Rechtbank Haarlem, 29-05-2009, BI5606, 07/7943 en 08/4357
Rechtbank Haarlem, 29-05-2009, BI5606, 07/7943 en 08/4357
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 29 mei 2009
- Datum publicatie
- 12 juni 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BI5606
- Zaaknummer
- 07/7943 en 08/4357
Inhoudsindicatie
Verontreinigingsheffing bedrijfsruimte mag forfaitair berekend worden ook al is het gevolg daarvan dat met individuele situaties geen rekening wordt gehouden.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 07/7943 en 08/4357
Uitspraakdatum: 29 mei 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigde: A, adviseur te Q,
en
de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1. Met dagtekening 31 maart 2007 heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2004 een aanslag verontreinigingsheffing bedrijfsruimte opgelegd ten bedrage van € 864 (hierna: de aanslag 2004). Bij afzonderlijke beschikking is in hetzelfde geschrift een boete opgelegd van € 129,60.
1.1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 november 2007 de aanslag 2004 berekend naar 11,53 vervuilingseenheden en verminderd met € 241,38 tot € 622,38 en de boete verminderd met € 36,21 tot € 93,39.
1.1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 21 november 2007, ontvangen bij de rechtbank op 22 november 2007, beroep ingesteld.
1.2.1. Met dagtekening 30 september 2007 heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2005 een aanslag verontreinigingsheffing bedrijfsruimte opgelegd ten bedrage van € 481 (hierna: de aanslag 2005), berekend naar 8,62 vervuilingseenheden. Bij afzonderlijke beschikking is in hetzelfde geschrift een boete opgelegd van € 75.
1.2.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 mei 2008 de aanslag 2005 en de boete gehandhaafd.
1.2.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 mei 2008, ontvangen bij de rechtbank op 3 juni 2008, beroep ingesteld.
1.3. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
1.4. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2009. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder is verschenen B. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst.
1.6. Bij brief van 17 februari 2009 heeft verweerder een nader stuk met bijlagen ingezonden. Bij brief van 28 februari 2009 heeft eiseres hierop gereageerd. Met schriftelijke toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. De aanslagen 2004 en 2005 zijn opgelegd ter zake van direct of indirect in een oppervlaktewater of op een zuiveringstechnisch werk brengen van stoffen vanuit het object a-straat 1 (SOUT) (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak heeft één centrale watermeter.
2.2. De onroerende zaak is in gemengd gebruik als bedrijfs- en woongebouw en wordt, naast eiseres, gebruikt door een ondernemer die een kapperszaak exploiteert en (ten minste) één persoon die een deel als woonruimte gebruikt.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslagen en de boetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij de aangiftebiljetten en de daarop volgende aanmaningen niet heeft ontvangen. Verder stelt zij dat de aanslagen onjuist zijn berekend en ten onrechte aan haar zijn opgelegd. Eiseres ziet niet in waarom zij voor meer vervuilingseenheden zou moeten worden aangeslagen dan de andere ondernemer die een deel van het pand in gebruik heeft en voor 3 vervuilingseenheden wordt aangeslagen. Ten slotte stelt eiseres dat de boetes dienen te vervallen.
3.3. Verweerder heeft zich bij brief van 17 februari 2009 op het standpunt gesteld dat zowel de aanslag 2004 als de aanslag 2005 dienen te worden verminderd en te worden berekend naar elk drie vervuilingseenheden. De ten aanzien van 2004 opgelegde boete dient volgens verweerder te worden verminderd tot € 75.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Gelet op het door verweerder nader ingenomen standpunt als hiervoor vermeld onder 3.3. zijn de beroepen gegrond en kunnen de uitspraken op bezwaar niet in stand blijven.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de ruimte in de onroerende zaak waarvan eiseres gebruiker is, een bedrijfsruimte is in de zin van artikel 2, onder g, van de Verordening verontreinigingsheffing Amstel, Gooi en Vecht (hierna: de Verordening).
4.3. Artikel 14, tweede lid, van de Verordening bepaalt het volgende:
“In afwijking van artikel 10, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of vanuit een zuiveringstechnisch werk voor het zuiveren van afvalwater worden afgevoerd gesteld op 3 vervuilingseenheden, indien door die heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde minder dan 5 vervuilingseenheden bedraagt, en op 1 vervuilingseenheid indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde 1 vervuilingseenheid of minder bedraagt.”
4.4. De rechtbank begrijpt het nadere standpunt van verweerder in het licht van artikel 14, tweede lid, van de Verordening aldus, dat verweerder door eiseres aannemelijk gemaakt acht dat de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit de bij eiseres in gebruik zijnde bedrijfsruimte worden afgevoerd minder dan 5 vervuilingseenheden bedraagt. Het nadere standpunt van verweerder is aldus conform de Verordening.
4.5. Eiseres stelt voorts dat de Verordening onverbindend dient te worden verklaard omdat de Verordening geen sluitende heffingsgrondslag bevat in de situatie waarin een onroerende zaak in gemengd gebruik is, met slechts één gezamenlijke watermeter. Dat kan ertoe leiden dat van de diverse gebruikers forfaitair (in totaal) een hoger bedrag aan heffing in rekening wordt gebracht dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn als de heffing aan de hand van de feitelijke waterinname was berekend, hetgeen ontoelaatbaar is, aldus eiseres.
4.6. Deze stelling van eiseres vindt geen steun in de wet. Verweerder is bij zijn nadere standpunt uitgegaan van het op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren gebaseerde forfaitaire systeem van de verontreinigingsheffing, zoals dit in de Verordening is neergelegd. De mogelijkheid om de verontreinigingsheffing forfaitair te berekenen is in de wet neergelegd, teneinde een zo groot mogelijk aantal gevallen aan een eenvoudig te hanteren regeling te onderwerpen. Inherent aan het hanteren van een forfait is dat met individuele – voor de belastingplichtige in positieve of negatieve zin afwijkende – situaties geen rekening wordt gehouden. Van een onredelijke of willekeurige heffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
4.7. De grief van eiseres dat verweerder in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel, doordat de andere ondernemer die een deel van het pand gebruikt voor 3 vervuilingseenheden in de heffing is betrokken, behoeft, gelet op het in 3.3. omschreven door verweerder nader ingenomen standpunt, geen bespreking meer.
4.8. Aan eiseres zijn tevens verzuimboetes opgelegd, omdat eiseres door het niet invullen en terugsturen van de aangifteformulieren, ook niet na een daartoe verzonden aanmaning, in verzuim is geweest. Niet in geschil is dat het adres waarnaar verweerder de aangifteformulieren en aanmaningen stelt te hebben verzonden, het (juiste) adres van eiseres is. Eiseres stelt echter dat zij de aangifteformulieren en de aanmaningen nimmer heeft ontvangen.
4.9. Artikel 113 en 123 van de Waterschapswet verklaren artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing. Verweerder is derhalve bevoegd, onder de in die artikelen gestelde voorwaarden, een verzuimboete op te leggen.
Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de boetes is voldaan. Tegenover de gemotiveerde betwisting door eiseres heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat door eiseres aangifteformulieren en/of aanmaningen zijn ontvangen. De enkele stelling dat deze zijn verzonden naar het adres van eiseres is daarvoor onvoldoende. Nu de grondslag voor het opleggen van de boetes ontbreekt, dienen de boetebeschikkingen te worden vernietigd.
4.10. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard. De aanslagen 2004 en 2005 dienen te worden verminderd tot elk (3 x € 54 =) € 162 en de boetebeschikkingen 2004 en 2005 dienen te worden vernietigd. De rechtbank zal aldus zelf in de zaken voorzien.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag 2004 naar € 162
- vermindert de aanslag 2005 naar € 162 vernietigt de boetebeschikkingen 2004 en 2005;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644 en wijst het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht het door eiseres betaalde griffierecht van (in totaal) € 573 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 29 mei 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.