemelijk kunnen maken dat de betreffende maaltijden zakelijk waren. Overigens is in de bezwaarfase alsnog aangenomen dat 25% van de kosten wel een zakelijk karakter had.

3.3.4 Met betrekking tot de opgelegde boetes is verweerder van mening dat er sprake is van grove schuld en dat eiseres ernstig nalatig gedrag verweten kan worden door het doen van verstrekkingen aan werknemers zonder zich te overtuigen van de fiscale aanvaardbaarheid ervan. Verweerder acht een vergrijpboete van telkens 25% dan ook passend en geboden. Zij acht geen verlaging nodig van de tweede boete in verband met de wel door haar voorgestane verlaging van de tweede naheffingsaanslag, aangezien die vermindering naar haar mening niet leidt tot een wanverhouding tussen boete en bedrag naheffing nu de boete in bezwaar al is gematigd.

3.3.5 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de boete over de jaren 2000 tot en met 2002 en tot gegrondverklaring van de overige beroepen.

4. Beoordeling van het geschil

Reis naar Amerika

4.1 Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wet LB is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten. Onder dit loonbegrip valt ook het op kosten van de werkgever deelnemen aan een reis in verband met het gestelde jubileum van de onderneming van de werkgever. Voormeld loon is loon in natura en moet ingevolge artikel 13 van de Wet LB in aanmerking worden genomen naar de waarde in het economische verkeer, tenzij de beloning niet te gelde kan worden gemaakt, zoals hier - naar niet wordt bestreden – niet aan de orde is.

4.2 Door eiseres wordt het zakelijke belang van de deelname van haar werknemers aan de reis benadrukt. Verweerder daarentegen wijst op het overwegend toeristische karakter van de reis, aangezien op geen enkele wijze uit het programma valt op te maken dat de reis een zakelijk doel heeft gediend. De rechtbank oordeelt over de deelname aan de reis als volgt. Gelet op de locatie, het programma, de deelnemers – te weten het voltallige personeel, K en zijn voormalig echtgenote en nog een derde genodigde – en de omstandigheid dat deze reis kennelijk ter gelegenheid van een lustrum was georganiseerd, is veel eerder aannemelijk dat het hier om een plezierreis ging die dient te worden aangemerkt als een beloning in het kader van de dienstbetrekking dan om een zakenreis zonder het karakter van loon. Het zakelijke karakter van de bezoeken aan de beide autodealers - van merken die tot de klanten van eiseres zouden behoren - alsmede de gestelde uitwisseling van de expertise met betrekking tot het houden van tentoonstellingen voor het grote publiek in het kader van de Wereldtentoonstelling te Hannover waar eiseres aan zou deelnemen, zijn daartegenover onvoldoende aannemelijk gemaakt. Daarenboven is de rechtbank van oordeel dat, ook als wordt aangenomen dat de hiervoor genoemde bezoeken puur zakelijk waren en dat er sprake is geweest van het vergaren van expertise als gesteld, een en ander tegenover de overige hiervoor genoemde omstandigheden van een zodanig beperkt belang is, dat daarmee niet wordt ontkracht dat het beloningselement overheerst. Verweerder heeft deze verstrekking dan ook terecht als loon aangemerkt en alsnog in de loonheffing betrokken.

4.3. Nu eiseres niet heeft aangetoond dat het bedrag van de privé-besparing minder bedroeg dan de waarde in het economische verkeer (HR 21 maart 1990, BNB 1990/136) zal de rechtbank verweerder volgen in het vaststellen van de omvang van het bedrag, zijnde de kostprijs van de reis als de waarde in het economische verkeer.

4.4 In artikel 16c, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 1990 (hierna: UR) is een waarderingregel opgenomen voor aan de werknemer verstrekte personeelsreizen, personeelsfestiviteiten en dergelijke incidentele personeelsvoorzieningen, waarbij gedoeld wordt op activiteiten waarbij de deelnemers hun tijd veelal niet naar vrije keuze kunnen indelen doch gebonden zijn aan een door hun werkgever opgesteld programma waarbij zij worden omringd door hun collega's en (eventueel) hun partners. Dit vereiste van gezamenlijkheid komt mede tot uitdrukking in de eis dat deelname aan de in artikel 16c UR bedoelde voorzieningen open moet staan voor ten minste driekwart van de werknemers. De reis is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een aan werknemers verstrekte personeelsreis in de zin van artikel 16c, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling. Deelname aan de reis stond immers open voor ten minste driekwart van het gehele personeel of van de werknemers die behoren tot een organisatorische of functionele eenheid. De rechtbank acht het beroep van eiseres op de verhoogde vrijstelling in het kader van de lustrumviering terecht, nu eiseres ter zitting heeft toegelicht dat het bedrijf – zij het in een andere rechtsvorm – op het moment van de reis vijf jaar bestond, hetgeen door verweerder niet nader is weersproken.

Concert Celine Dion met diner

4.5 Tussen partijen is niet langer in geschil dat dit evenement niet als loon in natura valt aan te merken. De rechtbank heeft geen aanleiding anders te oordelen en zal de eerste naheffingsaanslag en de in verband daarmee opgelegde boete dienovereenkomstig verminderen.

Gedeclareerde kosten van lunch en diner

4.6 Voor de beantwoording van de vraag of een vergoeding voor lunchkosten en/of dinerkosten belastingvrij kan worden uitgekeerd verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 22 januari 1997, nr. 31 527, BNB 1997/116c, waarin de Hoge Raad vooropstelt dat uitgaven voor voeding strekken tot bevrediging van persoonlijke behoeften en dan ook behoren tot de sfeer van de inkomensbesteding en niet tot die van de inkomensverwerving. Eiseres - op wie te dezen de bewijslast rust – heeft niet aannemelijk gemaakt dat het restaurantbezoek in het kader van lunches en diners die, volgens vermelde data in de grootboekrekening, op de vrijdagen, weekenden en op feestdagen zijn genoten, strekken tot verwerving van loon, als gevolg waarvan de rechtbank oordeelt dat deze kunnen worden toegerekend aan de dienstbetrekking. Zij betrekt hierbij mede de omstandigheid dat verweerder eiseres op dit punt reeds in enige mate het voordeel van de twijfel heeft gegeven en een kwart van deze niet onderbouwde kosten wél als zakelijk heeft geaccepteerd. Dat eiseres, zoals zij stelt, op dit punt mogelijk in bewijsnood verkeert door miscommunicatie dan wel onenigheid met haar voormalige gemachtigde, is een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres komt.

Boetes

4.7. In artikel 67f, eerste lid, AWR is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

“Indien het aan opzet of grove schuld van de inhoudingsplichtige is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem een boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete.”

Naar vaste jurisprudentie moet onder grove schuld worden verstaan een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat het begrip mede grove onachtzaamheid. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij haar toenmalig fiscaal adviseur heeft geraadpleegd en dat deze haar had verzekerd dat een en ander fiscaal in orde was, maar enig bewijs van die stelling, bijvoorbeeld door overlegging van correspondentie hierover, heeft eiseres niet geleverd, zodat de rechtbank dit niet aannemelijk acht. Echter ziet de rechtbank in de omvang van het bedrag van de boete in relatie tot de beboetbare gedraging een reden tot matiging. Een boete zijnde 10% van het nageheven bedrag acht de rechtbank passend en geboden.

4.8 Uit het voorgaande volgt dat de onderhavige beroepen voor zover betrekking hebbende op de boete, gegrond zijn.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en de reiskosten met openbaar vervoer tweede klas, ter grootte van € 18,60.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart:

- verkaart de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de vaststelling van de nageheven loonbelasting/premie volksverzekeringen ongegrond;

- verklaart de beroepen tegen de opgelegde boetebeschikkingen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de boete;

- vermindert de boete tot 10% van het nageheven bedrag;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 322, alsmede in de reiskosten van € 18,60 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 2 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. O.C.H.C. Pilet, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.