Home

Rechtbank Haarlem, 16-03-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:504 BI7357, 08/5035

Rechtbank Haarlem, 16-03-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:504 BI7357, 08/5035

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
16 maart 2009
Datum publicatie
12 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7357
Zaaknummer
08/5035

Inhoudsindicatie

Invorderingswet. Bij de werkzaamheden die een cameraman voor X verricht is sprake van inlening.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/5035

Uitspraakdatum: 16 maart 2009

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid X, gevestigd te Z, eiseres,

en

de ontvanger van de Belastingdienst Q, kantoor P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Bij beschikking van 1 augustus 2007 is eiseres aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde loon- en omzetbelasting van A B.V. (hierna: A) tot een bedrag van € 25.412.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 mei 2008 de aansprakelijkstelling verminderd tot € 20.038.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 11 juli 2008, ontvangen bij de rechtbank op 11 juli 2008, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2009. Namens eiseres zijn verschenen B en C. Namens verweerder zijn verschenen D en E. Namens eiseres is een pleitnota voorgedragen. Exemplaren daarvan zijn overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. A houdt zich volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel bezig met het ontwikkelen, produceren en uitbrengen van eigen (film)programma’s, alsmede het uitvoeren van regiewerkzaamheden zowel ten behoeve van werkzaamheden in eigen beheer als voor rekening van derden. F (verder te noemen: F) is enig bestuurder van deze onderneming.

2.2. Aan A zijn naheffingsaanslagen loon- en omzetbelasting opgelegd. Deze naheffingsaanslagen zijn opgelegd naar aanleiding van een controle door de Belastingdienst. Bij de omzetbelasting werden verschillen geconstateerd bij toepassing van het nultarief en het privégebruik van de auto door F. Bij de loonheffing was er verschil tussen de aangiften en de reeds afgedragen bedragen.

2.3. Eiseres (hierna ook te noemen: X) is aansprakelijk gesteld voor een deel van de niet-betaalde omzetbelasting over de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 van A. Het bedrag van de naheffingsaanslag is € 9.723. Tevens is X aansprakelijk gesteld voor een deel van de niet-betaalde loonbelasting over de jaren 2003 en 2004 en het eerste kwartaal van 2005. De hoogte van deze naheffingsaanslagen is respectievelijk € 19.637 en € 2.157. Het totaalbedrag van de naheffingsaanslagen is € 31.517. Aan X is € 25.412 toegerekend. Hiervan heeft € 8.878 betrekking op de omzetbelasting en € 16.534 op de loonbelasting. Bij uitspraak op bezwaar is de aansprakelijkstelling voor de omzetbelasting verminderd. De totale aansprakelijkstelling is verminderd tot € 20.038.

2.4. Het enige dat schriftelijk is overeengekomen tussen X en A is opgenomen in een e-mailbericht van A aan X, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

‘Draaidag €840 compleet, 10 uur uit en thuis

Eenmans crew € 613,00

Reisdagen € 306,50’

2.5. Onder bijlage 11 bij het verweerschrift zijn facturen van A aan X overgelegd.

In een factuur met datum 13 december 2003 is onder meer het volgende opgenomen:

‘Omschrijving Aantal Prijs per stuk Totaal excl. Btw

Eenmanscrew dagen

0730-1730 1 € 613,00 € 613,00

Overuren

1730 1930 2 € 91,95 € 183,90

voor U gereden km 375 € 0,45 € 168,75

De uiterste betaaldatum is 27-12-2003’

2.6. In de functieomschrijving van regisseur (REG) voor X is onder meer het volgende opgenomen:

‘Een REG geeft directe leiding aan de cameraploeg op draaidagen en aan de monteur (MONT) tijdens montagedagen.’

2.7. In de functieomschrijving in verband met een vacature van verslaggever voor X is onder meer het volgende opgenomen:

‘Je zorgt voor nieuwsinbreng, neemt actief deel aan de redactievergaderingen, bent verantwoordelijk voor de inhoud en vormgeving van het nieuwsitem, instrueert de cameraman/vrouw en editor, schrijft presentatieteksten en voiceovers en spreekt deze in.’

2.8. F is een cameraman, die in dienst was bij A. Zijn specialiteit is werken met de verborgen camera. Hij werkt onder meer als cameraman voor de programma’s [….] en [….]. G is een geluidsman en hij werkte soms samen met F. Hij was ook in dienst bij A.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of eiseres terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld voor de niet betaalde loon- en omzetbelasting van A.

3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aansprakelijkstelling niet terecht is en niet tot het juiste bedrag is vastgesteld.

Zij stelt:

- Verweerder heeft niet bewezen dat de naheffingsaanslagen waarvoor eiseres aansprakelijk is gesteld tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Ook heeft verweerder de juistheid van deze naheffingsaanslagen niet aannemelijk gemaakt.

- A heeft geen werknemers, met instandhouding van hun dienstbetrekking aan eiseres ter beschikking gesteld om onder haar leiding of toezicht werkzaam te zijn.

- Verder heeft eiseres niet buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van haar bedrijf een werk van stoffelijke aard laten uitvoeren zonder daartoe van een derde opdracht te hebben gekregen.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging dan wel vermindering van de aansprakelijkstelling.

3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van inlening van personeel als bedoeld in artikel 34 van de Invorderingswet. Subsidiair stelt verweerder dat aan de vereisten van artikel 35 van de Invorderingswet is voldaan.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Artikel 34 van de Invorderingswet luidt als volgt:

‘1. Ingeval een werknemer met instandhouding van de dienstbetrekking tot zijn inhoudingsplichtige, de uitlener, door deze ter beschikking is gesteld aan een derde, de inlener, om onder diens toezicht of leiding werkzaam te zijn, is de inlener hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting welke de uitlener verschuldigd is in verband met het verrichten van die werkzaamheden door die werknemer alsmede voor de omzetbelasting welke de uitlener, dan wel - in geval doorlening plaatsvindt - de in het tweede lid bedoelde doorlener verschuldigd is in verband met dat ter beschikking stellen. In afwijking in zoverre van artikel 32, tweede lid, is de inlener niet aansprakelijk voor de in verband met de heffing van loonbelasting of van omzetbelasting opgelegde bestuurlijke boete.’

4.2. Eiseres stelt dat in het onderhavige geval niet voldaan is aan bovenstaande omschrijving van inlening. Van het ter beschikking stellen van personeel is volgens haar geen sprake. De cameraman, F, verrichte zijn werkzaamheden rechtstreeks in opdracht, dus voor rekening en risico van A, aldus eiseres.

Zij voert onder meer aan dat A naar eigen inzicht verantwoordelijk is om het door X gewenste beeldmateriaal te maken. Ter zitting stelt zij bovendien dat het auteursrecht of de intellectuele eigendom van het beeldmateriaal of filmwerk bij A of F ligt, maar dat het auteursrecht geacht wordt te zijn overgedragen, tenzij anders is overeengekomen, en dat op het moment van voltooiing er geen auteursrecht meer ligt bij A of F, op het persoonlijkheidsrecht na.

4.3. Niet in geschil is dat F in dienstbetrekking stond tot A. F heeft een bijzondere deskundigheid op het gebied van filmen met de verborgen camera. Dit enkele feit brengt echter niet mee dat daarom geen sprake is van inlening als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Invorderingswet. Ook eigen werknemers kunnen immers een bijzondere expertise hebben, terwijl zij toch onder leiding en toezicht van de werkgever staan. Ook werknemers met veel ervaring zullen vaak geen of weinig instructies nodig hebben.

4.4. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van leiding en toezicht en inlening als bedoeld in hiervoor vermeld artikel en baseert dit oordeel op de volgende feiten en omstandigheden.

Uit de functieomschrijvingen van regisseur en verslaggever, hiervoor onder 2.6 en 2.7 weergegeven, blijkt dat van de personen die deze functies bekleden verwacht wordt dat zij instructies en leiding geven aan de cameraman. Het moge zo zijn dat F over bijzondere expertise beschikt, al vele malen aan de desbetreffende programma’s heeft meegewerkt en wellicht zelfs beter weet dan de andere medewerkers hoe er gefilmd moet worden waardoor instructies niet (dikwijls) nodig zijn, maar dit brengt niet mee dat deze instructies niet gegeven mogen worden. Bovendien draaiden F en eventuele andere personen die via A bij X meewerkten aan een programma, volledig mee in een team. Dit wil zeggen dat X bepaalde waar en wanneer er gefilmd moest worden en wanneer iedereen (en dus ook F) aanwezig moest zijn.

4.5. Ook is aannemelijk dat sprake is van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting. Dit wordt aannemelijk uit bijvoorbeeld de onder 2.4 genoemde e-mail en de facturen van A aan X, bijvoorbeeld uit de onder 2.5 genoemde factuur. Van tevoren is een vaste prijs voor een hoeveelheid uren afgesproken en overuren en reiskosten worden in rekening gebracht. In geval van een resultaatsverplichting zou het meer voor de hand liggen dat een totaalbedrag voor de gehele opdracht afgesproken zou zijn, ongeacht het aantal daaraan bestede uren. Het camerawerk is ook over een langere periode verricht. X verwerkte het filmmateriaal zelf tot een programma; het is dus niet zo dat A een eindproduct leverde.

4.6. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is van inlening van personeel als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Invorderingswet. De stelling van eiseres dat het auteursrecht bij F rust, doet aan dit oordeel niet af, nu ter zitting reeds is aangegeven dat er bij de voltooiing van het werk geen auteursrecht meer bij A of F ligt, op een persoonlijkheidsrecht na.

4.7. Eiseres stelt voorts dat niet voldoende bewezen is dat de naheffingsaanslagen waarvoor X aansprakelijk is gesteld, tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Ter zitting stelt eiseres dat er meerdere personen gewerkt hebben bij A en dat de hoogte van de belastingschuld van A, die betrekking heeft op meerdere werknemers, zich niet verhoudt tot de aansprakelijkstelling, die voornamelijk gebaseerd is op werkzaamheden van F voor X.

4.8. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. In bijlage 2 bij de beschikking aansprakelijkstelling heeft verweerder een specificatie van het bedrag van de aansprakelijkstelling gegeven. De berekening is volgens verweerder gebaseerd op de facturen van A aan X en op de informatie zoals die is opgenomen onder de bijlagen 12-14 bij het verweerschrift. Deze bijlagen betreffen een excelbestand van facturen, een grootboekbestand en informatie over de verzamelloonstaat van A.

Verweerder heeft hiermee de juistheid van de hoogte van de naheffingsaanslagen en van het bedrag van de beschikking aansprakelijkstelling voldoende aannemelijk gemaakt en eiseres heeft van haar kant geen stukken in het geding gebracht waaruit de onjuistheid van de aanslagen aannemelijk zou kunnen worden. Pas ter zitting is zij met de in de tweede volzin van 4.7. genoemde stelling gekomen, die zij bovendien niet nader onderbouwt met bijvoorbeeld cijfermatige gegevens, terwijl zij daartoe toch de meest gerede partij zou zijn. Op basis van de door verweerder overgelegde gegevens acht de rechtbank aannemelijk dat de naheffingsaanslagen en de aansprakelijkstelling tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.

4.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

Nu het beroep ongegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 16 maart 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. H.A.M. Röell-Mulder, voorzitter, mr. J.L. Bruinsma en mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.H.R. Massmann, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.