Home

Rechtbank Haarlem, 14-01-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:344 BJ2327, 07/3726

Rechtbank Haarlem, 14-01-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:344 BJ2327, 07/3726

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 januari 2008
Datum publicatie
22 juli 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BJ2327
Zaaknummer
07/3726

Inhoudsindicatie

Het beroepschrift is voor het begin van de beroepstermijn ingediend en derhalve prematuur. Niet kan worden gezegd dat eiser kon menen dat het besluit reeds tot stand was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/3726

Uitspraakdatum: 14 januari 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft met dagtekening 5 september 2006 aan eiser voor het jaar 2003 ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen opgelegd.

Eiser heeft met dagtekening 15 april 2007, door verweerder ontvangen op 19 april 2007, aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2003 gedaan. Verweerder heeft deze aangifte aangemerkt als bezwaarschrift gericht tegen de aanslag 2003.

Verweerder heeft bij brief van 25 april 2007 aangegeven voornemens te zijn het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Voorts stelt hij eiser in deze brief in de gelegenheid om bewijsstukken aan te leveren voor het feit dat de aanslag te hoog is alsmede om zijn bezwaar mondeling toe te lichten en deelt hij mee dat hij gebruik maakt van de wettelijke bevoegdheid om te beslistermijn met vier weken te verlengen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 juni 2007 het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft daartegen bij brief van 4 juni 2007, ontvangen bij de rechtbank op 8 juni 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Op 28 december 2007 is ter griffie een brief van eiser binnengekomen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2008 te Haarlem.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen A.

2. Geschil

Primair is in geschil of het beroep van eiser prematuur is en mitsdien niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Indien het beroep wel ontvankelijk is, is in geschil of eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar.

Eiser beroept zich erop dat verweerder reeds in de brief van 25 april 2007 heeft aangegeven dat hij voornemens is het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren. Voor eiser is onduidelijk of hij reeds toen in beroep moest gaan. Voor alle zekerheid heeft hij daarom een beroepschrift ingediend. Eiser beschouwt genoemde brief van verweerder, waarin slechts een voornemen wordt geuit doch die kennelijk niet als uitspraak op bezwaar heeft te gelden, als misleiding.

Verweerder stelt dat de brief van 25 april 2007 waarin wordt kenbaar gemaakt hoe het bezwaar mogelijk wordt afgehandeld, bedoeld is om eiser nog in te gelegenheid te stellen daartegen argumenten naar voren te brengen. Het is niet mogelijk reeds tegen deze brief in beroep te gaan; de brief bevat ook geen rechtsmiddelenclausule.

3. Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid van het beroep

3.1. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 12 juni 2007. Nu niet is gesteld of gebleken dat deze datum is gelegen vóór de datum van de bekendmaking van die uitspraak, ving, gelet op het bepaalde in artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de termijn voor het instellen van beroep tegen die uitspaak aan met ingang van 13 juni 2007. Het op 7 juni 2007 bij de rechtbank Haarlem binnengekomen beroepschrift is derhalve voor het begin van de beroepstermijn ingediend.

3.2. Gelet op het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid, van de Awb blijft niet-ontvankelijkheid achterwege ten aanzien van een prematuur ingediend beroepschrift als a) het besluit waartegen dit was gericht reeds tot stand was gekomen dan wel b) de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit het geval was.

Niet is gesteld of gebleken dat het besluit ten tijde van de indiening van het beroepschrift reeds tot stand was gekomen, zodat de hiervoor genoemde uitzondering zich niet voordoet.

De grief van eiser dat hij kon menen dat het besluit reeds tot stand was gekomen, omdat het onduidelijk was of de brief van verweerder van 25 april 2007 moest worden aangemerkt als uitspraak op bezwaar, slaagt niet. In de brief van 25 april 2007 wordt allereerst aangegeven dat verweerder van plan is het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Verweerder geeft vervolgens aan wel ambtshalve het bezwaar te zullen beoordelen en geeft eiser de gelegenheid om bewijsstukken aan te leveren voor het feit dat de aanslag te hoog is. Daarnaast wordt eiser in de gelegenheid gesteld het bezwaar mondeling toe te lichten. De inhoud van de brief van 25 april 2007 geeft, gelet op het vorenstaande, duidelijk weer dat de beslissing op bezwaar nog niet door verweerder is genomen. De brief bevat ook geen rechtsmiddelenclausule.

Nu eiser in de beroepstermijn - lopende van 13 juni 2007 tot en met 24 juli 2007 - geen andere geschriften bij de rechtbank heeft ingediend die kunnen worden aangemerkt als een beroepschrift, moet worden geconcludeerd dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep.

Ontvankelijkheid van het bezwaar

3.3. Nu de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de vraag of eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar.

4. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

5. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan op 14 januari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.E. Keulemans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.