Rechtbank Haarlem, 09-06-2008, BL5631, 06/6172, 06/6173 en 06/6174
Rechtbank Haarlem, 09-06-2008, BL5631, 06/6172, 06/6173 en 06/6174
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 9 juni 2008
- Datum publicatie
- 1 maart 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BL5631
- Zaaknummer
- 06/6172, 06/6173 en 06/6174
Inhoudsindicatie
Taxi. De naheffingsaanslagen zijn in strijd met artikel 76, tweede lid, van de Wet MRB opgelegd.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/6172, 06/6173 en 06/6174
Uitspraakdatum: 9 juni 2008
Uitspraak in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser over de tijdvakken 11 november 1999 tot en met 11 juni 2000, 12 juni 2000 tot en met 11 juni 2001 en 12 juni 2001 tot en met 22 november 2001 naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd tot (respectievelijk) bedragen van € 661, € 976 en € 429.
Tevens zijn bij afzonderlijke beschikkingen vergrijpboetes opgelegd van 100% van de nageheven bedragen.
1.2. Eiser heeft bezwaarschriften ingediend. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de in de naheffingsaanslagen begrepen boetes verminderd tot 50% van het nageheven bedrag.
1.3. Eiser is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Bij het onderzoek ter zitting van 15 mei 2008 te Haarlem zijn verschenen en gehoord eiser, tot bijstand vergezeld van zijn gemachtigde [naam], namens verweerder, tot bijstand vergezeld van [naam].
Gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
1.5. Ter zitting zijn de zaken die eiser betreffen en die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder nummers AWB 06/4330 t/m 4336 (inkomstenbelasting, wet arbeidsongeschiktheids¬verzekeringen zelfstandigen en premie Ziekenfondswet zelfstandigen), 4338 (belasting van personenauto’s en motorrijwielen), 4339 (omzetbelasting) en 6172 t/m 6173 (motorrijtuigen¬belasting) gelijktijdig behandeld.
2. Feiten
2.1. Eiser is taxichauffeur te [plaatsnaam]. Voor zijn onderneming beschikt hij in het onderhavige jaar over een [merknaam] personenauto (hierna: de auto).
2.2. Bij eiser is in medio 2004 een boekenonderzoek ingesteld. In het naar aanleiding van dit onderzoek op 15 juni 2004 uitgebrachte rapport is het standpunt ingenomen dat in de auto een kilometertelleronderbreker (hierna: kto) is aangebracht en eiser alsdan niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto geheel of nagenoeg geheel voor taxivervoer is gebruikt.
Op basis van de bevindingen van dit boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen opgelegd.
3. Geschil
3.1. In geschil is of de naheffingsaanslagen met boetes terecht zijn opgelegd, meer in het bijzonder of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de auto geheel of nagenoeg geheel voor taxivervoer is gebruikt.
3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding alsmede naar hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht.
3.4. Eiser concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak, de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen.
Verweerder neemt ter zitting nader het standpunt in dat (vanwege het tijdsverloop sedert de aankondiging van de boetes) de boetes verder verminderd dienen te worden tot 40% van de negeheven bedragen, en concludeert in zoverre tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van de wet motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet MRB) wordt onder de naam ‘motorrijtuigenbelasting’ een belasting wordt geheven ter zake van het houden van een personenauto.
In artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel n, van de Wet MRB jo. artikel 23, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: het Besluit) wordt vervolgens een vrijstelling verleend voor motorrijtuigen die zijn bestemd voor taxivervoer en daarvoor geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt.
4.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in de auto een kilometertelleronderbreker is ingebouwd en de auto niet geheel of nagenoeg geheel (dat wil zeggen voor ten minste 90%) voor taxivervoer is gebruikt.
Tegenover de betwisting door verweerder rust op eiser de last om aannemelijk te maken dat de auto geheel of nagenoeg geheel voor taxivervoer is gebruikt.
4.3. Op grond van artikel 76, eerste lid, van de Wet MRB kan, indien ten onrechte een vrijstelling is verleend of niet is voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden, de belasting worden nageheven. Het tweede lid van artikel 76 Wet MRB bepaalt dat kan worden nageheven over een periode van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak, dat waarin het in het eerste lid bedoelde feit wordt geconstateerd.
4.4. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval op 15 juni 2004 (zijnde de dag waarop het onder 2.2 genoemde controlerapport is uitgebracht) wordt geconstateerd dat niet aan de voorwaarden van vrijstelling wordt voldaan. Op dat moment maakte verweerder het bij hem gerezen vermoeden (definitief) bekend en verstrekte hij alle informatie waarop dit vermoeden was gebaseerd.
Dit tijdstip is gelegen in het laatste tijdvak waarover kan worden nageheven en is daarmee bepalend voor de totale periode van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden, waarover kan worden nageheven.
Anders dan verweerder meent kan de naheffing zich niet uitstrekken over een langere periode. Dat in het onderhavige geval wel vastgesteld had kunnen worden sinds wanneer te weinig motorrijtuigenbelasting zou zijn betaald doet - gelet op de duidelijke bewoordingen van artikel 76, tweede lid, van de Wet MRB - hier niet aan af.
4.5. Op grond van het bovenstaande kan de Inspecteur naheffen over een periode van vier tijdvakken van drie maanden, waarvan het laatste tijdvak eindigt op 15 juni 2004. Hieruit volgt dat de onderhavige naheffingsaanslagen in strijd met artikel 76, tweede lid, van de Wet MRB zijn opgelegd.
Het beroep is derhalve gegrond.
5. Proceskosten
Voor een afzonderlijke kostenveroordeling is in deze zaak geen plaats, gelet op de in de samenhangende zaak met nummer 06/4330 toegekende kostenveroordeling.
De rechtbank wijst erop dat in deze zaak geen griffierecht aan eiser hoeft te worden vergoed, aangezien alleen in de samenhangende zaak met reg.nr. 06/4338 griffierecht is geheven.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van verweerder, de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen;
Deze uitspraak is gedaan op 9 juni 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door dr mr A.M. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van mr M. de Jong, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.