Home

Rechtbank Haarlem, 02-10-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:2007 BK5396, 07/8238

Rechtbank Haarlem, 02-10-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:2007 BK5396, 07/8238

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
2 oktober 2008
Datum publicatie
14 december 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2008:BK5396
Zaaknummer
07/8238

Inhoudsindicatie

Eiser heeft verzocht om vergoeding van rente en kosten nadat de rechtbank zijn beroep tegen de afwijzing door verweerder van het verzoek om teruggaaf BPM gegrond had verklaard. Nu het gaat om een claim op grond van burgerlijk recht, is de burgerlijke rechter bevoegd van het geschil kennis te nemen en daarom zal de rechtbank eiser naar deze rechter verwijzen op grond van het bepaalde in artikel 8:71 van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/8238

Uitspraakdatum: 2 oktober 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het geding tussen

X te Z, eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder op het bezwaar van eiser gericht tegen de beschikking van 15 november 2006 betreffende de teruggaaf van BPM.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2008.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. A, B en C.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart zich onbevoegd;

- verwijst eiser voor de beoordeling van zijn vordering naar de burgerlijke rechter.

Gronden

1. Op 16 augustus 2004 heeft eiser een verzoek gedaan om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM). Verweerder heeft dit verzoek afgewezen.

De rechtbank Haarlem heeft bij uitspraak van 22 augustus 2006 het beroep van eiser gericht tegen de uitspraak op bezwaar inhoudende afwijzing van het verzoek om teruggaaf BPM gegrond verklaard en de teruggaaf vastgesteld op € 7.854. De rechtbank heeft eiser daarbij een proceskostenvergoeding toegekend van € 9,60 aan reiskosten en daaraan toegevoegd dat “van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken”.

2. Bij brief van 15 november 2006 heeft verweerder overeenkomstig de uitspraak van de rechtbank aan eiser de teruggaaf verleend.

3. Bij brief van 9 december 2006 heeft eiser verzocht om vergoeding van rente en kosten die hij heeft moeten maken ten gevolge van het afwijzen door verweerder van zijn verzoek om teruggaaf.

4. In de vorm van een uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2007 heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen.

5. In geschil is of eiser (in aanvulling op de vergoeding zoals toegekend door de rechtbank zoals onder 1. omschreven) recht heeft op vergoeding van de schade die hij heeft geleden in verband met de afhandeling van het verzoek om teruggaaf BPM.

Ter zitting heeft eiser, in reactie op daartoe gestelde vragen van de rechtbank, toegelicht dat zijn verzoek niet moet worden gezien als gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 22 augustus 2006 (en dus niet als een hoger beroep) maar alleen als een verzoek gericht aan verweerder om aanvullend een schadevergoeding.

6. Buiten de behandeling van een beroep inzake een belastingaanslag of een ingevolge een bepaling van de belastingwet genomen beschikking, heeft de belastingrechter geen zelfstandige bevoegdheid een vergoeding toe te kennen voor geleden schade (Hof Amsterdam 21 maart 2008, nr. 07/00765).

7. In casu betreft het geschil louter het verzoek van eiser om schadevergoeding (met name bestaande uit door eiser betaalde rente op een door hem aangegane lening in verband met een aanslag BPM) zonder dat hieraan - in de onderhavige procedure - een geschil inzake een belastingaanslag ten grondslag ligt. De procedure met betrekking tot het verzoek om teruggaaf BPM heeft immers reeds plaatsgevonden en heeft geresulteerd in een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 22 augustus 2006.

8. Nu het in dezen gaat om een claim op grond van burgerlijk recht, is de burgerlijke rechter bevoegd van het geschil kennis te nemen en daarom zal de rechtbank eiser naar deze rechter verwijzen op grond van het bepaalde in artikel 8:71 van de Awb.

9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 2 oktober 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr.dr. A.M. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.