Rechtbank Haarlem, 17-09-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:4577 BK1921, 08/4504
Rechtbank Haarlem, 17-09-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:4577 BK1921, 08/4504
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 17 september 2009
- Datum publicatie
- 4 november 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2009:BK1921
- Zaaknummer
- 08/4504
Inhoudsindicatie
Vermogensetikettering perceel grond. Hoewel grond tijdelijk in de onderneming is aangewend behoort het niet tot het verplichte ondernemingsvermogen. Winst bij verkoop is wel belast als resultaat overige werkzaamheden.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/4504 en AWB 08/4506
Uitspraakdatum: 17 september 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser, en
Y, wonende te Z, eiseres,
hierna te zamen ook aangeduid als eisers
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
AWB 08/4504
1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.512.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 mei 2008 de aanslag gehandhaafd.
AWB 08/4506
1.3. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2005 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.860.
1.4. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 mei 2008 de aanslag verminderd tot een, naar de rechtbank begrijpt, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.082.
AWB 08/4504 en AWB 08/4506
1.5. Eisers hebben tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 16 juni 2008, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.
1.6. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2009.
Namens eiseres zijn daar verschenen hun gemachtigde A, tot bijstand vergezeld van eisers dochter AX. Namens verweerder zijn verschenen B en C. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank rekent de pleitnota tot de gedingstukken.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eisers exploiteerden in maatschapsverband een stierenmesterij aan de a-straat te Q. Op 17 september 1996 hebben zij hun aldaar gelegen boerderij, opstallen en circa 3 hectare grond verkocht aan de gemeente R, waarna de boerderij en de grond tot het moment van staking van de onderneming (31 oktober 2000) in gebruik is gegeven aan eisers ten behoeve van de bedrijfsuitoefening. Deze grond is gelegen in het stadsontwikkelingsgebied S te R. Deze bestemmingswijziging is in 1995 tot stand gekomen.
2.2. In juni 1996 hebben eisers een door hen gepacht perceel weiland van circa 0,5 hectare (hierna: het perceel grond), eveneens gelegen aan de a-straat en eveneens gelegen binnen het stadsontwikkelingsgebied S, aangekocht. Doel was om deze grond in het kader van de ontwikkeling van plan S door te verkopen ter realisatie van woningbouw. Dit is ook neergelegd in de tot de gedingstukken behorende koopovereenkomst van 20 juni 1996, voor zover hier van belang inhoudend:
“Koper is [lees: eisers zijn] voornemens het verkochte als object ter realisatie van bouwproductie van woningen te gebruiken.”
Eisers hebben het perceel grond vanaf de aankoop tot aan de staking van hun onderneming op 31 oktober 2000 binnen hun onderneming aangewend.
2.3. Vanaf de aankoop hebben eisers het perceel grond tot hun privévermogen gerekend. Naar aanleiding van een onderzoek door de Belastingdienst in februari 1998 heeft verweerder de grond geheretiketteerd tot ondernemingsvermogen. Eisers hebben zich aan dit standpunt van verweerder geconformeerd en hebben het perceel grond vanaf 1998 tot aan de verkoop van het perceel grond in 2005 als ondernemingsvermogen aangemerkt.
2.4. In 2005 hebben eisers het perceel grond verkocht aan de gemeente R. In de periode na de staking van de onderneming tot de verkoop heeft de grond braak gelegen. De aan de grond gekoppelde ontwikkelingsrechten zijn in 2005 verkocht aan D, de toenmalige schoonzoon van eisers.
2.5. Eisers hebben terzake van de winst behaald bij de verkoop van het perceel grond ieder een bedrag van € 33.514 in hun aangiften ib/pvv 2005 vermeld. De berekening luidt als volgt:
a-straat
Opbrengst verkoop € 180.382
Kosten verkoop € 4.786
Boekwaarde € 108.568
-----------------------------------
Saldo winst € 67.028
Eiser € 33.514
Eiseres € 33.514.
2.6. Verweerder heeft bij de vaststelling van de aanslagen de aangegeven inkomens uit werk en woning gecorrigeerd met ieder € 37.500 ter zake van winst behaald met aan de verkoop van het perceel grond gekoppelde ontwikkelingsrechten ter grootte van in totaal € 75.000.
2.7. In de bezwaarfase hebben eisers wederom het standpunt ingenomen dat het perceel grond dient te worden aangemerkt als verplicht privévermogen en dat het behaalde voordeel derhalve onbelast is.
2.8. Verweerder blijft evenwel van mening dat het perceel grond dient te worden aangemerkt als verplicht ondernemingsvermogen en heeft daarom de aanslag van eiser gehandhaafd. Verweerder heeft de aanslag van eiseres verminderd wegens een bedrag van € 4.778 aan nagekomen bedrijfskosten (advocaatkosten).
3. Geschil
3.1. In geschil is of het voordeel behaald bij de verkoop van het perceel grond en de ontwikkelingsrechten belast is als winst uit onderneming. In dit kader is in het bijzonder in geschil of het perceel grond (verplicht) ondernemingsvermogen vormt. In het geval voorgaande vraag ontkennend beantwoord wordt, is in geschil of het bij de verkoop van het perceel grond en van de ontwikkelingsrechten behaalde voordeel belast is als resultaat uit overige werkzaamheden.
Niet in geschil is dat de ontwikkelingsrechten van het perceel grond zo nauw verbonden zijn met het perceel grond dat de etikettering van de ontwikkelingsrechten de etikettering van de grond volgt.
3.2. Eisers betogen primair dat het perceel grond dient te worden aangemerkt als keuzevermogen en dat zij hebben gekozen voor privévermogen, hetgeen volgens hen meebrengt dat de winst bij de verkoop van het perceel en van de ontwikkelingsrechten onbelast is.
Subsidiair betogen eisers dat de bij de verkoop van het perceel grond en van de ontwikkelingsrechten behaalde winst slechts voor 40% belast is. Eisers beroepen zich hierbij op de door de belastingdienst met de E Adviesgroep Belastingen op 5 juni 1997 gemaakte afspraak aangaande de fiscale behandeling van verkopen van onroerend goed binnen het plan S, bij welke afspraak eisers stellen zich te hebben aangesloten.
3.3. Verweerder is primair van mening dat het perceel grond dient te worden aangemerkt als verplicht ondernemingsvermogen en dat het bij de verkoop van het perceel grond en de ontwikkelingsrechten behaalde voordeel belast is als nagekomen winst uit onderneming.
Subsidiair is verweerder van mening dat de door eiseres ingeroepen afspraak niet geldt voor de onderhavige verkoop.
Verweerder heeft ter zitting als meer subsidiair standpunt naar voren gebracht dat het behaalde voordeel belast is als resultaat uit overige werkzaamheden.
3.4. Eisers concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en dienovereenkomstige vermindering van de belastingaanslagen.
3.5. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Eisers hebben - door verweerder onbestreden - gesteld dat zij het perceel grond hebben aangekocht met de bedoeling om deze grond in het kader van de ontwikkeling van het plan Vathorst door te verkopen ten behoeve van de bouw van woningen. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat eisers het perceel grond vanaf de aankoop tot hun privévermogen dienden te rekenen. De omstandigheid dat eisers de grond na aankoop gedurende ruim vier jaar hebben aangewend voor hun onderneming maakt dit niet anders (vgl. HR 3 maart 1999, nr. 33 919, BNB 1999/159). Het voorgaande brengt mee dat het bij de verkoop van het perceel grond en de ontwikkelingsrechten behaalde voordeel niet tot de winst uit onderneming kan worden gerekend. De primaire klacht slaagt derhalve, maar kan – gelet op het hiernavolgende – niet tot gegrondbevinding van het beroep leiden. Nu de primaire klacht gegrond is behoeft de subsidiaire klacht geen behandeling.
4.2.1. Verweerder heeft meer subsidiair gesteld dat het bij de verkoop van het perceel grond en de ontwikkelingsrechten behaalde voordeel belast is als resultaat uit overige werkzaamheden.
4.2.2. Wil sprake zijn van een ingevolge artikel 3.90 Wet inkomstenbelasting 2001 belaste bate, dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: de bate is verkregen als opbrengst van een dienst of andere werkzaamheid in het economische verkeer, terwijl de arbeid niet is verricht in het kader van een onderneming of dienstbetrekking van de belastingplichtige, de arbeid was gericht op het behalen van geldelijk voordeel en het voordeel redelijkerwijs verwacht kon worden.
4.2.3. Vast staat dat eisers de bedoeling hadden om het perceel grond en de daaraan gekoppelde ontwikkelingsrechten aan te kopen om deze in het kader van de ontwikkeling van het plan S door te verkopen. Tevens staat vast dat eisers bij de aankoop van de grond (met ontwikkelingsrechten) zich ervan bewust waren dat de door hen betaalde koopprijs belangrijk lager lag dan de prijs die zij bij verkoop zouden kunnen bedingen; zij hadden immers grond gekocht die door henzelf werd gepacht en die was gelegen in een stadsontwikkelingsgebied. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat aan de in 4.2.2 vermelde voorwaarden is voldaan. De (blote) stelling van eisers dat ze de grond hebben aangekocht om de kinderen in de gelegenheid te stellen om daarop een woning te bouwen en dat eerst toen bleek dat de kinderen dat niet wilden, ze besloten om de grond door te verkopen aan derden, maakt voormeld oordeel niet anders.
4.3. Het voorgaande brengt mee dat verweerder het bij de verkoop van het perceel grond en de ontwikkelingsrechten behaalde voordeel terecht heeft gerekend tot de belastbare inkomens uit werk en woning van eisers. De beroepen dienen derhalve ongegrond verklaard te worden.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 september 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, voorzitter, mr. J.M. van Kempen en mr. J.H. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Schaapherder, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.