Rechtbank Haarlem, 05-03-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:401 BH5052, 08/4279
Rechtbank Haarlem, 05-03-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:401 BH5052, 08/4279
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 5 maart 2009
- Datum publicatie
- 26 maart 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BH5052
- Zaaknummer
- 08/4279
Inhoudsindicatie
Medische vrijstelling ex art. 11, lid 1, letter g Wet OB 1968 is niet van toepassing op diensten door kinesioloog.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/4279
Uitspraakdatum: 5 maart 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Y, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Eiser heeft op 28 april 2005 € 3.514 omzetbelasting voldaan op de aangifte voor het eerste kwartaal 2005.
1.2. Eiser heeft op 25 mei 2005 bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1 vermelde voldoening op aangifte.
1.3. Verweerder heeft bij uitspraak van 25 april 2008 het bezwaar tegen de voldoening op aangifte ongegrond verklaard.
1.4. Eiser heeft daartegen bij brief van 27 mei 2008, ontvangen bij de rechtbank op 30 mei 2008, beroep ingesteld.
1.5. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2009. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [naam gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [naam gemachtigde], bijgestaan door [naam]. Verweerder heeft een pleitnota overgelegd en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en eiser.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser oefent sinds 1994 zelfstandig een praktijk uit voor toegepaste kinesiologie onder de naam AZULEEN. Kinesiologie staat voor “de leer van beweging”. Kinesiologie is een therapeutische manier van werken waarbij gebruik wordt gemaakt van spiertesten om uit te zoeken waar, waarom en wanneer de balans in het lichaam verstoord is geraakt en tegelijkertijd hoe die balans kan worden hersteld. Een aantal patiënten wordt naar eiser verwezen door een huisarts. In de meeste gevallen behandelt eiser echter zonder dat daaraan een huisartsverwijzing ten grondslag ligt. De behandeling van eiser bestaat uit het stellen van een diagnose, het opzetten van een behandelplan en de daadwerkelijke behandeling van de patiënt.
2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser in verband met zijn activiteiten ondernemer is in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB).
2.3. Naast de werkzaamheden vanuit zijn eigen praktijk werkt eiser ook nauw samen met onder meer neurologen, fysiotherapeuten, huisartsen en gynaecologen.
2.4. Eiser heeft aan de Open Universiteit van Calcutta het diploma “Dr. Alternative Medicine” behaald.
2.5. Eiser is lid van de Stichting Registratie Beroepsbeoefenaren Natuurlijke Gezondheidszorg (SRBAG). De SRBAG registreert zowel artsen als therapeuten die werken in de natuurlijke gezondheidszorg. Eiser is op grond van zijn lidmaatschap van de SRBAG gerechtigd tot het voeren van de titel Register Therapeut Natuurlijke Gezondheidszorg (RTNG®). Eiser is ook lid van de Nederlandse Beroepsvereniging voor Kinesiologie (BvK). De BvK ressorteert onder de SRBAG.
2.6. Daarnaast is eiser lid van het International Association Specialized Kinesiologists (IASK), een wereldwijde beroepsvereniging voor degenen die werken met specialistische kinesiologie, alsmede het International College of Applied Kinesiology (ICAK). Het ICAK is een wereldwijde vereniging voor artsen en andere medisch geschoolden, die zich professioneel richten op herstel van patiënten met behulp van specialistische kinesiologie. Eiser is tot het ICAK toegelaten op grond van het behalen van het onder 2.4 genoemde diploma.
2.7. Eiser is bij zorgverzekeraar owm Centrale Zorgverzekeraars (hierna: CZ) geregistreerd als genezer. Dit houdt in dat bij CZ verzekerden de nota van eiser bij deze zorgverzekeraar kunnen declareren.
3. Geschil
3.1. In geschil is of de diensten van eiser op het gebied van de kinesiologie zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, van de Wet OB. Indien de diensten van eiser niet in deze vrijstelling delen, is eiser, anders dan verweerder, van mening dat dit uitzondering lijdt in die gevallen waarin hij zijn diensten heeft verricht in samenwerking met een arts.
3.2. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggave de door haar op aangifte voldane bedrag ten bedrage van € 3.514.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en naar het aangehechte proces-verbaal.
4. Wettelijk kader
4.1. Ten tijde van de uitspraak op bezwaar stelt artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, van de Wet OB de diensten door beoefenaren van een beroep waarvoor bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de Wet BIG) regels zijn gesteld, vrij. Voornoemde bepaling is gebaseerd op artikel 13A, eerste lid, sub c, van de Zesde richtlijn, op basis van welke bepaling de lidstaten de paramedische beroepen omschrijven in het kader waarvan de gezondheidkundige verzorging van de mens is vrijgesteld van btw.
4.2. In zijn uitspraak van 27 april 2006 in de gevoegde zaken C-443/04 en C-444/04 (hierna: het arrest Solleveld) oordeelde het Hof van Justitie dat artikel 13, A, lid 1, sub c, van de Zesde richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het de lidstaten een beoordelingsvrijheid verleent om met het oog op de in die bepaling voorziene vrijstelling de paramedische beroepen en de gezondheidskundige verzorging van de mens die deel uitmaakt van die beroepen, te omschrijven. In de uitoefening van die beoordelingsvrijheid moeten de lidstaten echter het door die bepaling nagestreefde doel, namelijk te garanderen dat de vrijstelling uitsluitend geldt voor diensten verleend door personen die de vereiste beroepskwalificaties bezitten, alsmede het beginsel van fiscale neutraliteit in acht nemen. Een nationale regeling die het beroep van psychotherapeut uitsluit van de omschrijving van paramedische beroepen, is slechts in strijd met dat doel en dat beginsel voor zover - hetgeen door de verwijzende rechter moet worden nagegaan - de psychotherapeutische behandelingen zouden zijn vrijgesteld van btw indien zij door psychiaters, psychologen of elk ander (para)medisch beroep werden uitgevoerd, hoewel zij, wanneer zij door psychotherapeuten worden verleend, gelet op de beroepskwalificaties van deze laatste, van een gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht. Hetgeen partijen verdeeld houdt, is of de diensten van eiser van gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht in vorenbedoelde zin.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen beoefenaar is van een beroep waarvoor bij of krachtens de Wet BIG regels zijn gesteld. Tussen partijen is evenmin in geschil dat zijn diensten tot doel hebben de gezondheid van de betrokkene te beschermen noch dat die diensten tevens door artsen en andere beoefenaren van een bij of krachtens de Wet BIG geregeld beroep worden verricht (hierna: BIG-geregistreerden).
5.2. Vooropgesteld zij dat uit het arrest Solleveld volgt dat ook de handelingen verricht door personen van wie het beroep niet bij of krachtens de Wet BIG is geregeld, kunnen delen in de vrijstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, van de Wet OB indien kan worden aangenomen dat deze handelingen van een gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht indien zij - vrijgesteld van omzetbelasting - door BIG-geregistreerden zouden zijn uitgevoerd. Voor zover verweerder, onder verwijzing naar artikel 11 van de Wet OB, voornoemd, betoogt dat alleen BIG-geregistreerden voor genoemde vrijstelling in aanmerking kunnen komen, volgt de rechtbank verweerder niet. Het standpunt van verweerder verhoudt zich immers in zoverre niet met het voornoemde arrest Solleveld van het Hof van Justitie.
5.3. Het is evenwel aan eiser om aannemelijk te maken dat zijn diensten van gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht in voorbedoelde zin. Eiser heeft in dat kader ter zitting onweersproken gesteld dat hij naast de onder 2.4 genoemde opleiding tevens een vierjarige hbo-opleiding in de kinesiologie in Eindhoven heeft gevolgd. Eiser heeft ter zitting verklaard dat dit geen publiekrechtelijk erkende hbo-opleiding betreft. Derhalve staat vast dat de opleiding(en) van eiser, anders dan bijvoorbeeld die van de eiser in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van Hof Den Haag van 1 februari 2007, gepubliceerd in VN 2007/25.27, niet gevolgd is (zijn) aan publiekrechtelijk erkende opleidingsinstituten. Hoewel een publiekrechtelijke erkenning van een gevolgde opleiding een goede indicatie zou zijn geweest, staat het ontbreken daarvan er niet aan in de weg dat eiser anderszins de gelijkwaardigheid van het niveau van zijn beroepskwalificaties aannemelijk maakt.
Eiser is hierin niet geslaagd. Het feit dat één van de door eiser gevolgde opleidingen is erkend door de BvK kan, zelfs als de rechtbank uitgaat van de juistheid van de stelling van eiser aangaande zijn in Eindhoven genoten opleiding, aan dit oordeel niet afdoen nu deze vereniging niet kan worden aangemerkt als een onafhankelijke en door anderen dan haarzelf erkende (keur)instantie. Dit heeft evenzeer te gelden voor de SRBAG waaronder de BvK ressorteert. De BvK beoordeelt immers zelf of personen al dan niet voor het lidmaatschap van de BvK in aanmerking komen. Ook niet BIG-geregistreerden, zoals eiser, kunnen in aanmerking komen voor het lidmaatschap van de BvK. De BvK vereist alsdan, zo is door eiser ter zitting onweersproken gesteld, een relevante (voor)opleiding op hbo-niveau. De vraag echter of een opleiding aan het gestelde hbo-niveau voldoet, wordt door de BvK zelf beantwoord zonder dat daaraan enig toezicht door een onafhankelijke en ter zake kundige instantie ten grondslag ligt. De BvK is derhalve een zelfregulerende vereniging die naar eigen inzichten kwaliteitsnormen stelt en keurmerken verleent. Het lidmaatschap van de BvK waarborgt dan ook niet op objectieve en toetsbare wijze de kwaliteit van de opleiding, nascholing en dienstverlening van haar leden. De rechtbank heeft daarbij mede in overweging genomen dat BIG-geregistreerden die zich bezighouden met kinesiologie daarbij gebonden zijn aan de voor hen bij of krachtens wet gestelde (gedrags)regels, welke regels in belangrijke mate de kwaliteit van de door BIG-geregistreerden uitgevoerde handelingen waarborgen. In een soortgelijke objectieve kwaliteitswaarborging is ten aanzien van niet BIG-geregistreerden, zoals eiser, niet voorzien. Nu de beroepskwalificaties van eiser niet als gelijkwaardig in de onder 4.4 bedoelde zin kunnen worden geacht, is schending van het neutraliteitsbeginsel niet aan de orde. Het gelijk is in zoverre aan verweerder.
5.4. Ten overvloede zij opgemerkt dat in dit kader niet van belang is of verzekeringsmaatschappijen de behandelingen verricht door eiser al dan niet vergoeden. De rechtbank kan en wil niet treden in de overwegingen van een verzekeringsmaatschappij om tot (gehele of gedeeltelijke) vergoeding van de door eiser uitgevoerde behandelingen te besluiten. De vraag of aan een dergelijke overweging kwalitatieve, gelijk eiser, of wellicht (ook) commerciële argumenten, gelijk verweerder, ten grondslag liggen, zal zij mitsdien onbesproken laten.
5.5. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat zijn diensten in de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet OB delen in die gevallen waarin deze zijn verricht in overleg of in samenwerking met een arts. Dit betoog faalt nu het miskent dat voor het antwoord op de vraag of de handelingen van eiser kunnen delen in de desbetreffende vrijstelling, alleen de beroepskwalificaties van eiser van belang zijn en niet (mede) die van zijn opdrachtgever of de persoon met wie hij samenwerkt.
5.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
7. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 maart 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. C.J. Hummel, voorzitter, mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.