Rechtbank Haarlem, 23-04-2009, BK0341, 08/4400
Rechtbank Haarlem, 23-04-2009, BK0341, 08/4400
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 23 april 2009
- Datum publicatie
- 28 oktober 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BK0341
- Zaaknummer
- 08/4400
Inhoudsindicatie
BTW-compensatiefonds. Eiseres heeft niet tijdig bezwaar ingediend. Geen verschoonbare termijnoverschrijding. Bezwaar had niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/4400
Uitspraakdatum: 23 april 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
Gemeente X, gevestigd te X, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft de bijdrage voor eiseres, als bedoeld in artikel 9, derde lid van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor het jaar 2003 bij beschikking met dagtekening 1 juli 2004 vastgesteld op € 1.400.514, voor het jaar 2004 bij beschikking met dagtekening 1 juli 2005 vastgesteld op € 1.359.396 en voor het jaar 2005 bij beschikking met dagtekening 3 juli 2006 vastgesteld op € 1.438.529.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 april 2008 de beschikkingen gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 5 juni 2008, ontvangen bij de rechtbank op 6 juni 2008, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2009. Namens eiseres zijn daar verschenen A en B. Namens verweerder zijn verschenen C, D en E. Met toestemming van partijen en de rechtbank hebben vijftien studenten en een docent de zitting bijgewoond.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Bij brief van 29 december 2006 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1 vermelde beschikkingen.
2.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 april 2008 het bezwaarschrift ontvankelijk verklaard en de beschikkingen gehandhaafd.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is allereerst de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. Voorts is tussen partijen in geschil de hoogte van de minimumuitkering uit het BTW-compensatiefonds.
3.2. Eiseres concludeert tot ontvankelijkheid van het bezwaarschrift, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en herziening van de beschikkingen over 2003, 2004 en 2005.
3.3. Verweerder concludeert tot ontvankelijkheid van het bezwaarschrift en ongegrondverklaring van het beroep.
3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en naar het aangehechte proces-verbaal.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 6:7 van de Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt. In artikel 9, zevende lid, van de Wet op het BTW-compensatiefonds juncto artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is bepaald dat de termijn voor het instellen van bezwaar aanvangt met ingang van de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van bekendmaking.
4.2. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het vóór het einde van de termijn is ontvangen. In geval van verzending per post is ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, een bezwaarschrift tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
4.4. Een niet-tijdig ingediend bezwaarschrift is ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest. Hiertoe dient eiseres aannemelijk te maken dat zij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
4.5. Eiseres is eerst in mei 2006 geconfronteerd met informatie die voor haar aanleiding is geweest om bezwaar te maken tegen de onder 1.1 vermelde beschikkingen. Alvorens bezwaar in te dienen heeft eiseres contact gezocht met het Ministerie van Financiën. Eerst op 29 december 2006 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen voormelde beschikkingen. Gelet op het tijdsverloop tussen de datum waarop eiseres bekend raakte met de voor haar relevante informatie en de datum waarop zij bezwaar heeft gemaakt, ruim zeven maanden, is de rechtbank van oordeel dat eiseres haar bezwaarschrift niet zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was, heeft ingediend. Het initiëren van contact met het Ministerie van Financiën om te bezien of via die route het probleem opgelost kon worden, maakt niet dat eiseres ten behoud van rechten niet eerder bezwaar kon maken tegen de onder 1.1 vermelde beschikkingen.
4.6. Nu de bezwaartermijn is overschreden en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding heeft verweerder het bezwaar ten onrechte ontvankelijk verklaard.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat gesteld noch gebleken is dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar bezwaar;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 23 april 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. M.H.L.C. Bijvoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Carter, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.