Rechtbank Haarlem, 02-02-2009, BH2241, 07/4319
Rechtbank Haarlem, 02-02-2009, BH2241, 07/4319
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 2 februari 2009
- Datum publicatie
- 9 februari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BH2241
- Zaaknummer
- 07/4319
Inhoudsindicatie
Douane. Indeling Japans zwaard. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat het zwaard ouder dan 100 jaar is. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Procedurenummer: AWB 07/4319
Uitspraakdatum: 2 februari 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. In opdracht van eiser is op 25 oktober 2006 door Y BV aangifte voor de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” gedaan, onder nummer [nummer]. Op 30 oktober 2006 heeft verweerder aan W ter zake een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) met nummer [nummer] opgelegd ten bedrage van € 173,17 ter zake douanerecht en omzetbelasting.
1.2. Bij brief van 25 november 2006, bij verweerder ontvangen op 28 november 2006, heeft V B.V. op de voet van artikel 236 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) een verzoek tot terugbetaling van € 114,37 gedaan. Bij beschikking van 15 januari 2007 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
1.3. Na daartegen door eiser gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 29 mei 2007 het bezwaar afgewezen.
1.4. Eiser heeft daartegen bij brief van 3 juli 2007, ontvangen bij de rechtbank op 5 juli 2007, beroep ingesteld.
1.5. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2009. Namens verweerder is verschenen mr. A, tot bijstand vergezeld van B. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 19 november 2008 aan X op het adres a-straat 1 te Z, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Bij brief van 23 december 2008 heeft de rechtbank eiser nog een (niet-aangetekende) brief gestuurd over de wijziging van de namen van de behandelend rechters. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brieven niet ter griffie zijn terugontvangen, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Verweerder heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Op 25 oktober 2006 heeft Y B.V. in opdracht van eiser aangifte gedaan voor plaatsing onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” van een zwaard dat in de aangifte is omschreven als “sabels, degens, bajonetten, lansen en andere blanke wapens, alsmede delen daarvan en scheden daarvoor”. Het zwaard is aangegeven onder de GN-onderverdeling 9307 0000 met als land van oorsprong Japan. Eiser is de geadresseerde van de zending.
2.2. Het zwaard is op 25 oktober 2006 van 16:25 tot 16:30 uur aan een fysieke controle onderworpen waarbij de controlerend ambtenaar heeft vastgesteld dat het betreft een “replica Japans samourai zwaard”.
2.3. Ter zake van de aangifte is de hiervoor onder 1.1 genoemde utb uitgereikt. Het douanerecht is vastgesteld op € 14,14 en de omzetbelasting op € 159,03 (19% over € 837).
2.4. Het hiervoor onder 1.2. genoemde verzoek tot terugbetaling houdt onder meer in:
“[Eiser] verzoekt teruggave van de teveel betaalde belasting bij invoer, omdat het zwaard betreft uit de EDO periode )1603 / 1867, en indeling onder antiek Gncode 97060000(…) belast met 6% BTW bij invoer.”
2.5. Eiser, een verzamelaar van antieke Japanse zwaarden, heeft het zwaard voor $ 1.200 gekocht via een veiling op de internetsite van Ebay. Bij de gedingstukken bevindt zich een uitdraai van de pagina’s waarop het zwaard op Ebay te koop werd aangeboden. Die uitdraai houdt onder meer in:
“(…)
Description
This is a Wakizashi.
No inscription.
This has a Koshirae. This has a white sheath.
Both Nakago and Blade look old, genuine and in the Edo period (1603-1867).
The condition of the blade is good. There is no noticeable flaw. Pleas look at the [onleesbaar] closely and bid.
The Koshirae is old, genuine and in the Edo period.
The set of Fuchi and Kashira is the same design.
The set of Menuki is the same design.
The Shobu-zukuri way is used. This seems old sword.
The pictures of all the parts are placed, so please take a good look.
Since this is an old item, please look at the pictures closely and judge.
(…)
Size
: Total length about 24.8” (63cm)
(…)
Complaint and returning being impossible!!”
2.6. Tot de gedingstukken behoort voorts een brief gedateerd 5 mei 2007 van C, voorzitter van de D Vereniging, aan verweerder. Die brief houdt onder meer in:
“Tot op heden heeft zijn protest geen inwilliging gehad, ik wil u dan ook verzoeken mij te horen als expert op het gebied van Japanse Zwaarden.
Het zwaard dat de X geïmporteerd heeft is wel degelijk een antiek Japans zwaard van meer dan 100 jaren oud.
Het zwaard is gepolijst en in een goede algehele verzamel conditie, vandaar ook dat [eiser] het heeft aangekocht.
De D Vereniging is de enige Nederlandse vereniging die zich bezig houdt met het behoud en de studie van het Japanse zwaard.
Op 15 februari heb ik en nog 2 leden van de D Vereniging een lezing gehouden voor de Q groep en de Douane (…) om meer inzicht te geven in de moeilijke Japanse zwaard materie.”
2.7. Bij de stukken bevinden zich handouts van vorenbedoelde lezing, blijkens welke handouts de lezing ten doel had basiskennis op het gebied van Japanse zwaarden over te dragen en de verschillen tussen echt en namaak en oud en nieuw duidelijk te maken, waarbij onder meer indicaties zijn opgesomd die erop wijzen dat sprake is van een replica. Een van die handouts bevat onder meer de volgende tekst:
“Wel of niet ingekort. (zie voorbeelden)
99% van de ingekorte zwaarden zijn oudere zwaarden, het inkorten gebeurde met diverse bedoelingen zoals verandering van vechttechniek, nieuwe eigenaar en overheidsmaatregelen. Veel oudere zwaarden die nu gevonden worden in legermonteringen uit de [T]weede [W]ereldoorlog zijn ingekort naar rond de 66cm wat voorschrift was; zwaarden langer of korter dan de voorgeschreven maat zijn vrijwel altijd oudere zwaarden.”
2.8. In het verweerschrift is de verklaring weergegeven op het verzoek om inlichtingen van verweerder bij de verifiërend ambtenaar die heeft vastgesteld dat sprake was van een replica. Deze verklaring luidt volgens verweerder als volgt:
“Het spijt me, maar ik heb meerdere van dergelijke zwaarden voorbij zien komen en kan me echt niet meer voor de geest halen om welk specifiek zwaard het gaat. De meeste van deze zwaarden zitten in een schede en/of hebben een handvat, afgezet en/of versierd met kunststof. Ik neem aan, maar zekerheid hierover het ik niet, dat ik ook dit zwaard om die reden als replica gezien heb. Kunststof hoort niet voor te komen op antieke Japanse zwaarden. In veel van de echt antieke zwaarden is niëlo-techniek gebruikt voor de versiering van het handvat of de schede. Als ik dat bevonden had, zou ik het zeker niet als replica hebben afgedaan.”
en voorts
“Niëlo is een specifieke manier van versieren, met inleggen van een ander materiaal in metaal. Je kunt het een beetje vergelijken met emaileren, tenminste het uiterlijk, de techniek is heel anders en is vooral in Japan veel gebruikt. Het is echter zeker niet zo dat alle Japanse zwaarden met Niëlo zijn ingelegd. Niëlo is erg duur en zeldzaam, dus eerder uitzondering dan regel. Het is ook zeker niet zo dat een zwaard zonder Niëlo geen antiek is. Aan de andere kant is het vaak wel zo dat zwaarden met Niëlo wel degelijk antiek zijn.”
2.9. Bij de stukken bevindt zich een overzicht van de prijzen waarvoor op 30 september 2007 op internet vier antieke Wakizashi zwaarden te koop werden aangeboden. Die prijzen lagen tussen € 5.550 en € 9.950.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of eiser het bewijs heeft geleverd dat het ingevoerde zwaard ouder dan 100 jaar is en onder goederencode 9706 0000 valt in plaats van onder de door verweerder voorgestane goederencode 9307 0000.
3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en toewijzing van het verzoek tot terugbetaling.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. In geschil zijnde posten (2006)
4.1. De door eiser voorgestane post luidt als volgt:
“9706 0000 Antiquiteiten, zijnde voorwerpen ouder dan 100 jaar”
4.2. De door verweerder voorgestane post luidt als volgt:
“9307 0000 00 Sabels, degens, bajonetten, lansen en andere blanke wapens, alsmede delen daarvan en scheden daarvoor”
Aantekening 1 op hoofdstuk 93 luidt:
“Dit hoofdstuk omvat niet:
(…)
f) wapens en munitie, die het karakter hebben van voorwerpen voor verzamelingen of van antiquiteiten (post 9705 of 9706).”
5. Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid
5.1. De hiervoor onder 1.2 genoemde beschikking waarbij het verzoek tot terugbetaling van V B.V. is afgewezen is gericht aan Y B.V. Onder overlegging van een machtiging van V B.V. heeft eiser bezwaar aangetekend tegen die beschikking. Als bijlagen bij het bezwaarschrift heeft eiser een brief aan V B.V. van 6 november 2006 overgelegd waarin hij verzoekt om hetgeen hij teveel heeft betaald terug te storten op zijn bankrekening alsmede een factuur gedateerd 30 oktober 2006 waarbij V B.V. het hiervoor onder 1.1 genoemde bedrag van € 173,17 verhoogd met inklaringskosten aan eiser in rekening brengt. Voorts blijkt uit de door eiser overgelegde machtiging dat V B.V. zich op het standpunt stelt dat alle eventuele kosten die uit het verzoek om teruggaaf voortvloeien, eveneens ten laste van eiser behoren te komen.
5.2. Het verzoek tot terugbetaling van rechten bij invoer kan ingevolge het bepaalde in artikel 878, eerste lid, eerste volzin, van de Uitvoeringsverordening van het Communautair Douanewetboek (hierna: UCDW) - voor zover hier van belang - worden ingediend door degene die de rechten heeft voldaan.
Ingevolge artikel 243, eerste lid, eerste volzin, van het CDW heeft iedere persoon het recht beroep in te stellen tegen een beschikking van de douaneautoriteiten die betrekking hebben op de toepassing van douanewetgeving die hem rechtstreeks en individueel raakt.
5.3. Nu als vaststaand moet worden aangenomen dat eiser de verschuldigde rechten bij invoer heeft betaald, kan eiser op grond van het bepaalde in artikel 878, eerste lid, eerste volzin, van de UCDW in verbinding met artikel 243, eerste lid, eerste volzin, van het CDW, zelfstandig tegen de onderhavige beschikking op het verzoek om terugbetaling van rechten bij invoer in beroep komen. Eiser is derhalve ontvankelijk is zijn beroep.
Ten gronde
5.4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het zwaard moet worden ingedeeld in post 9706 0000, omdat het ouder dan 100 jaar is. Eiser heeft met het overleggen van de hiervoor onder 2.5. en 2.6. genoemde bescheiden aannemelijk gemaakt dat het zwaard ouder dan 100 jaar is. Eiser is een verzamelaar van antieke Japanse zwaarden. Uit die stukken blijkt dat het zwaard te koop is aangeboden als een Wakishazi zwaard uit de Edo-periode. Bij gebreke van enige aanwijzing voor het tegendeel moet er vanuit worden gegaan dat het zwaard dat eiser heeft ontvangen beantwoordt aan de aanbieding op E-bay. Daarnaast blijkt uit de verklaring van de voorzitter van de D Vereniging dat het ingevoerde zwaard een antiek Japans zwaard is van meer dan 100 jaar oud.
5.5. Nu enerzijds uit de gedingstukken blijkt dat de verifiërend ambtenaar over de onderhavige invoer geen enkele herinnering meer heeft, bovendien niet over een specifieke deskundigheid ten aanzien van Japanse zwaarden beschikt die verder reikt dan kennis over de (versiering van de) schede en/of het handvat en verweerder omtrent de deskundigheid van die ambtenaar geen informatie kan verstrekken, terwijl verweerder anderzijds heeft verklaard dat hij de deskundigheid van de voorzitter van de D Verenging niet betwist, legt de naar aanleiding van een vijf minuten durende fysieke controle van de verifiërend ambtenaar getrokken conclusie dat sprake is van een replica van een Japans samoerai zwaard onvoldoende gewicht in de schaal om de verklaring van de voorzitter van de D Vereniging in twijfel te trekken. De rechtbank vermag evenmin in te zien waarom de voorzitter van die vereniging een onjuiste verklaring zou afleggen over de ouderdom van het zwaard. Hetgeen verweerder daaromtrent heeft gesteld is speculatief en niet gestaafd.
5.6. Verweerder heeft voorts gewezen op de totale lengte van het zwaard, te weten 63 cm, en verwezen naar de hiervoor onder 2.7. weergegeven tekst op een van de handouts. Op grond daarvan concludeert hij dat sprake kan zijn van een ingekort zwaard, hetgeen erop zou kunnen duiden dat het zwaard ten tijde van de Tweede Wereldoorlog betrekkelijk nieuw is geweest en dus niet ouder dan 100 jaar is. Nu niet bekend is of het onderhavige zwaard is ingekort, terwijl evenmin vaststaat dat het onderhavige zwaard is gevonden in legermonteringen uit de Tweede Wereldoorlog, kan op basis van de lengte van het zwaard geen enkele conclusie worden getrokken ten aanzien van de ouderdom van het zwaard.
5.7. Dat de prijzen waarvoor antieke Wakizashi zwaarden op de door verweerder op 30 september 2007 geraadpleegde internetsite te koop worden aangeboden hoger liggen dan de prijs die eiser voor het onderhavige zwaard heeft betaald, is evenmin reden om te oordelen dat het door eiser ingevoerde zwaard niet ouder dan 100 jaar is. Het overzicht bevat slechts vier zwaarden en kan om die reden niet als representatief worden aangemerkt. Daarnaast is de door eiser betaalde prijs van $ 1.200 niet dusdanig laag dat hieruit geconcludeerd moet worden dat het ingevoerde zwaard een replica of een zwaard van minder dan 100 jaar oud betreft.
5.8. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het verzoek tot terugbetaling van 25 november 2006, kenmerk [kenmerk], alsnog bij beschikking toe te wijzen voor het verzochte bedrag van € 14,14 aan douanerechten en € 108,81 aan omzetbelasting;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 2 februari 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr. A.J. Roke en mr. E. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.