Rechtbank Haarlem, 26-10-2009, BK1264, 09/2742
Rechtbank Haarlem, 26-10-2009, BK1264, 09/2742
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 26 oktober 2009
- Datum publicatie
- 29 oktober 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BK1264
- Zaaknummer
- 09/2742
Inhoudsindicatie
Successierecht. Enige actieve bemoeienis van de natuurlijke ouders van het kind - boven zogenaamde omgangscontacten - met zijn opvoeding staat in de weg aan de conclusie dat sprake is van onderhoud en opvoeding uitsluitend door de pleegouder en dus aan de conclusie dat het betreffende kind een pleegkind is in de zin van de Successiewet.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/2742
Uitspraakdatum: 26 oktober 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
gemachtigden: A en B,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan eiser is met dagtekening 25 november 2008 wegens een verkrijging uit de nalatenschap van C (hierna: erflater) een aanslag in het recht van successie opgelegd, naar een belaste verkrijging van € 119.621, ten bedrage van € 58.084.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 april 2009 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.
1.3. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Verweerder heeft vóór de zitting, op verzoek van de rechtbank, een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan eiser.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2009. Eiser is daar in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigden. Namens verweerder is verschenen D. Ter zitting is als informant gehoord E, moeder van eiser.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser is geboren op 7 januari 1965. Vanaf zijn veertiende jaar woonde eiser bij erflater. Reeds voor die tijd had eiser regelmatig contact met erflater en speelde erflater een belangrijke rol in het leven van eiser. Na de lagere school heeft eiser een vierjarige opleiding aan de land- en tuinbouwschool gevolgd en met goed gevolg afgerond. Vervolgens heeft eiser een tweejarige, daarop aansluitende, cursus gevolgd. Omstreeks zijn negentiende of twintigste jaar is eiser naar een kostschool in Q gegaan.
2.2. Op 25 januari 2006 is erflater overleden. Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. In het testament is eiser als een van twee erfgenamen aangewezen, ieder voor de helft van de nalatenschap.
2.3. Namens de verkrijgers heeft F notarissen op 6 augustus 2007 aangifte recht van successie gedaan. Onder het kopje Bijzonderheden is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Verkrijger doet beroep op tarief en vrijstelling van een pleegkind en verklaart voor de 21ste verjaardag tenminste 5 jaar (nagenoeg) uitsluitend door de overledene te zijn onderhouden.”
2.4. In de bezwaarfase heeft eiser drie verklaringen overgelegd van vrienden van erflater en de ouders van eiser over de relatie tussen eiser, zijn ouders en erflater. Tevens heeft hij een op 16 januari 2008 gedagtekende verklaring overgelegd van zijn moeder, waarin zij verklaart dat eiser van zijn veertiende tot zijn eenentwintigste jaar uitsluitend en volledig door erflater is verzorgd en opgevoed.
2.5. In een notariële verklaring van 6 april 2003 hebben erflater en eiser – voor zover van belang – verklaard:
“De verschenen persoon sub 1 [rechtbank: erflater] heeft gedurende diens minderjarigheid de verschenen persoon sub 2 [rechtbank: eiser] meer dan vijf jaren als eigen kind opgevoed en onderhouden, zodat indien de verschenen persoon sub 1 komt te overlijden, de verschenen persoon sub 2 geldt als pleegkind konform het bepaalde in artikel 19 Successiewet 1956.”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of eiser kan worden aangemerkt als pleegkind van erflater in de zin van artikel 19, tweede lid, van de Successiewet 1956 (hierna: Sw).
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden als weergegeven in hun stukken, van welke stukken de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt, en op het verhandelde ter zitting.
3.3. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag in het recht van successie tot naar de rechtbank begrijpt een met tariefgroep I vastgesteld aanslagbedrag van € 13.232.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 19 Sw luidt – voor zover van belang – als volgt:
“1. Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld:
(…);
b. pleegkinderen met kinderen die in familierechtelijke betrekking tot de pleegouder staan;
(…);
2. Als pleegkinderen worden aangemerkt zij, die vóór het tijdstip waarop zij de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt dan wel het tijdstip waarop zij vóór die leeftijd in het huwelijk zijn getreden, gedurende ten minste vijf jaren uitsluitend door de pleegouder – dan wel uitsluitend door hem en zijn echtgenoot tezamen – als een eigen kind zijn onderhouden en opgevoed.”
4.2. De rechtbank stelt voorop dat op eiser de last rust de feiten aannemelijk te maken waaruit kan worden geconcludeerd dat hij is aan te merken als pleegkind in de zin van artikel 19 Sw. In gevallen waarin artikel 19, tweede lid, Sw wordt ingeroepen, komt de vraag of sprake is van een pleegkind in de zin van die bepaling vaak pas geruime tijd na ommekomst van de in dat artikellid genoemde periode van vijf jaren aan de orde. Zo ook in het onderhavige geval. Dat tijdverloop is echter geen reden om de bewijslast anders te verdelen.
4.3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij van zijn veertiende tot zijn eenentwintigste jaar volledig door erflater is opgevoed en financieel is onderhouden. Hij beroept zich op de in 2.4 en 2.5 genoemde verklaringen. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij vanwege de onhoudbare situatie thuis bij erflater is gaan wonen. Wie deze beslissing heeft genomen, weet eiser niet meer, maar zijn ouders en erflater hebben hierover gezamenlijk gesproken en waren het hierover eens. In de periode dat eiser bij erflater woonde, werden zijn kleding en kost en inwoning betaald door erflater. In de periode dat eiser op de kostschool in Q zat, kwam erflater bijna ieder weekend op bezoek. De weekenden waarin eiser naar huis mocht, ging eiser naar erflater, aldus steeds eiser.
4.4. Ter zitting heeft de moeder van eiser – zakelijk weergegeven – verklaard dat de verhouding tussen eiser en zijn vader niet goed was en dat dit spanningen in het gezin veroorzaakte. Erflater was de huisvriend van de ouders van eiser en zij en haar echtgenoot hebben met hem veel gesproken over deze kwestie. De moeder van eiser weet niet meer wie de beslissing heeft genomen om eiser bij erflater te laten wonen, maar ze weet wel dat iedereen erachter stond. Over de opvoeding en het onderhoud van eiser is tussen erflater en haar en haar echtgenoot niets op papier gezet. Voor zover de moeder van eiser zich kan herinneren, heeft erflater alle kosten voor eiser betaald. Zij en haar echtgenoot hebben wellicht kleine rekeningen voor eiser betaald, maar deze zijn dan waarschijnlijk met erflater verrekend. De moeder van eiser verklaart dat het aannemelijk is dat zij en haar echtgenoot de premie voor de verzekering van ziektekosten van eiser hebben betaald. Het gezin was, vanwege het werk van haar echtgenoot als rector op een scholengemeenschap, particulier verzekerd en de moeder van eiser kan zich niet herinneren dat eiser uit de gezinspolis is gehaald. De moeder van eiser kan zich niet herinneren wie de kosten voor de land- en tuinbouwschool heeft betaald. De beslissing om eiser naar de kostschool in Q te laten gaan is tot stand gekomen tussen erflater en haar en haar echtgenoot, nadat daarover enige tijd van gedachten was gewisseld. De moeder van eiser vermoedt dat het idee door erflater naar voren is gebracht, maar de ouders van erflater stonden niet afwijzend tegenover dit idee. Ter zitting heeft de moeder van eiser de juistheid van de stelling van verweerder bevestigd dat eiser gedurende de periode dat hij bij erflater inwoonde, in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, voorheen bevolkingsregister, ingeschreven stond bij zijn ouders. De stelling van verweerder dat de ouders in die periode de kinderbijslag voor eiser zijn blijven ontvangen kan de moeder van eiser, wegens gebrek aan wetenschap, bevestigen noch ontkennen.
4.5. Bij de waardering van het door eiser aangedragen bewijs stelt de rechtbank voorop dat de Successiewet 1956 een eigen begrip pleegkind kent waarbij voor de beoordeling in deze zaak met name relevant is of de pleegouder het onderhoud en de opvoeding, dat wil zeggen dus zowel de financiële als de opvoedkundige kant van de opvoeding, met uitsluiting van de (natuurlijke) ouders op zich heeft genomen. In de regel betekent dit dat enige actieve bemoeienis van de natuurlijke ouders van het kind - welke uitgaat boven zogenaamde omgangscontacten - met zijn opvoeding reeds in de weg staat aan de conclusie dat sprake is van onderhoud en opvoeding uitsluitend door de pleegouder en dus aan de conclusie dat het betreffende kind als een pleegkind van de pleegouder in de zin van de Successiewet 1956 kan worden aangemerkt. Om te voldoen aan de wettelijke definitie dient zowel de opvoedkundige kant van de opvoeding als de financiële kant van het onderhoud van het kind uitsluitend te liggen bij erflater en niet meer bij de natuurlijke ouders.
4.6. De overgelegde verklaringen en hetgeen ter zitting door de aanwezige personen is verklaard, laten een beeld zien dat erflater in elk geval vanaf eisers veertiende levensjaar, in de periode waarin eiser bij erflater inwoonde, een zeer belangrijke rol in eisers leven heeft gespeeld en erflater zowel in financieel opzicht als voor wat betreft de opvoedkundige kant van de opvoeding een dominante rol in eisers leven heeft gespeeld. Dit wordt door verweerder ook niet betwist. Erflater heeft eiser in huis genomen, voor hem gezorgd en hem behandeld alsof hij deel uitmaakte van het gezin van erflater. Hij heeft zich actief bemoeid met de opvoeding en verzorging. Echter, het voorgaande is niet voldoende om, gelet op de vereisten van artikel 19, tweede lid, Sw, eiser aan te merken als pleegkind in de zin van dit artikel. Nog daargelaten of de ouders al dan niet feitelijk nog enige kosten voor hun rekening namen, is voor dit oordeel doorslaggevend dat uit de toelichting ter zitting is gebleken dat erflater de natuurlijke ouders bij (ingrijpende) opvoedkundige beslissingen met betrekking tot eiser bleef betrekken, zoals uit de verklaringen van eiser en zijn moeder kan worden afgeleid omtrent de beslissing om eiser naar de kostschool in Q te laten gaan. Die beslissing heeft erflater niet uitsluitend op eigen gezag genomen, maar de ouders hebben daarbij een medebeslissende rol gespeeld. De door eiser overgelegde verklaringen kunnen niet leiden tot een andere conclusie omdat ofwel die verklaringen te globaal van aard zijn om aan de ter zitting gebleken feitelijke situatie af te doen, ofwel uitsluitend zien op de financiële kant van de verzorging, dan wel omdat daar juist ook uit blijkt dat erflater de natuurlijk ouders in enige mate bij de opvoedingsbeslissingen rond eiser bleef betrekken.
4.7. Ter zitting heeft eiser zijn in het beroepschrift gedane getuigenbewijsaanbod nog nader gespecificeerd. Hij biedt aan mevrouw G te horen. Zij kan komen verklaren, aldus eiser, dat eiser is onderhouden en opgevoed door erflater. Van mevrouw G is afkomstig de verklaring van 23 september 2008 die eiser als eerste verklaring bij brief van 16 oktober 2008 aan verweerder en in productie 4 bij beroepschrift heeft overgelegd. Verweerder heeft ter zitting verklaard er niet aan te twijfelen dat mevrouw G de verklaring die zij schriftelijk heeft afgelegd, zal bevestigen. Eiser heeft bij die stand van zaken geen belang bij het nader horen van die getuige ter zitting, zodat er geen grond is eiser tot nader horen van die getuige toe te laten. Die verklaring brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat haar verklaring openlaat dat erflater belangrijke opvoedingsbeslissingen in overleg met de ouders nam.
4.8. De rechtbank concludeert daarom dat eiser, hoewel vast is komen te staan dat erflater een zeer belangrijke rol ten aanzien van zijn onderhoud en opvoeding heeft gespeeld, niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser in de betreffende periode uitsluitend door erflater is onderhouden en opgevoed. Hij kan daarom niet als pleegkind van erflater in de zin van artikel 19 Sw worden aangemerkt. Verweerder heeft bij de vaststelling van de aanslag derhalve terecht de belasting niet naar tariefgroep 1 vastgesteld.
4.9. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 oktober 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr.drs. M.C.C. van de Schepop en mr. A.E. Keulemans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.