Rechtbank Haarlem, 29-06-2009, BJ1433, 08/5045, 08/5046 en 08/5048
Rechtbank Haarlem, 29-06-2009, BJ1433, 08/5045, 08/5046 en 08/5048
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 29 juni 2009
- Datum publicatie
- 6 juli 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ1433
- Zaaknummer
- 08/5045, 08/5046 en 08/5048
Inhoudsindicatie
Eiseres, op wie de bewijslast rust dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel, heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een bewuste standpuntbepaling ter zake van het in de vaststellingsovereenkomst laten vervallen van de boete aan de zijde van verweerder.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 08/5045, 08/5046 en 08/5048
Uitspraakdatum: 29 juni 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen
X-Y te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1. Verweerder heeft, met dagtekening 27 november 2007 aan eiseres voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van € 49.223, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 25 procent, zijnde f. 1.916.
1.1.2. Verweerder heeft, met dagtekening 27 november 2007 aan eiseres voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van € 54.381, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 25 procent, zijnde f. 2.511.
1.1.3. Verweerder heeft, met dagtekening 23 november 2007 aan eiseres voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van € 40.493, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 25 procent, zijnde f. 756.
1.2. Bij brieven van 21 december 2007, aangevuld op 30 januari 2008 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1.1. tot en met 1.1.3. genoemde vergrijpboetes.
1.3. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 18 juni 2008 de boetes gehandhaafd.
1.4. Eiseres heeft daartegen bij brief van 16 juli 2008, ontvangen bij de rechtbank op 17 juli 2008, beroep ingesteld.
1.5. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft een conclusie van repliek ingediend, waarna verweerder een conclusie van dupliek heeft genomen.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2009. Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen A.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. In oktober 2006 is er een onderzoek ingesteld naar onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2001 tot en met 2004. Het boekenonderzoek heeft gelijktijdig plaatsgevonden bij eiseres, haar echtgenoot en het Makelaarskantoor X B.V.
2.2. Tijdens de loop van het boekenonderzoek hebben partijen geprobeerd tot overeenstemming te komen en dit vast te leggen in een vaststellingsovereenkomst (hierna: vso). Hiertoe heeft de gemachtigde van eiseres op 18 oktober 2007 een herziene versie van een vso toegezonden aan verweerder. Hierbij is, voor zover hier van belang, aangegeven dat bij eiseres een bijteling in box 1 dient plaats te vinden in verband met het privé-gebruik van een ter beschikking gestelde auto en voorts is voor het jaar 2001 een correctie rente rekening courant opgenomen. Het concept bevat bovendien de passage dat eiseres afziet van het indienen van bezwaar- en/of beroepschriften behoudens voor zover het betreft de fiscale gevolgen ten aanzien van een tuinhuis en de kosten ter zake van een paard. Over boetes wordt niets vermeld.
2.3. Naar aanleiding van deze concept-vso hebben partijen (telefonisch) contact gehad op 23 oktober 2007 en zijn nadere afspraken gemaakt welke blijkens de stukken met de hand bijgeschreven zijn bij de concept-vso van 18 oktober 2007. De handgeschreven wijzigingen betreffen geen boetes. Verweerder heeft die aanpassingen op 23 oktober 2007 aan de gemachtigde van eiseres gefaxt.
2.4. Bij fax van 31 oktober 2007 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiseres een aangepaste tekst van de concept-vso gestuurd. Onderaan de concept-vso staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Boete
In de aangiften inkomstenbelasting 2001 tot en met 2004 van de heer en mevrouw X is geen rekening gehouden met het privé gebruik auto. Het is algemeen bekend dat het privé-voordeel van een auto, die door een werkgever ter beschikking is gesteld, moet worden aangegeven voor de inkomstenbelasting. Een kilometeradministratie wordt niet bijgehouden. Het niet aangeven van het privé gebruik auto in de aangifte door de heer en mevrouw X is aan te merken als een grove schuld/nalatigheid. De boete bedraagt 25%. Deze boete is gebaseerd op artikel 67d algemene wet inzake rijksbelastingen en hoofdstuk IV, paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.”
2.5. Tussen 31 oktober 2007 en 16 november 2007 is tussen partijen (telefonisch) contact geweest.
2.6. Op 13 november 2007 heeft verweerder de navorderingsaanslagen en vergrijpboetes als genoemd onder 1.1.1 tot en met 1.1.3. vastgesteld.
2.7. Op 16 november 2007 heeft de gemachtigde van eiseres een door eiseres ondertekende vso naar verweerder gestuurd. Hierin staat niets vermeld over boetes. Wel staat vermeld dat eiseres af zal zien van het indienen van bezwaar- en/of beroepschriften behoudens voor zover het betreft de fiscale gevolgen ten aanzien van een tuinhuis en de kosten ter zake van een paard.
2.8. Op 3 juli 2008 heeft verweerder de vso ondertekend.
3. Geschil
3.1. Tussen partijen is enkel in geschil de bij de navorderingsaanslagen 2001, 2002 en 2004 opgelegde vergrijpboetes.
3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
3.3. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de boetes
3.4. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
Boete
4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 67e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de inspecteur, gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag, een vergrijpboete opleggen van ten hoogste 100 procent van de in het tweede lid genoemde grondslag, indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel wordt de grondslag gevormd door het bedrag van de navorderingsaanslag, voor zover dat bedrag als gevolg van opzet of de grove schuld van de belastingplichtige niet zou zijn geheven. Tevens is bepaald dat grove schuld een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid is en mede grove onachtzaamheid bevat. De bewijslast dat sprake is van een dergelijke gedraging rust op verweerder.
4.2. Het is een feit van algemene bekendheid dat er een autokostenforfait bestaat ten aanzien van een door de werkgever aan de werknemer mede voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde auto en dat met betrekking tot het privé-gebruik van de ter beschikking gestelde auto een bijtelling op het inkomen dient plaats te vinden. Nu eiseres geen forfaitaire bijtelling in haar aangiften heeft opgenomen, zonder dat zij heeft doen blijken dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, is er sprake van een onachtzaamheid die zo ernstig is dat zij in laakbaarheid aan opzet grenst. Door deze onachtzaamheid van eiseres zijn de primitieve aanslagen tot te lage bedragen vastgesteld. De rechtbank is op basis van de genoemde feiten van oordeel dat voor de jaren 2001, 2002 en 2004 de opgelegde vergrijpboetes van 25 procent passend en geboden zijn.
Vertrouwensbeginsel
4.3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij erop mocht vertrouwen dat alle geschilpunten, behoudens de uitgezonderde punten, met de vso van 16 november 2007 waren geregeld en dat de boetes waren komen te vervallen. De boetes waren immers niet in de vso van 16 november 2007 opgenomen en verweerder heeft die vso getekend. Verweerder heeft dit standpunt van eiseres gemotiveerd betwist en aangegeven dat men weliswaar op 16 november 2007 tot overeenstemming is gekomen, maar dat dit alleen de punten betrof die in de vso van die datum stonden vermeld en dat dit niet de boetes betrof. De boetes waren reeds op 13 november samen met de navorderingsaanslagen intern vastgesteld en om die reden niet meer in de uiteindelijke vso vermeld. Van een opgewekt vertrouwen is dan ook geen sprake, aldus verweerder.
4.4. De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens de loop van het boekenonderzoek hebben partijen geprobeerd tot overeenstemming te komen. Hiertoe heeft de gemachtigde van eiseres op 18 oktober 2007 naar aanleiding van de gesprekken een herziene versie van een vso toegezonden aan verweerder. Deze concept-vso vermeldt niets over boetes. Naar aanleiding van deze concept-vso hebben partijen (telefonisch) contact op 23 oktober 2007 en wordt de concept-vso nader ingevuld en bevestigd per fax van dezelfde datum. De wijzigingen betreffen wederom geen boetes. Bij fax van 31 oktober 2007 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiseres een aangepaste tekst van de concept-vso gestuurd waarin staat vermeld dat er ten aanzien van het privé gebruik auto sprake is van grove schuld/nalatigheid en de boete 25% bedraagt. Vervolgens is naar aanleiding van dit concept in de periode vóór 16 november 2007 contact geweest tussen partijen. Voorts heeft verweerder op 13 november 2007 de navorderingsaanslagen en vergrijpboetes intern vastgesteld. Op 16 november 2007 heeft de gemachtigde van eiseres een door eiseres ondertekende vso naar verweerder gestuurd. Verweerder heeft deze vso eerst op 3 juli 2008 ondertekend, maar heeft ter zitting aangegeven dat reeds op 16 november 2007 overeenstemming tussen partijen is bereikt over hetgeen in de vso stond vermeld. Deze laatste getekende vso maakt geen melding van boetes. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de boetes niet in deze vso vermeld stonden omdat partijen op dat punt geen overeenstemming konden bereiken en de boetes vervolgens uit deze vso zijn gehaald. Eiseres op wie de bewijslast rust dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder, die in het licht van het bovenvermelde verloop aannemelijk is, niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een bewuste standpuntbepaling ter zake van het laten vervallen van de boete aan de zijde van verweerder. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan dan ook niet slagen.
Gelijkheidsbeginsel
4.5. Eiseres stelt voorts dat haar echtgenoot de bijtelling voor privé-gebruik van de auto met name achterwege heeft gelaten, omdat hij veelvuldig zakelijk gebruik heeft gemaakt van privé-auto’s en daar nimmer een vergoeding voor heeft bedongen. Vervolgens heeft verweerder bij de uitspraak op het bezwaarschrift van de echtgenoot de boete laten vervallen, zodat er gezien de gelijke omstandigheden waarin eiseres en haar echtgenoot hebben gewerkt geen reden is om bij eiseres wel een boete op te leggen, aldus eiseres. Deze grief faalt in het licht van de gemotiveerde betwisting van verweerder. Verweerder heeft aangegeven dat ook aan de echtgenoot van eiseres boetes waren opgelegd, maar dat in het kader van een compromis tussen eiseres, haar echtgenoot en verweerder was afgesproken dat de boetes van de echtgenoot zouden komen te vervallen en die van eiseres zouden blijven bestaan.
Voor zover deze klacht een beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel inhoudt, faalt zij, omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van gelijke dan wel vergelijkbare gevallen.
4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 juni 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. drs. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis en mr. T.A. de Hek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.