Home

Rechtbank Haarlem, 07-05-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:907 BF1194, 07/5571

Rechtbank Haarlem, 07-05-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:907 BF1194, 07/5571

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
7 mei 2008
Datum publicatie
30 september 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BF1194
Zaaknummer
07/5571

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Genoten inkomsten zijn aan te merken als winst uit onderneming. Geen dienstbetrekking omdat niet aannemelijk is dat de bv aanwijzingen in verband met de uit te voeren werkzaamheden kan geven.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/5571

Uitspraakdatum: 7 mei 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.596.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 juli 2007 de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 45.238.

1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 13 augustus 2007, ontvangen bij de rechtbank op 14 augustus 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 19 september 2007 heeft eiser de gronden van zijn beroep toegelicht.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2008. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door A. Namens verweerder zijn verschenen B en C. Eiser heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder. Bij de pleitnota zijn twee bijlagen gevoegd.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiser is musicus en heeft voor het jaar 2002 aangifte ib/pvv gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.585. Dit bedrag bestaat onder meer uit belastbare winst uit onderneming ten bedrage van € 19.374 en inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking bij de Stichting D van € 9.757. De definitieve aanslag is conform de aangifte vastgesteld.

2.2. In de door eiser aangegeven belastbare winst uit onderneming is een bedrag van € 52.975 begrepen, dat eiser heeft ontvangen van E B.V. (hierna: de B.V.).

2.3. Na een bij eiser ingesteld boekenonderzoek heeft verweerder de in geding zijnde navorderingsaanslag opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar zijn op het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning onder meer de volgende correcties aangebracht:

minder bedrijfskosten € 17.147

geen zelfstandigenaftrek € 4.906

2.4. Het door eiser ontvangen bedrag van € 52.975 heeft betrekking op de inkomsten die eiser in 2002 heeft genoten vanwege zijn optreden als bassist tijdens de theatertournee van F. Deze theatertournee liep van [begindatum] tot en met [einddatum]. De B.V. was belast met het behartigen van de zakelijke aangelegenheden van deze tournee. De B.V. heeft voorafgaand aan de tournee een “arbeidsovereenkomst uitvoerend artiest” met een lijst van geplande optredens en de “algemene bepalingen uitvoerend artiest” aan eiser voorgelegd. Eiser heeft deze overeenkomst niet ondertekend.

2.5. Aan genoemde tournee namen acht musici deel, waarvan er vier (volgens eiser) dan wel vijf (volgens verweerder) als binnenlands artiest in de loonadministratie van de B.V. waren opgenomen.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Geschil bestaat omtrent het antwoord op de vraag of de van de B.V. ontvangen inkomsten moeten worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking (verweerder) of als winst uit onderneming (eiser).

3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van het belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 23.185. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Eiser heeft als onderbouwing van zijn stelling dat de inkomsten uit de tournee dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming aangevoerd dat ook de overige inkomsten die hij in deze onderneming geniet, en die verder niet in geschil zijn, betrekking hebben op soortgelijke activiteiten als musicus. Voorts heeft hij gesteld dat hij per optreden respectievelijk repetitie werd betaald, en niet werd betaald indien hij om welke reden dan ook niet aan een optreden of repetitie deelnam. Voorts kon hij zich, ofschoon dit niet de voorkeur had van F, laten vervangen. De musici functioneerden in de groep met een grote mate van zelfstandigheid en hij had bij het tot stand komen van de optredens een grote inbreng met onder meer zijn arrangementen, aldus eiser.

4.2. De rechtbank is van oordeel dat eiser zich op goede gronden op het standpunt kan stellen dat hij de inkomsten uit de tournee genoot in het kader van zijn onderneming. Hierbij is van belang dat de overige in deze onderneming genoten inkomsten, waarvan de kwalificatie niet in geschil is, eveneens hun oorsprong vinden in soortgelijke activiteiten van eiser.

4.3. Indien verweerder zich op het standpunt stelt dat de inkomsten uit de tournee als loon uit dienstbetrekking dienen te worden aangemerkt brengt een redelijke verdeling van de bewijslast met zich dat verweerder deze stelling aannemelijk maakt. Hierin is verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd.

4.4. Verweerder heeft zich onder meer gebaseerd op de in 2.4. vermelde arbeidsovereenkomst. Nu deze door de B.V. aan eiser voorgelegde overeenkomst niet door eiser is ondertekend kunnen de hierin opgenomen bepalingen niet zonder meer als geldend tussen eiser en de B.V. worden aangenomen. Niet aannemelijk is geworden dat de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen onverkort mondeling tussen eiser en de B.V. respectievelijk F zijn overeengekomen.

4.5.1. Eén van de voorwaarden voor het bestaan van een dienstbetrekking is de aanwezigheid van een gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer. Het is met name dit punt dat partijen verdeeld houdt. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Van een directe gezagsverhouding tussen eiser en de B.V. is geen sprake. Eiser heeft onweersproken verklaard dat de contacten tussen hem en de B.V. vrijwel uitsluitend bestonden uit het plannen van repetities en optredens, het door eiser verzenden van facturen naar de B.V., en het betalen daarvan door de B.V. Niet aannemelijk is geworden dat de B.V. aanwijzingen in verband met de uit te voeren werkzaamheden kon geven.

4.5.2. Van een afgeleide gezagsverhouding tussen eiser en F is evenmin sprake. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij binnen de groep musici met een grote mate van zelfstandigheid zijn werk verrichtte en een grote inbreng had bij het tot stand komen van het eindproduct. De rechtbank acht aannemelijk dat F een belangrijke stem in de samenstelling van het repertoire had, zijn naam was immers aan de tournee verbonden. Hiermee is echter nog niet aannemelijk geworden dat F verdergaande aanwijzingen aan eiser kon geven dan in een overeenkomst van opdracht gebruikelijk is. Ook een opdrachtgever zal immers aanwijzingen geven aan de opdrachtnemer omtrent de uit te voeren werkzaamheden.

4.6. Nu aan één van de voorwaarden voor het bestaan van een dienstbetrekking, de aanwezigheid van een gezagsverhouding, niet is voldaan kunnen de inkomsten die eiser vanwege zijn deelname aan de tournee heeft genoten niet worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking.

4.7. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1). De reiskosten die eiser heeft gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting worden begroot op € 19, zijnde de reiskosten per openbaar vervoer, tweede klasse. Overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn niet gesteld of gebleken, zodat het in totaal te vergoeden bedrag € 663 beloopt.

6. Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-vermindert de navorderingsaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.185,-;

-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 663, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

-gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 7 mei 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, voorzitter, mr. M.J. Leijdekker en mr. J. Snitker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.