Rechtbank Haarlem, 02-12-2008, BL9402, 07/2443
Rechtbank Haarlem, 02-12-2008, BL9402, 07/2443
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 2 december 2008
- Datum publicatie
- 20 april 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BL9402
- Zaaknummer
- 07/2443
Inhoudsindicatie
Douane. Indeling van trappelzakken/kinderslaapzakken.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Procedurenummer: AWB 07/2443
Uitspraakdatum: 2 december 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X B.V. , gevestigd te Loenen aan de Vecht, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P., verweerder.
1.Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 20 november 2006 een bindende tariefinlichting (BTI) afgegeven met referentie 001.
1.2. Verweerder heeft bij beschikking van 20 november 2006 een BTI afgegeven met referentie 002.
1.3. Verweerder heeft bij beschikking van 28 november 2006 een BTI afgegeven met referentie 003.
1.4. Verweerder heeft bij beschikking van 28 november 2006 een BTI afgegeven met referentie 004.
1.5. Eiseres heeft bij brief van 4 december 2006, door verweerder ontvangen op 5 december 2006, tegen bovengenoemde beschikkingen bezwaar gemaakt.
1.6. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 februari 2007 de beschikkingen gehandhaafd.
1.7. Eiseres heeft daartegen bij brief van 30 maart 2007, ontvangen bij de rechtbank op 2 april 2007, beroep ingesteld.
1.8. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
1.9. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2008. Verschenen zijn
mr. A als gemachtigde van eiseres, vergezeld van B, alsmede
mr. ing. C, vergezeld van D, namens verweerder.
1.10. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen, van welke pleitnota’s de inhoud als hier opgenomen geldt. Partijen hebben kennis kunnen nemen van de bij de pleitnota van de wederpartij behorende bijlage en hebben zich daarover kunnen uitlaten. Voorts hebben partijen de hieronder 2.2. en 2.3. genoemde producten aan de rechtbank getoond.
2.Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres heeft op 3 oktober 2006 een aanvraag voor een BTI ingediend voor het product “Kinderslaapzak”. In onderdeel 8 van de aanvraag is de volgende omschrijving opgenomen: “Slaapzak voor kinderen, volgens bijgevoegd monster. De slaapzak wordt in diverse kleuren geleverd en is voorzien van de merknaam “combi sleeper” merk E. In onderdeel 7 is als beoogde indeling vermeld nomenclatuurcode 9404 3000 00.
2.2. Verweerder heeft op deze aanvraag de onder 1.1. tot en met 1.4. genoemde BTI’s afgegeven. In vak 7 van de onder 1.1. genoemde BTI staat het product (kinderproduct 1) als volgt omschreven:
“Een geconfectioneerd artikel zijnde een trappelzak voor kinderen van weefsel, met ondermeer de volgende kenmerken:
- groter dan babymaat van 86 cm;
- met armsgaten en halsopening;
- met afritsbare mouwen;
- met een opgevulde voering;
- onderzijde dicht gestikt;
- voorzien van elastische band;
- vervaardigd van 100% katoen;
- aan de voorzijde afsluitbaar met een ritssluiting;
- voorzien van lusjes waarin de klittenbandvoorzieningen van de zogenaamde “binnen” trappelzak bevestigd kan worden;
- met een uitsparing aan de achterzijde voor het bevestigen van riemen van bijvoorbeeld een autostoeltje.
Het artikel wordt gezamenlijk aangeboden met een zogenaamde “binnen” trappelzak als deel van een set, waarvoor separaat een BTI is afgeven onder de referentienummers: [002]. De beide trappelzakken worden gezamenlijk verpakt en zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein.”
In vak 7 van de onder 1.2. genoemde BTI staat het product (kinderproduct 2) als volgt omschreven:
“Een geconfectioneerd artikel zijnde een trappelzak voor kinderen van weefsel, met ondermeer de volgende kenmerken:
- groter dan de babymaat van 86 cm;
- met armsgaten en halsopening;
- met een voering van fleece breiwerk;
- onderzijde dicht gestikt;
- vervaardigd van 100% katoen;
- aan de voorzijde afsluitbaar met een ritssluiting;
- met klittenbandvoorzieningen ter bevestiging aan de zogenaamde “buiten” trappelzak;
- met een uitsparing aan de achterzijde voor het bevestigen van riemen van bijvoorbeeld een autostoeltje.
Het artikel wordt gezamenlijk aangeboden met zogenaamde “buiten” trappelzak als deel van een set, waarvoor separaat een BTI is afgeven onder de referentienummers: [001]. De beide trappelzakken worden gezamenlijk verpakt en zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein.”
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de omschrijvingen van de producten, afgezien van het gebruik van de term ‘trappelzak’, juist is. Verweerder heeft de kinderproducten bij de BTI’s onder 1.1. en 1.2. ingedeeld in post 6211 4290 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).
2.3. In vak 7 van de onder 1.3. genoemde BTI staat het product (babyproduct 1) als volgt omschreven:
“Een geconfectioneerd artikel zijnde een trappelzak voor baby’s van weefsel, met ondermeer de volgende kenmerken:
- kleiner dan de babymaat van 86 cm;
- met armsgaten en halsopening;
- met een voering van fleece breiwerk;
- onderzijde dicht gestikt;
- vervaardigd van 100% katoen;
- aan de voorzijde afsluitbaar met een ritssluiting;
- met klittenbandvoorzieningen ter bevestiging aan de zogenaamde “buiten” trappelzak;
- met een uitsparing aan de achterzijde voor het bevestigen van riemen van bijvoorbeeld een autostoeltje.
Het artikel wordt gezamenlijk aangeboden met zogenaamde “buiten” trappelzak als deel van een set, waarvoor separaat een BTI is afgeven onder de referentienummers: [003]. De beide trappelzakken worden gezamenlijk verpakt en zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein.”
In vak 7 van de onder 1.4. genoemde BTI staat het product (babyproduct 2) als volgt omschreven:
“Een geconfectioneerd artikel zijnde een trappelzak voor baby’s van weefsel, met ondermeer de volgende kenmerken:
- kleiner dan babymaat van 86 cm;
- met armsgaten en halsopening;
- met afritsbare mouwen;
- met een opgevulde voering;
- onderzijde dicht gestikt;
- voorzien van elastische band;
- vervaardigd van 100% katoen;
- aan de voorzijde afsluitbaar met een ritssluiting;
- voorzien van lusjes waarin de klittenbandvoorzieningen van de zogenaamde “binnen” trappelzak bevestigd kan worden;
- met een uitsparing aan de achterzijde voor het bevestigen van riemen van bijvoorbeeld een autostoeltje.
Het artikel wordt gezamenlijk aangeboden met een zogenaamde “binnen” trappelzak als deel van een set, waarvoor separaat een BTI is afgeven onder de referentienummers: [003]. De beide trappelzakken worden gezamenlijk verpakt en zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein.”
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat deze omschrijvingen van de producten, afgezien van het gebruik van de term ‘trappelzak’, juist is.
Verweerder heeft de babyproducten bij de BTI’s onder 1.3. en 1.4. ingedeeld in post 6209 2000 90 van de GN.
2.4. Tot de stukken van het geding behoren drie beschikkingen op verzoeken om terugbetaling ten behoeve van eiseres, twee van 25 november 2005 en één van 2 december 2005 van verweerder (Belastingdienst te Q) betreffende aangiften onder de regeling in het vrije verkeer brengen, waarbij blijkens de beschikkingen de goederen respectievelijk zijn aangegeven als: “Babykleding van weefsel van katoen, zijnde slaapzakken”, “Babykleding van weefsel van katoen” en “babykleding van weefsel van katoen, categorie nr. 68 zijnde slaapzakken, (…) goederencode: 6209.2000.90”. Verweerder heeft in deze beschikkingen respectievelijk vermeld: “Achteraf overlegt u bescheiden waaruit blijkt dat de ingevoerde goederen kunnen worden ingedeeld bij door u gevraagde goederencode.”, “Achteraf overlegt u bescheiden waaruit blijkt dat de ingevoerde goederen kunnen worden ingedeeld bij door u gevraagde goederencode.” en “Achteraf overlegt u bescheiden waaruit blijkt dat de ingevoerde goederen kunnen worden ingedeeld bij door u gevraagde goederencode en te belasten met het bijbehorende tarief douanerechten.” Blijkens deze beschikkingen is indeling onder de goederencode 9404 3000 00 gevraagd. Verweerder is aan deze verzoeken tegemoet gekomen.
2.5. Tot de stukken behoort een viertal door de Duitse douane op 14 april 2005, 20 december 2005, 21 november 2006 en 30 november 2006 afgegeven BTI’s, waarin respectievelijk “Schlafsäcken für Kleinkinder”, “Baby Schlafsack”, “Schlafsäcke für Babys” en “Schlafsack mit einer Länge von ca. 60 cm” zijn ingedeeld in post 9404 3000 van de GN.
2.6. Tot de stukken van het geding behoren twee door de Duitse douane op respectievelijk
14 april 2005 en 19 februari 2007 afgegeven BTI’s, één door de Sloveense douane op
17 augustus 2005 en één door de Franse douane op 4 december 2001 afgegeven BTI. De BTI’s zijn afgegeven voor respectievelijk: “Schlafsäcken für Kleinkinder”, “Schlafsack für Kleinkinder, sog. Wagensack”, “Sleeping bags” (omschrijving in National Keywords), “sac de couchage pour bebe”. De goederen zijn ingedeeld in respectievelijk post 6111 2090, 6111 30 90, 6211 4290 en 6209 2000 90 van de GN.
2.7. Tot de stukken behoort een achttiental Amerikaanse uitspraken, alle betreffende baby- en kinderslaapzakken die alle zijn ingedeeld in onderverdeling 9404 30 van het Geharmoniseerd Systeem (hierna: GS).
3.Geschil
In geschil is de indeling van de onder 2.2. en 2.3. beschreven producten in de GN.
4.Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en naar de pleitnota’s.
4.2. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal.
5.Van toepassing zijnde aantekeningen en toelichtingen op de hoofdstukken en posten (2006)
HOOFDSTUK 61
KLEDING EN KLEDINGTOEBEHOREN, VAN BREI- OF HAAKWERK
Post 6111 Kleding en kledingtoebehoren, voor baby’s, van brei- of haakwerk:
De GS-toelichting op post 6111 geeft aan: “(...) van de onder deze post vallende artikelen kunnen worden genoemd: doopjurken, babyslaapzakken, speelpakjes (...)”.
De GN-toelichting op post 6111 bepaalt het volgende:
“Deze post omvat kleding die in het algemeen gedragen wordt door kinderen die jonger zijn dan 18 maanden. (...) Sommige van deze artikelen behoren naar hun aard tot de babyuitzet en kunnen dus, ongeacht de handelsmaat ervan, onder deze post ingedeeld blijven. Dit is bijvoorbeeld het geval voor:
3. reiszakken: kledingstukken met capuchon en mouwen, tegelijkertijd slaapzak en mantel vormend (aan de onderzijde geheel gesloten);
4. slaapzakken met mouwen of armsgaten. (...)”
HOOFDSTUK 62 KLEDING EN KLEDINGTOEBEHOREN, ANDERE DAN VAN BREI- OF HAAKWERK
Post 6209 2000
6209 Kleding en kledingtoebehoren, voor baby’s
6209 2000 - van katoen
Post 6211 4290
6211 Trainingspakken, skipakken, badpakken en zwembroeken; andere kleding
- andere kleding , voor dames of voor meisjes
6211 42 --van katoen
6211 4290 --- andere
Aantekening 4 op hoofdstuk 62:
“Voor de toepassing van post 62.09 worden:
a. als “kleding en kledingtoebehoren, voor baby’s” aangemerkt, artikelen voor jonge kinderen met een lichaamslengte van niet meer dan 86 cm; luiers worden eveneens als babykleding aangemerkt;
b. artikelen die zowel onder post 62.09 als onder andere posten van dit hoofdstuk kunnen worden ingedeeld, onder post 62.09 ingedeeld.”
Aantekening 8 op hoofdstuk 62:
“(...) Kleding waarvan niet kan worden onderkend dat zij heren- of jongenskleding, dan wel dames-of meisjeskleding is, wordt ingedeeld onder de post voor dames- of meisjeskleding.”
De GS-toelichting op post 6209 bevat de volgende relevante punten: “Van de onder deze post vallende goederen kunnen worden genoemd: Doopjurken, babyslaapzakken, (...)”.
De GN-toelichting op deze post vermeldt:
“De toelichting op post 6111 is van overeenkomstige toepassing”.
Afdeling XX. Diverse goederen en producten
HOOFDSTUK 94 MEUBELEN (...); ARTIKELEN VOOR BEDDEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; (...)”
Post 9404 3000
9404 Springbakken, spiraalmatrassen en dergelijke in een lijst of in een raam gevatte matrassen; artikelen voor bedden en dergelijke (bijvoorbeeld matrassen, dekbedden, gewatteerde dekens, kussens, poefs, peluws), met binnenvering of opgevuld met ongeacht welk materiaal, dan wel van rubber of van kunststof, met celstructuur, ook indien overtrokken:
9404 3000 - slaapzakken
6.Beoordeling van het geschil
6.1. Ingevolge de algemene regels voor de interpretatie van de GN van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief zijn voor de indeling van goederen in de GN wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.
6.2. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Hof van Justitie) zijn bij de uitleg van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Wereld Douane Organisatie en de toelichtingen bij de GN, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen ter verzekering van een uniforme toepassing van het GDT in de gehele gemeenschap en daarom als waardevolle hulpmiddelen kunnen worden beschouwd.
6.3. Eveneens volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie moet met het oog op de rechtszekerheid en een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de indeling van de goederen in de GN in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken zijn omschreven.
6.4. De objectieve eigenschappen en kenmerken van de producten zoals hierboven onder 2.2. en 2.3. beschreven, met name de aanwezigheid van armsgaten, halsopening, afritsbare mouwen en elastische rond de taille zijn eigenschappen en kenmerken van kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk. Zij kunnen daarom worden ingedeeld in hoofdstuk 62.
6.5. De onder 2.3. genoemde producten zijn bestemd voor baby’s. Gelet op aantekening 4 op hoofdstuk 62 en het feit dat de producten van katoen zijn vervaardigd, is indeling onder GN-code 6209 2000 mogelijk.
6.6. De onder 2.2. genoemde producten zijn bestemd voor jonge kinderen met een lichaamslengte van meer dan 86 centimeter. Gelet op de aantekeningen 4 en 8 van hoofdstuk 62 en het feit dat de producten van katoen zijn vervaardigd, is indeling onder GN-code 6211 4290 mogelijk.
6.7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar opvatting dat de producten moeten worden ingedeeld onder GN-code 9404 3000, zijnde slaapzakken. Weliswaar worden de producten aangeduid als slaapzakken en zijn zij ook bestemd voor baby’s en kleine kinderen om in te slapen, dit betekent echter niet dat zij voor wat betreft de indeling in de GN ook onder slaapzakken moeten worden ingedeeld. Doorslaggevend zijn de objectieve kenmerken en eigenschappen. Slaapzakken hebben niet de hierboven onder 6.4. met name genoemde eigenschappen. De rechtbank heeft voorts de GS-toelichting op post 6209 en de GS- en GN-toelichtingen op post 6111, die blijkens de GN-toelichting op post 6209 eveneens op deze post van toepassing is, meegewogen. Blijkens deze toelichtingen vallen babyslaapzakken en slaapzakken met mouwen en armsgaten onder post 6209. Alhoewel dergelijke toelichtingen bij post 6211 ontbreken, kan daaraan niet de betekenis worden toegekend dat de kinderproducten daarom niet onder post 6211 kunnen worden ingedeeld. Bepalend blijven de onder 6.4. genoemde objectieve kenmerken en eigenschappen die meer de kenmerken en eigenschappen van kleding zijn dan die van slaapzakken.
6.8. De onder 2.4. genoemde verzoeken om terugbetaling en de onder 2.5. tot en met 2.7. genoemde beslissingen omtrent de indeling van goederen hebben in dit geschil slechts illustratieve betekenis. Verweerder was gehouden de onder 2.1. genoemde aanvraag zelfstandig en naar eigen inzicht te beoordelen naar de stand van de toepasselijke regelgeving en jurisprudentie op het moment van de aanvraag en dienovereenkomstig een BTI te verstrekken.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
7.Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
8.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 december 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.