Home

Rechtbank Haarlem, 27-10-2008, BG7432, 06/11409

Rechtbank Haarlem, 27-10-2008, BG7432, 06/11409

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
27 oktober 2008
Datum publicatie
19 december 2008
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BG7432
Zaaknummer
06/11409

Inhoudsindicatie

OB. Pand heeft door de brand opgehouden te bestaan. Door de verbouwing na de brand is er sprake van een functiewijziging en is een nieuwe onroerende zaak vervaardigd. Nu het pand wordt gebruikt voor vrijgestelde verhuur, heeft er een levering op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van de Wet OB plaatsgevonden op het moment van eerste ingebruikname.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/11409

Uitspraakdatum: 27 oktober 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X. , gevestigd te Y, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 26 oktober 2004 over het jaar 2001 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 12345) (hierna: de naheffingsaanslag 2001) omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 448.534. Voorts is bij beschikking met dezelfde dagtekening € 39.875 heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 oktober 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 15 november 2005, ontvangen bij rechtbank Breda op 16 november 2005, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank Breda in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.6. Rechtbank Breda heeft op 30 oktober 2006 uitspraak gedaan. Deze rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en vastgesteld dat het dossier ter behandeling zal worden doorgezonden aan de rechtbank Haarlem. Op 14 november 2006 is het dossier bij rechtbank Haarlem ontvangen.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2008. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde A, tot bijstand vergezeld van B Namens verweerder zijn verschenen C en D. Partijen hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres een boek overgelegd aan de rechtbank. Ter zitting heeft verweerder een jaarverslag van de Stichting E (hierna: E) overgelegd. De rechtbank rekent deze stukken tot de stukken van het geding.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. In 1994 heeft de Stichting F de volle titel (juridisch en economisch eigendom) van de onroerende zaak, gelegen aan a-straat 1 te Q (hierna: het pand), verworven.

2.2. Op 31 oktober 1996 woedt er een brand in het pand.

2.3. Op 9 september 1997 heeft G. de economische eigendom van het pand verworven.

2.3. Op 20 april 2000 heeft eiseres de juridische en economische eigendom van het pand verworven. Op 20 april 2000 is het pand aan eiseres geleverd.

2.4. Eiseres heeft in 2001 op a-straat 1 te Q een kantorengebouw met parkeergelegenheid ontwikkeld, hetgeen thans verhuurd wordt aan H.

2.5. Verweerder heeft bij controle geconstateerd dat eiseres geen levering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB), de zogeheten integratieheffing, heeft toegepast en heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor een bedrag van € 488.409, alsmede bij beschikking heffingsrente ten bedrage van € 39.875.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Ter zitting heeft eiseres haar primaire en subsidiaire standpunt ingetrokken. Tussen partijen is derhalve alleen nog het meer subsidiaire standpunt in geschil of door eiseres in 2001 een nieuwe onroerende zaak is vervaardigd. Over de hoogte van de naheffingsaanslag 2001 bestaat als gevolg van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen geen geschil.

3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat geen nieuwe onroerende zaak is vervaardigd en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag.

3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een nieuwe onroerende zaak is vervaardigd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In zijn arrest van 14 mei 1985, nr. 139/84, inzake Van Dijk's Boekhuis, gepubliceerd in BNB 1985/335, heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof van Justitie), voor zover te dezen van belang, geoordeeld dat men het in artikel 5, lid 5, sub a, van de Zesde richtlijn, zoals deze tot 1 januari 1996 luidde, voorkomende woord "vervaardigd" enkel kan uitleggen door bij het spraakgebruik te rade te gaan en dat volgens het spraakgebruik vervaardiging inhoudt het voortbrengen van een goed dat tevoren niet bestond.

4.2. Er bestaat geen reden het begrip "vervaardigd" in artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van de Wet OB anders uit te leggen dan het Hof van Justitie in voormeld arrest heeft gedaan (vgl. Hoge Raad 9 december 1987, BNB 1988/74, en Hoge Raad 26 april 1989, BNB 1989/172).

4.3. Hetgeen van het pand na de onder 2.2. vermelde brand nog over was, kan niet worden vereenzelvigd met het pand in de staat waarin dat verkeerde voor de brand (hierna: het oude pand). De schade die de brand heeft aangericht is daarvoor te groot, zo leidt de rechtbank onder meer af uit de ter zitting overgelegde boek en het jaarverslag van E. Het oude pand heeft derhalve door de brand opgehouden te bestaan. Voor de vraag of er nadien door de verbouwing een nieuwe onroerende zaak is vervaardigd, dient daarom uit te worden gegaan van hetgeen van het pand resteerde na de brand en niet, zoals eiseres betoogt, van het oude pand.

4.4. Nu de rechtbank van oordeel is dat het pand door de brand heeft opgehouden te bestaan, betekent dit tevens dat de onderhavige verbouwing niet kan worden aangemerkt als het verrichten van onderhouds- en/of reparatiewerkzaamheden zoals bedoeld in het arrest Van Dijk’s Boekhuis. Dergelijke werkzaamheden veronderstellen immers dat het te onderhouden en/of te repareren goed in zodanige conditie verkeert dat het, ongeacht het matige onderhoud of de aanwezige schade, nog als zodanig kan worden geïdentificeerd.

4.5. Het pand dat bestond voor de brand kan niet worden vereenzelvigd met het pand zoals dit is geworden na de verbouwing (hierna: het nieuwe pand). Het nieuwe pand heeft immers geen educatieve functie meer, maar heeft thans de functie van kantorengebouw; de functie die het pand had, dat van schoolgebouw, is door de brand verloren gegaan. Derhalve is door de verbouwing sprake van een functiewijziging. Hieruit volgt dat eiseres door de verbouwing een nieuwe onroerende zaak heeft vervaardigd. Nu deze wordt gebruikt voor van btw vrijgestelde verhuur, heeft er van rechtswege, ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van de Wet OB, een interne levering plaatsgevonden op het moment van de eerste ingebruikname. Het moment van eerste ingebruikname is tussen partijen niet in geschil. In zoverre is het gelijk aan verweerder.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 27 oktober 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, voorzitter, mr. C.J. Hummel en mr. A.E. Keulemans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.