Rechtbank Haarlem, 04-09-2008, BG5041, 07/8290 tot en met 07/8296
Rechtbank Haarlem, 04-09-2008, BG5041, 07/8290 tot en met 07/8296
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 4 september 2008
- Datum publicatie
- 17 december 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BG5041
- Zaaknummer
- 07/8290 tot en met 07/8296
Inhoudsindicatie
AWR Niet voldoen aan verzoek om te worden gehoord in bezwaarfase. Eiser heeft nadrukkelijk aangegeven dat hij prijs stelde op een hoorgesprek. Eiser is door verweerder onvoldoende in de gelegenheid gesteld om een afspraak te maken voor een hoorgesprek.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 07/8290 tot en met 07/8296
Uitspraakdatum: 4 september 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het geding tussen:
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
Zitting
Bij het onderzoek ter zitting van 21 augustus 2008 te Haarlem is verschenen verweerder.
Eiser is, met voorafgaande kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen in verband met ondergaan van een medische behandeling. Eiser heeft niet verzocht om aanhouding van de zaak.
Geschilomschrijving
In geschil zijn de uitspraken op de bezwaarschriften tegen de aan eiser opgelegde nader te noemen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, premie zieken¬fondswet zelfstandigen, en premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen.
gronden
1. Eiser exploiteert, in de vorm van een eenmanszaak, een boekhoud- en administratiekantoor onder de naam A.
2. Naar aanleiding van een bij eiser ingesteld boekenonderzoek zijn de navolgende (navorderings)aanslagen opgelegd en premies vastgesteld:
- navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001
- premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen 2001
- navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002
- premie zieken¬fondswet zelfstandigen 2002
- premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen 2002
- aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003
- premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen 2003.
3. Het beroepschrift van eiser begint met: “Betreft: beroepschrift tegen uitspraak op bezwaarschrift tegen de aanslagen” waarna de onder 2 genoemde (navorderings)aanslagen en premies worden vermeld.
4. In de derde alinea van het beroepschrift schrijft eiser:
“Ik sta er verder van versteld dat ik tegen de aanslagen 2000 en 2002 feitelijk geen beroep kan aantekenen: ofwel het aanslagjaar klopt niet (2002), ofwel het aanslagnummer klopt niet (H07 en S07) en we hebben plotsklaps 2 aanslagen Zfw 2002. Lijkt mij ook niet correct: IB/PVV 2002 is 2002, H07 is 2000, S07 is 2000 (Zfw), en S27 is 2002. Kortom: verwarring alom.”
Op bladzijde 5 van het verweerschrift in de procedures 07/8292, 07/8293 en 07/8294 en ter zitting onderkent verweerder de verwarring die is ontstaan:
“Ik deel de mening van belanghebbende en vind dat hij als gevolg hiervan niet in zijn belangen mag worden geschaad en derhalve ter voorkoming van de schade mag worden aangenomen dat er zowel uitspraak is gedaan inzake de definitieve IB/PVV en WAZ 2000 als voor IB/PVV en WAZ 2002.”
De rechtbank volgt verweerder in deze aanpak en begrijpt de opmerking van eiser in de derde alinea van het beroepschrift aldus, dat het beroep niet alleen ziet op de onder 2 genoemde (navorderings)aanslagen en premies maar mede ziet op een door verweerder gedane (afwijzende) uitspraak inzake door eiser ingediende bezwaren tegen de:
-navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000
-premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen 2000.
5. Na het opleggen van bovengenoemde (navorderings)aanslagen en premies heeft eiser bezwaarschriften ingediend en heeft vervolgens een briefwisseling plaatsgevonden tussen eiser en verweerder.
6. Bij brief van 5 juli 2007 geeft eiser een nadere toelichting op zijn standpunt waarbij hij ingaat op de door verweerder aangebrachte correcties (verhoging van de aangegeven omzet en beperking van de in aftrek gebrachte kosten).
De brief wordt afgesloten met de opmerking:
“Ook voor nadere vragen sta ik te allen tijde tot uw beschikking bij voorkeur mobiel.”
7. Bij brief van 13 juli 2007 schrijft eiser (onder verwijzing naar zijn brief van 5 juli 2007) dat hij voor zaken en vakantie in buitenland verblijft van 15 juli tot en met 26 of 27 juli 2007 en sluit af met de opmerking:
“Daardoor zou een kleine vertraging kunnen optreden in de beantwoording van uw eventuele nadere vragen ter zake, waarvoor alvast mijn excuses.”
8. In reactie op de brief van eiser van 5 juli 2007 (die naar mag worden aangenomen de brief van eiser met dezelfde dagtekening kruist) reageert verweerder bij brief van 13 juli 2007 en sluit de brief af met de opmerking:
“Ik ben voornemens al uw bezwaren af te wijzen en verzoek u aan te geven of u vóór de uitspraak wenst te worden gehoord”.
Uw reactie
Ik verzoek u mij uw schriftelijke reactie vóór 1 augustus 2007 toe te sturen. Indien niet voor deze datum wordt gereageerd dan ga ik er van uit, dat u niet gehoord wenst te worden.
9. Bij brief van 2 augustus 2007 aan verweerder (waarbij wordt verwezen naar de onder 7 genoemde brief van verweerder van 13 juli 2007) schrijft eiser:
“Ik ben gisteravond laat teruggekomen van mijn verblijf in Zuid Duitsland en aansluitend Italië, iets later dan aangekondigd in mijn eerdere schrijven aan u.
Komende week zal ik uitvoerig uw opmerkingen en vaststellingen bestuderen, en ik verzoek u nu alvast vóór uw uitspraak te mogen worden gehoord. Ik zal daarover in de loop van de volgende week een afspraak met u maken.”
10. In diverse brieven met dagtekening 15 augustus 2007 doet verweerder de bestreden uitspraken waarbij de door eiser ingediende bezwaren worden afgewezen. In de uitspraken is, voor zover hier van belang, de opmerking opgenomen:
“Horen
In uw brief d.d. 2 augustus 2007 verzoekt u vóór de uitspraak te mogen worden gehoord en zou u met mij in de komende week een afspraak maken. U hebt echter zoals zo vaak, niets van u laten horen, zodat ik er van uitga, dat u niet meer gehoord wenst te worden.”
11. De bezwaarprocedure is bedoeld als heroverweging van een eerder genomen besluit. Bij deze heroverweging kan de mondelinge toelichting door eiser, in aanvulling op het eerder ingediende bezwaarschrift, van belang zijn en mogelijk zelfs doorslaggevend bij de uiteindelijke beslissing op het bezwaarschrift. Eiser heeft dan ook het recht om te worden gehoord alvorens uitspraak op bezwaar wordt gedaan.
In artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is dienaangaande bepaald:
Voordat een bestuursorgaan op het bezwaarschrift beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
In artikel 25, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is bepaald:
In afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de belanghebbende gehoord op zijn verzoek.
In het Besluit van 15 februari 2007 van de Minister van Financiën (CPP2006/2210M, Stcrt. 2007, nr. 39) wordt de inspecteur opgedragen om (in afwijking van artikel 25, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen waarbij het initiatief tot horen bij belanghebbende wordt gelegd) belanghebbende uit te nodigen voor een hoorgesprek en indien belanghebbende niet reageert op de uitnodiging contact op te nemen met belanghebbende.
12. In het beroepschrift verwijst eiser naar zijn brieven van 5 juli 2007 en 13 juli 2007 en de brief van verweerder van 13 juli 2007:
“Ik kon daarop eerst reageren op 2 augustus 2007 per brief, waarin ik mijn wens aan heb gegeven te worden gehoord (bijlage 6). De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen. Inwilliging van dit verzoek had veel kunnen besparen.”
Vervolgens geeft eiser aan dat hij op 8 augustus en op 10 augustus 2007 heeft getracht telefonisch contact op te nemen met de behandelend ambtenaar:
“Beide keren werd niet opgenomen, waarschijnlijk wegens zijn vakantie. Ik kon niet anders concluderen. Zeer kort daarna kreeg ik de uitspraken op de bezwaarschriften 2000-2003, zonder toestemming om gehoord te worden.”
13. Verweerder heeft, door eiser midden in de zomerperiode (waarbinnen naar de rechtbank uit eigen wetenschap bekend is dat op ruime schaal van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt om verlof op te nemen voor een korte of lange zomervakantie) slechts een periode van twee weken en een paar dagen te geven om inhoudelijk te reageren op zijn brief en een afspraak te maken voor een hoorgesprek, eiser in onvoldoende mate in de gelegenheid gesteld om te reageren en bedoelde afspraak te maken.
Zulks klemt te meer nu eiser bij brief van 13 juli 2007 (binnen de door verweerder gestelde termijn) en bij brief van 2 augustus 2007 (de dag na de door verweerder gestelde termijn maar nog vóór uitspraak op bezwaar wordt gedaan) heeft gereageerd. In deze brieven stelt hij verweerder op de hoogte van zijn vakantie, vallend in een periode die vrijwel gelijk is aan de door verweerder gestelde termijn. Daarnaast geeft eiser aan dat hij voornemens is om inhoudelijk op de brief van verweerder te reageren (waarbij hij bij voorbaat zijn excuses al aanbiedt voor de vertraging) en verzoekt voorts nadrukkelijk om te worden gehoord alvorens op het bezwaar wordt beslist.
14. Nu eiser nadrukkelijk heeft aangegeven dat hij prijs stelde op een hoorgesprek (in zijn brief van 2 augustus 2007), eiser niet in voldoende mate in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord (zoals hiervoor overwogen) en eiser voorts van opvatting is dat hij door het achterwege blijven van een hoorgesprek in zijn belangen is geschaad (hetgeen de rechtbank opmaakt uit de opmerking ‘Inwilliging van dit verzoek had veel kunnen besparen’ in het beroepschrift), zal de rechtbank de bestreden uitspraken vernietigen en de zaak terugwijzen naar verweerder om eiser alsnog te horen alvorens uitspraak op bezwaar te doen.
15. Het gegeven dat er in de twee weken volgend op de door verweerder gestelde termijn geen contact is geweest is tussen eiser en verweerder om een afspraak te maken voor een hoorgesprek, leidt niet tot een andere conclusie.
Weliswaar heeft eiser in zijn brief van 2 augustus 2007 aangegeven dat hij in de loop van de tweede week van augustus daartoe contact zou opnemen, maar het uitblijven van telefonisch contact (nog daargelaten dat eiser onweersproken heeft gesteld dat hij daartoe twee pogingen heeft gedaan, zonder het beoogde resultaat) is onvoldoende basis voor de door verweerder getrokken conclusie dat eiser had afgezien van een hoorgesprek.
Onder de geschetste omstandigheden had het veeleer op de weg van verweerder gelegen (mede gelet op het onder 11 genoemde Besluit) om contact op te nemen met eiser teneinde zekerheid te verkrijgen over de keuze van eiser.
16. Ook als verweerder moet worden gevolgd in zijn stelling (zoals geformuleerd in de bestreden uitspraak: ‘U hebt echter zoals zo vaak, niets van u laten horen’) dat eiser vaak niet reageert op verzoeken van verweerder, maakt dit het oordeel van de rechtbank niet anders. Een eventueel uitblijven van een reactie op een eerder verzoek leidt er niet toe dat eiser in het onderhavige geval niet in de gelegenheid hoeft te worden gesteld om te worden gehoord.
17. De stelling van verweerder dat eiser al op 6 maart 2006 en op 6 juni 2006 is gehoord (nog daargelaten dat eiser bij brief van 13 juli 2007 nadrukkelijk wordt uitgenodigd om aan te geven of hij wilde worden gehoord), kan de rechtbank niet volgen.
Het gesprek van 6 maart 2006 had, zoals blijkt uit de overgelegde kopie van het verslag van het gesprek, een informatief karakter waarbij eiser nadrukkelijk is medegedeeld dat de bezwaarschriften zouden worden behandeld door een collega. Anders dan verweerder meent kan een dergelijke bespreking niet worden aangemerkt als een hoorgesprek ter zake van de onderhavige bezwaarschriften, nog daargelaten dat ten tijde van gesprek nog niet alle bezwaarschriften waren ingediend.
Het gesprek van 6 juni 2006 had plaats, zoals de rechtbank begrijpt uit de opmerking in het verweerschrift op bladzijde 6 (een kopie van het gespreksverslag bevindt zich niet onder de stukken), in het kader van de bespreking van een door eiser ingediend bezwaarschrift tegen een naheffing omzetbelasting. Anders dan verweerder meent kan een dergelijke bespreking niet worden aangemerkt als een hoorgesprek ter zake van door eiser ingediende bezwaarschriften tegen de onderhavige (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen en zieken¬fondswet zelfstandigen.
proceskosten:
De rechtbank acht (nu er geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en eiser niet ter zitting is verschenen zodat er geen sprake is van reiskosten en/of verletkosten) geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing
De rechtbank:
-verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt de uitspraken van verweerder;
-wijst de zaken terug naar verweerder om eiser alsnog binnen zes weken te horen en vervolgens binnen zes weken na het hoorgesprek uitspraak op bezwaar te doen op de door eiser ingediende bezwaarschriften;
-gelast dat de Staat aan eiser vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 39.
Deze uitspraak is gedaan op 4 september 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door dr. mr A.M. van Amsterdam, voorzitter, mr. L.F. Roseval, en mr. A.A. Fase rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.