Rechtbank Haarlem, 03-06-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:1520 BO1005, 06/5304
Rechtbank Haarlem, 03-06-2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:1520 BO1005, 06/5304
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 3 juni 2008
- Datum publicatie
- 29 oktober 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2008:BO1005
- Zaaknummer
- 06/5304
Inhoudsindicatie
BPM. Kilometeradministratie. Eiser heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast om te doen blijken dat de auto voor ten minste 90% als taxi is gebruikt.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/5304
Uitspraakdatum: 3 juni 2008
Mondelinge uitspraak in het geding tussen:
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder,
Zitting
Bij het onderzoek ter zitting van 20 mei 2008 te Haarlem zijn verschenen eiser, vergezeld van zijn gemachtigde A. Namens verweerder is verschenen B.
Geschilomschrijving
In geschil is de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aan eiser over het tijdvak 25 februari 2000 tot en met 24 februari 2003 opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) tot een bedrag van € 13.622 plus heffingsrente, en een boete van 100% van de nageheven belasting.
In de bestreden uitspraak zijn de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Ter zitting zijn de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder procedurenummers AWB 06/5303 t/m 06/5315 gelijktijdig behandeld.
gronden:
1. Eiser is taxichauffeur en beschikt voor zijn onderneming over een Mercedes-Benz personenauto (hierna: de auto). Eiser is in de onderhavige periode kentekenhouder geweest van de auto, en heeft de auto ingezet voor taxivervoer.
Over voornoemde periode heeft eiser BPM teruggevraagd en gekregen. De hoogte van de onderhavige naheffingsaanslag is op zichzelf tussen partijen niet in geschil.
2. Bij eiser is in het najaar van 2004 een boekenonderzoek ingesteld. In het naar aanleiding van dit onderzoek uitgebrachte rapport is (op bladzijde 9) het standpunt ingenomen dat eiser niet beschikt over een juiste, sluitende en controleerbare kilometeradministratie en alsdan niet heeft voldaan aan de op hem rustende (zware) bewijslast om te doen blijken dat de auto voor tenminste 90% als taxi is gebruikt.
Op basis van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. In geschil is of verweerder terecht de onderhavige naheffingsaanslag met boete heeft opgelegd en meer in het bijzonder of eiser heeft aangetoond dat de auto voor tenminste 90% als taxi is gebruikt.
4. Artikel 16, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet BPM) bepaalt dat teruggaaf van belasting, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, op aanvraag wordt verleend voor personenauto’s die blijkens een ingevolge de Wet personenvervoer afgegeven vergunning, dan wel voor zover afgegeven een vergunningbewijs, zijn bestemd om openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten.
5. In het tweede lid van artikel 16 van de Wet BPM is bepaald dat de aanspraak op teruggaaf telkens voor een derde gedeelte ontstaat nadat een, twee en drie jaren zijn verstreken na het tijdstip waarop de personenauto, overeenkomstig de vergunning dan wel het vergunningbewijs, voor openbaar vervoer of taxivervoer in gebruik is genomen.
6. Ingevolge het vijfde lid van voormeld artikel bedraagt de teruggaaf nihil indien de personenauto in de voorafgaande periode van een jaar niet geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer.
7. De bewijslast voor de stelling dat de auto voor ten minste 90% als taxi is gebruikt, rust op eiser.
8. Zoals weergegeven in de uitspraken op de beroepen van eiser tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslagen Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen over het jaar 2000 en inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2001 en 2002 (bij de rechtbank bekend onder de procedurenummers AWB 06/5305, 06/5306 en 06/5307) is de rechtbank van oordeel dat eiser heeft voldaan aan de op hem rustende (zware) bewijslast dat de auto in 2000 voor minder dan 1.000 kilometer en in 2001 en 2002 voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.
9. Gelet op het totaal aantal kilometers door eiser jaarlijks met de auto verreden (in relatie tot de onder 8. genoemde 1.000 en 500 kilometer per jaar) is de rechtbank op overeenkomstige gronden van oordeel dat eiser heeft voldaan aan de bewijslast om te doen blijken dat de auto voor tenminste 90% als taxi is gebruikt.
10. De stelling van verweerder dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewaarplicht van zijn administratie door de cumulatieve standen van de taxameter niet op enigerlei wijze te bewaren kan (nu reeds voldaan is aan de zware bewijslast zoals onder 8. overwogen) verder onbesproken blijven.
11. Nu het beroep tegen de naheffingsaanslag gegrond is komt daarmee ook de boete te vervallen - wat er verder ook zij van de (blote) stelling van verweerder dat sprake is van opzet die een boete van 100% van het nageheven bedrag rechtvaardigt.
proceskosten
Voor een afzonderlijke kostenveroordeling is in deze zaak geen plaats, gelet op de in de samenhangende zaken met procedurenummers 06/5305, 06/5306 en 06/5307 toegekende kostenveroordeling. De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat ter zake geen apart griffierecht is geheven.
beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van verweerder;
- vernietigt de naheffingsaanslag en boetebeschikking.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juni 2008 en in het openbaar uitgesproken door
dr mr A.M. van Amsterdam RA, in tegenwoordigheid van mr S.A. Carter, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.