Home

Rechtbank Haarlem, 26-01-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:333 BH4123, 08/6352

Rechtbank Haarlem, 26-01-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:333 BH4123, 08/6352

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
26 januari 2009
Datum publicatie
26 februari 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH4123
Zaaknummer
08/6352

Inhoudsindicatie

Beroep tegen vrijstelling niet ontvankelijk, aangezien de beslissing tot het volgen van de vrijstellingsprocedure nog niet onherroepelijk vaststaat. Beroep tegen de leges betreffende de vrijstelling ongegrond.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 08/6352

Uitspraakdatum: 26 januari 2009

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

X, wonende te Z, eiser,

en

de gemeentesecretaris, heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder 1, hierna ook: de heffingsambtenaar,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder 2, hierna ook: b&w,

gemachtigde: de gemeentesecretaris.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Bij besluiten van 8 april 2008 hebben b&w aan eiser vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) en een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een dakopbouw op de woning op het a-perceel te Z. Bij besluit van dezelfde dag heeft de heffingsambtenaar ter zake van de verleende vrijstelling en bouwvergunning een bedrag van € 1.387 aan leges geheven.

1.2. Eiser heeft bij bezwaarschrift van 20 mei 2008, aangetekend verzonden op dezelfde dag en ontvangen op 26 mei 2008 bij de gemeente, bezwaar gemaakt.

1.3. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2008, verzonden op 20 augustus 2008, de leges verminderd tot € 1.359,50.

1.4. Eiser heeft bij beroepschrift van 27 september 2008 beroep ingesteld.

1.5. De gemeentesecretaris heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2008. Eiser heeft telefonisch aan de griffier meegedeeld niet te verschijnen. Namens verweerders is verschenen A.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Op 11 september 2007 is bij b&w binnengekomen een aanvraag van eiser om een bouwvergunning voor het plaatsen van de dakopbouw.

2.2. De gemeentesecretaris heeft namens b&w bij het verlenen van de bouwvergunning eigener beweging de aanvraag mede opgevat als een verzoek om vrijstelling op grond van artikel 19, derde lid, WRO en die vrijstelling verleend, omdat het bouwproject in strijd zou zijn met het bestemmingsplan.

2.3. Het totaalbedrag van € 1.359,50 van de leges is als volgt opgebouwd:

artikel 8.1.3, sub b, van de tarieventabel: € 609,50

artikel 8.4.2 van de tarieventabel € 750.

De aan eiser in rekening gebrachte leges bestaan enerzijds op grond van artikel 8.1.3, sub b, van de bij de Legesverordening 2007 behorende tarieventabel uit leges voor de aanvraag om een reguliere bouwvergunning en anderzijds op grond van artikel 8.4.2 van de tarieventabel uit leges ter zake van het volgen van de vrijstellingsprocedure van artikel 19, derde lid, WRO (hierna ook: de vrijstellingsprocedure).

2.4. Voornoemd artikel 8.4.2 van de tarieventabel luidt:

Het tarief bedraagt 3% van de bouw-/aanlegkosten met een minimum van € 127,00 en een maximum van € 12.145,00 terzake van het behandelen van een verzoek om een procedure ex artikel 15, 16 of 19, lid 3, van de WRO.

3. Geschillen

3.1. Eiser stelt dat de bouwaanvraag voldoet aan het bestemmingsplan, zodat de vrijstellingsprocedure ten onrechte is gevolgd en hiervoor ten onrechte een bedrag van € 750 aan leges in rekening is gebracht.

3.3. De gemeentesecretaris stelt zich op het standpunt dat, nu een vrijstellingsprocedure is gevolgd, eiser daarvoor leges is verschuldigd en dat de vraag of de vrijstellingsprocedure terecht is gevolgd in de onderhavige procedure niet aan de orde kan komen.

4. Beoordeling van de geschillen

4.1. Het tijdig ingediende, aan de “gemeente Haarlemmermeer, cluster Dienstverlening” gerichte bezwaarschrift is gelet op de daarin aangedragen argumenten niet alleen gericht tegen de legesheffing voor de vrijstellingsprocedure, maar ook tegen de (behandeling van een verzoek om) vrijstelling. Ter zitting hebben verweerders dat ook erkend.

4.2 Namens b&w is ook meegedeeld dat tot heden geen uitspraak is gedaan op het bezwaar voor zover daarin gronden zijn aangevoerd tegen de verlening van de vrijstelling. Voor zover het beroep gericht is tegen de verlening van de vrijstelling is het, gelet op artikel 7:1 Awb, daarom prematuur en dus nog niet ontvankelijk. Op dat bezwaar moet echter, zo heeft de gemeentesecretaris ter zitting ook erkend, nog wel worden beslist. Ten einde op dit punt procedureel duidelijkheid te scheppen, zal de rechtbank b&w opdragen alsnog binnen een termijn van 10 weken op dat bezwaar te beslissen.

4.3. Met betrekking tot eisers grief dat ten onrechte leges voor de vrijstellingsprocedure in rekening zijn gebracht, overweegt de rechtbank, als belastingrechter, als volgt.

4.4. De vraag of al dan niet terecht een vrijstellingsprocedure is gevoerd, staat niet ter beoordeling aan de belastingrechter, maar moet in de onder 4.1 en 4.2 bedoelde bezwaarprocedure, eventueel gevolgd door beroep, worden uitgemaakt. Vooralsnog moet de belastingrechter ervan uitgaan dat het belastbare feit zoals genoemd in de Verordening en artikel 8.4.2. van de tarieventabel zich heeft voorgedaan, omdat b&w de bouwaanvraag van eiser hebben opgevat als een verzoek om vrijstelling en dat verzoek ex artikel 19 Wet RO hebben behandeld. Dat eiser niet expliciet dat verzoek heeft gedaan danwel in de bestemmingsplanprocedure fouten zouden zijn gemaakt, noopt niet tot een ander oordeel, omdat b&w op grond van het tot 30 juni 2008 geldende artikel 46, derde lid, WRO de aanvraag om bouwvergunning mede hebben kunnen opvatten als een verzoek om vrijstelling, omdat naar hun mening de vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, WRO was vereist. Hiervoor heeft de heffingsambtenaar derhalve vooralsnog terecht overeenkomstig de Verordening en de tarieventabel leges geheven.

4.5. In rechte staat echter nog niet vast dat de vrijstellingsprocedure terecht is gevolgd en de aanvraag terecht als een verzoek daartoe is opgevat. Gelet op de verklaring van de gemeentesecretaris ter zitting dat b&w op laatstbedoeld bezwaar (nog) niet afzonderlijk hebben beslist, is de beslissing tot het volgen van de vrijstellingsprocedure immers nog niet onherroepelijk. Nu de gemeentesecretaris ter zitting in zijn hoedanigheid van heffingsambtenaar ook heeft toegezegd dat hij, mocht de bezwaarprocedure leiden tot de conclusie dat de vrijstellingsprocedure ten onrechte is gevolgd, het bedrag aan in rekening gebrachte leges met € 750 – ambtshalve - zal verminderen, ziet de rechtbank, als belastingrechter, geen reden voor aanhouding van de zaak. De rechtbank zal daarom uitspraak doen op het beroep tegen de leges.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank het beroep tegen de vrijstelling niet ontvankelijk verklaren en b&w opdragen alsnog op het bezwaar tegen de vrijstelling te beslissen en het beroep tegen de leges ongegrond verklaren.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank gaat er wel vanuit dat verweerder het griffierecht van € 39 alsnog vergoedt, als eiser ten aanzien van zijn bezwaar tegen de verlening van de vrijstelling – uiteindelijk – in het gelijk wordt gesteld en de legesaanslag conform de ter zitting gedane toezegging – ambtshalve – wordt verminderd.

6. Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep tegen de verlening van de vrijstelling niet-ontvankelijk;

draagt burgemeester en wethouders op binnen 10 weken na heden alsnog te beslissen op het bezwaar van 20 mei 2008 voor zover dat is gericht tegen de verlening van de vrijstelling;

verklaart het beroep tegen de leges ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 26 januari 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van uitspraak in de legeszaak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak in de legeszaak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Voor zover de uitspraak ziet op beroep tegen het besluit vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan kunnen partijen hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 2500 EA Den Haag. Voor het hoger beroep is griffierecht verschuldigd. De Brummen-doctrine van de Raad van State is op dat beroep van toepassing.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.