Rechtbank Haarlem, 21-01-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:6364 BJ5318, 06-10009
Rechtbank Haarlem, 21-01-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:6364 BJ5318, 06-10009
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 21 januari 2008
- Datum publicatie
- 19 augustus 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BJ5318
- Zaaknummer
- 06-10009
Inhoudsindicatie
Te laat ingediend bezwaarschrift. Ziekte leidt niet tot verschoonbare termijnoverschrijding.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/10009
Uitspraakdatum: 21 januari 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Met dagtekening 3 maart 2005 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd met aanslagnummer 000.00.000.H26.
Bij brief van 19 april 2005 is door eiser bezwaar gemaakt tegen voornoemde aanslag.
1.2. Bij uitspraak van 25 juli 2006 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Tegen deze uitspraak heeft eiser een door de rechtbank op 6 september 2006 ontvangen beroepschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2007. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen A.
2. Geschil
2.1. In geschil is of het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
2.2. Eiser heeft -samengevat en voor zover relevant- aangevoerd dat het bezwaarschrift te laat is ingediend ten gevolge van een administratieve achterstand veroorzaakt door zijn slechte fysieke en mentale gesteldheid. De medische toestand van eiser zou verweerder reden moeten geven tot coulance. Voorts had verweerder op de hoogte kunnen zijn van de grieven van eiser uit de gedingstukken van de vorige procedure.
2.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens wordt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar geacht.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. In artikel 22j, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met artikel 6:8 Awb is bepaald dat de termijn voor het instellen van bezwaar aanvangt met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening gelegen is voor de dag van bekendmaking. Artikel 6:7 Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt.
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid, Awb) dan wel binnen de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9, tweede lid, Awb).
3.2. De aanslag is gedagtekend op 3 maart 2005. De bezwaartermijn is begonnen op 4 maart 2005 en geëindigd op 14 april 2005. Gesteld noch gebleken is dat de dagtekening van de aanslag is gelegen voor de dag van bekendmaking. Het bezwaarschrift is op 19 april 2005 ter post bezorgd en op 20 april 2005 door verweerder ontvangen. Dat is niet binnen voornoemde termijn.
3.3. Op grond van artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaring op daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.4. De rechtbank ziet in de door eiser genoemde omstandigheden redelijkerwijs geen reden voor het oordeel dat eiser niet in verzuim is geweest in de zin van artikel 6:11 van de Awb. Redengevend daarvoor is dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem niet mogelijk was om binnen de bezwaartermijn een inleidend bezwaarschrift in te dienen dan wel een gemachtigde in te schakelen die dit voor hem kon doen. Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat eiser in de bezwaartermijn in staat was om brieven te schrijven en zijn administratie bij te houden, zodat niet valt in te zien dat eiser door ziekte niet in staat was bezwaar in te stellen.
De gestelde omstandigheid dat verweerder bekend was dan wel had kunnen zijn met de bezwaren van eiser tegen de bestreden aanslag, doet daar niet aan af. Immers, het hebben van bezwaren is niet op één lijn te stellen met het gebruik maken van rechtsmiddelen tegen een aanslag, door het indienen van een bezwaarschrift. Eiser was uit een vorige procedure bekend met de gestelde termijnen, zodat hij wist wat van hem in deze verwacht werd indien hij bezwaar tegen de aanslag wilde maken.
3.5. Verweerder heeft het bezwaarschrift op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.
Gelet daarop zal het beroep ongegrond worden verklaard.
4. Proceskosten
De rechtbank ziet bij deze uitkomst geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
5. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 januari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.W.J. Harten, rechter, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.