Home

Rechtbank Haarlem, 23-10-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:2289 BG4236, 07/8130

Rechtbank Haarlem, 23-10-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:2289 BG4236, 07/8130

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
23 oktober 2008
Datum publicatie
13 november 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BG4236
Zaaknummer
07/8130

Inhoudsindicatie

MRB. Auto voldoet niet aan de eisen die worden gesteld aan een kampeerauto.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/8130

Uitspraakdatum: 23 oktober 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 17 september 2005 tot en met 16 september 2006 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) opgelegd, ten bedrage van

€ 1.057. Bij beschikking heeft verweerder een boete opgelegd van € 1.057.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 oktober 2007 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete kwijtgescholden.

Eiser heeft daartegen bij brief van 21 november 2007, ontvangen bij de rechtbank op

26 november 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiser is met ingang van 8 mei 2002 kentekenhouder van een bedrijfsauto van het merk Mitsubishi, type L300 LongBase Dubbele Cabine met het kenteken AA-BB-00 (hierna: de auto). De auto rijdt op diesel. De datum van eerste toelating van de auto is 17 maart 1994. De fabrieksmaten van de laadruimte van de auto zijn 153 cm (breedte), 189 cm (lengte) en 136 cm (hoogte). De auto is oorspronkelijk gebouwd als bestelauto met een dubbele cabine.

2.2. Op 27 mei 2005 heeft eiser aangifte gedaan voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voor een kampeerauto. Eiser heeft € 635 aan BPM voldaan.

2.3. Eiser heeft tijdens de naheffingsperiode MRB naar het kwarttarief voldaan omdat de auto zou kwalificeren als kampeerauto. In de auto zijn de volgende voorzieningen aangebracht: een keukenblok met kastruimte en eenvoudige voorzieningen voor wassen en koken, een opklapbare zitslaapbank met ondergelegen kastruimte, een voorziening om een tafelblad vast te haken en kleinere voorzieningen zoals gordijnen, vloerzeil, extra binnenverlichting, elektrische aansluiting voor een koelbox en plaats voor een chemisch toilet. De dubbele cabine wordt van de binnenruimte gescheiden door een schot op halve hoogte. In de dubbele cabine bevindt zich een extra, verwijderbare bank achter de zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder. In de binnenruimte is een hefdak aangebracht, waardoor boven een ruimte van 92 cm breedte en 120 cm lengte een hoogte ontstaat van 175 cm. De zijkanten van het hefdak zijn in uitgeklapte toestand open.

2.4. Op 23 juni 2006 is de auto om 16.38 uur rijdend gesignaleerd op de A9 bij Alkmaar. Van de signalering is een Melding Visuele controle / Fysieke controle opgemaakt. In een daarbij horend memo heeft de controlerend ambtenaar, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“Op 23 juni 2006, omstreeks 16.38 uur, zag ik op de N 9 ter hoogte van Alkmaar een bestelauto rijden die was voorzien van het kenteken [AA-BB-00]. Mij viel op dat het hier uiterlijk om een dubbele cabine auto ging.

Na de vakantie, op 2 september 2006, omstreeks 11.45 uur, stond deze auto voor het woonadres van de houder, [adres eiser].

In de laadruimte werd door mij aangetroffen:

- een keukenblok, een kastruimte, een los gas-kooktoestel, een 1-persoonzitslaapbank, een klapdak (mogelijk tot 170 cm en uitsparing mogelijk 90x100 cm). In deze laadruimte stond echter een half hoog schot die de verblijfruimte verdeelde in een dubbele cabine ruimte en een laadruimte waarin kampeervoorzieningen waren aangebracht.

(…) Er is geen contact gemaakt met de houder van dit voertuig!!

[Naam andere ambtenaar] kwam tot de conclusie dat het niet is toegestaan om de verblijfruimte apart te maken. Het dient 1 geheel te zijn. Zie aantekeningen van [naam ambtenaar].

Ik heb het keuringsrapport RDW nog opgevraagd. Helaas staat hierin niets extra’s vermeld. Alleen dat deze auto in het verleden een dubbel cabine auto is geweest.”

2.5. Op 31 januari 2007 is de auto voor de deur van eiser geïnspecteerd. Van deze inspectie is een Rapport motorrijtuigenbelasting inzake onderzoek kwarttarief opgemaakt. In dit rapport is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“Ik heb [eiser] gevraagd of het motorrijtuig in deze staat is aangeboden bij de RDW en de Douane. Hij vertelde mij dat dit het geval was en dat hij het motorrijtuig daarna niet meer veranderd heeft.

Door mij is een tussenschot tussen de “dubbele cabine”ruimte en de laadruimte geconstateerd dat vast is gemaakt aan de carrosserie. In het midden van dit tussenschot is een klep aanwezig die verwijderbaar is. De doorgang wordt belemmerd door de aanwezige zitbank in de “dubbele cabine”ruimte. Deze zitbank is eenvoudig te verwijderen omdat hij enkel en alleen met twee bouten in de gaten van het schot worden gestoken. Zie bijgevoegde foto’s.

Op 2 september 2006 zijn digitale foto’s gemaakt door collega [naam]. Deze foto’s waren niet bij het onderzoek aanwezig. Een aantal dagen na het onderzoek van 3 januari 2007 heb ik collega [naam] gevraagd of hij de foto’s nog op zijn camera had staan. Dit was het geval. Uit de foto’s blijkt dat [eiser] het motorrijtuig toch heeft veranderd. De “klepconstructie” was nog niet aanwezig tijdens de controle op 2 september 2006.”

3. Geschil

3.1. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. In geschil is ten eerste of de auto voldoet aan de eisen die de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet MRB) aan een kampeerauto stelt. Indien de eerste vraag ontkennend dient te worden beantwoord, is in geschil of bij eiser het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat de auto wel aan deze eisen voldeed. Eiser heeft voorts gesteld dat verweerder vorm- en slordigheidsfouten heeft gemaakt. Tot slot is de berekening in geschil.

3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De rechtbank stelt vast dat de auto ten tijde van de eerste controle, in september 2006, niet voldeed aan de eisen die ingevolge artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Wet MRB (tot 1 juli 2006) c.q. artikel 23a, eerste lid, van de Wet MRB (met ingang van 1 juli 2006) in artikel 6, eerste lid, onderdeel a (tot 1 juli 2006) c.q. artikel 5aa, eerste lid (met ingang van 1 juli 2006), van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 worden gesteld aan een kampeerauto. Bij de controle is vastgesteld dat:

- de binnenruimte niet achter de zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder is gesitueerd;

- de binnenruimte, die door een tussenschot van de dubbele cabine wordt gescheiden, te kort is;

- het kooktoestel niet vast is ingebouwd, maar los staat;

- het hefdak niet aan de voorwaarden voldoet, omdat het geen, al dan niet uitklapbare, permanent aangebrachte gesloten dakconstructie is, maar een hefdak dat in uitgeklapte toestand niet gesloten is.

Nu uit de gedingstukken kan worden afgeleid dat verdere aanpassingen aan de auto, zoals de inbouw van de klepconstructie en de wijzigingen aan het hefdak, na het einde van de naheffingsperiode zijn aangebracht, behoeven de eventuele consequenties daarvan voor de heffing van MRB in het kader van dit beroep geen behandeling.

4.2. Eiser heeft voorts gesteld dat de informatievoorziening van verweerder van dien aard is geweest, dat bij hem het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat de auto aan de eisen voor een kampeerauto voldeed. Eiser baseert deze stelling vooral op de in zijn ogen niet eenduidige uitleg en toepassing van de inrichtingseisen door de ambtenaren die hij heeft geraadpleegd. Eiser heeft aangevoerd dat hij meermaals heeft geïnformeerd naar de inrichtingseisen, maar dat werd verwezen naar de website van de Belastingdienst c.q. naar een informatieblad dat hem werd overhandigd. Op concrete vragen heeft hij geen antwoord gekregen. Het beroep van eiser op gewekt vertrouwen wordt verworpen. Voorop dient te worden gesteld dat de Belastingdienst algemene informatie ter beschikking stelt om het publiek op grote lijnen voor te lichten over belastingaangelegenheden, maar dat op eiser de verantwoordelijkheid rustte om, indien hij gebruik wenste te maken van het kwarttarief voor de MRB, ervoor te zorgen dat de auto aan alle eisen voldeed. Uit de door de Belastingdienst gepubliceerde en door eiser overgelegde informatie, waarvan eiser aangeeft deze te hebben gebruikt, is af te leiden dat de binnenruimte achter de zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder een bepaalde lengte dient te hebben, en dat een dubbele cabine niet is toegestaan. Bovendien is duidelijk aangegeven dat alle faciliteiten in de binnenruimte op een normale wijze bereikbaar dienen te zijn, hetgeen impliceert dat een tussenschot - zelfs op halve hoogte - niet is toegestaan. Wat de mogelijkheid betreft om het gebrek aan stahoogte in de binnenruimte te verhelpen met een vast verhoogd dak of een hefdak, stelt de rechtbank vast dat beide begrippen niet nader zijn gedefinieerd in de geraadpleegde informatie. Het had echter op de weg van eiser gelegen om, indien hij na raadpleging van de hem ter beschikking staande informatie twijfels had over de uitlegging van het begrip hefdak, zich hieromtrent nader te laten informeren door een deskundige. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd omtrent de acceptatie van bepaalde soorten hefdaken kan niet tot een ander oordeel leiden, nu eiser niet concreet heeft aangetoond dat deze gelijk waren aan het hefdak dat op het moment van de controle op de auto was gemonteerd en dat verweerder bij gebruik van een dergelijk hefdak daadwerkelijk heeft ingestemd met toepassing van het kwarttarief. Anders dan eiser meent, volgt uit de enkele aanduiding van de auto als ‘kampeerauto’ bij de berekening van de BPM niet dat de auto ook voor de MRB als kampeerauto dient te worden aangemerkt, omdat deze aanduiding voor de heffing van BPM niet relevant is.

4.3.1. Eiser heeft ook gesteld dat verweerder een aantal slordigheids- en vormfouten heeft gemaakt. Het verwijt betreft in de eerste plaats het tijdsverloop tussen de controle en de mededeling van de bevindingen naar aanleiding van deze controle, en tussen de indiening van het bezwaarschrift en de uitspraak op het bezwaarschrift. Wat het laatste betreft, heeft te gelden dat de inspecteur ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst tot 1 januari 2008), in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, binnen een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak daarop doet. Nu verweerder ruim binnen de termijn van één jaar uitspraak op het bezwaar van eiser heeft gedaan, is de klacht van eiser op dit punt ongegrond. Nu eiser, zoals onder 4.2. overwogen, zelf de verantwoordelijkheid draagt voor de voldoening aan de eisen die de Wet MRB aan de inrichting van een kampeerauto stelt, treft zijn klacht over het tijdsverloop tussen de controle en de mededeling van de bevindingen daarvan evenmin doel. Eiser had desgewenst zelf en uit eigen beweging de nodige aanpassingen aan de auto dienen uit te voeren, zodat niet kan worden gesteld dat hij door de traagheid van verweerder in zijn belangen is geschaad. Bovendien heeft verweerder onweersproken gesteld dat eiser de auto tussen de controles in september 2006 en januari 2007 heeft aangepast.

4.3.2. Wat de klacht van eiser betreft, dat verweerder de niet-gesloten dakconstructie pas later in het geding heeft gebracht, geldt dat het partijen vrij staat om in elke stand van het geding nieuwe gronden aan te voeren, mits de wederpartij niet in zijn procesbelang wordt geschaad. Nu eiser de gelegenheid heeft gehad en aangegrepen om op deze stelling van verweerder te reageren, kan niet worden gezegd dat hij in zijn procesbelang is geschaad.

4.3.3. Niet gesteld of gebleken is dat de overige door eiser aangevoerde klachten, zoals de verkeerde vermelding van artikelnummers in de beschikking beëindiging bijzonder tarief en de vermelding van het verkeerde bezwaarschrift in de uitspraak op bezwaar, hem op enigerlei wijze in zijn procesbelang hebben geschaad. De rechtbank zal aan de voormelde gebreken dan ook geen gevolgen verbinden.

4.3.4. Uit hetgeen onder 4.3.1. tot en met 4.3.3. is overwogen, volgt dat aan eventuele onvolkomenheden in de handelwijze van verweerder, geen gevolgen worden verbonden voor de naheffingsaanslag.

4.4. Tot slot is de berekening van de naheffingsaanslag in geschil. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag € 37 te hoog is vastgesteld. Nu verweerder alle voor de naheffingsaanslag van belang zijnde gegevens op correcte wijze heeft ingevoerd, kan de conclusie geen andere zijn dan dat verweerder de naheffingsaanslag op de juiste hoogte heeft vastgesteld. Eiser is er in zijn berekening vanuit gegaan dat het verschil tussen het hoogste aantal provinciale opcenten en het aantal provinciale opcenten in Noord-Holland € 20 bedroeg, terwijl dit verschil in werkelijkheid € 30 bedroeg.

4.5. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 23 oktober 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van drs. N. Hoens, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.