Home

Rechtbank Haarlem, 15-12-2009, BK6951, 08-7091

Rechtbank Haarlem, 15-12-2009, BK6951, 08-7091

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
15 december 2009
Datum publicatie
17 december 2009
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2009:BK6951
Zaaknummer
08-7091

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Geen Anbi-status nu de feitelijke werkzaamheden bestaan uit het in stand houden van gelegenheid tot zwemmen. Daardoor staat het particuliere belang van de inwoners van gemeente Z en directe omgeving voorop. Wel aanmerken als anbi in de zin van de Wet belastingen op milieugrondslag niet van belang nu belastingrechter niet gebonden is aan andersluidend standpunt van die inspecteur.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/7091

Uitspraakdatum: 15 december 2009

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de stichting X, gevestigd te Z, eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Eiseres heeft, met dagtekening 29 december 2007, verzocht op de voet van artikel 6.33 Wet IB 2001 erkend te worden als algemeen nut beogende instelling (hierna: anbi). Verweerder heeft het verzoek bij beschikking van 13 maart 2008 afgewezen.

1.2. Eiseres heeft met dagtekening 22 april 2008 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 oktober 2008 de beschikking gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij beroepschrift van 11 november 2008, door de rechtbank ontvangen op dezelfde dag, beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. Namens eiseres is daar verschenen A (voorzitter). Namens verweerder zijn verschenen B en C. Zowel eiseres als verweerder heeft een pleitnota voorgedragen en zij hebben exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres is een stichting en is op 3 januari 1996 opgericht. In de statuten van eiseres van 3 januari 1996 is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

“DOEL EN MIDDELEN

Artikel 3

1. De stichting heeft ten doel:

het zonder winstoogmerk bevorderen van de zwem- en recreatie-gelegenheden voor Z en direkte omgeving, alles in de meest ruime zin van het woord.

2. De stichting tracht haar doel te verwezenlijken door:

a. het instandhouden en exploiteren (of doen exploiteren) van het zwembad en de bijbehorende faciliteiten;

b. alle overige wettige middelen, die het doel der stichting bevorderen of kunnen bevorderen.

VERMOGEN

Artikel 4

Het vermogen der stichting zal worden gevormd door:

a. verwerving van subsidies, donaties en bijdragen van het bedrijfsleven, overheid en particulieren;

b. schenkingen, legaten en erfstellingen;

c. inkomsten uit abonnementen en entreegelden;

d. alle overige wettige inkomsten.”

2.2. Eiseres exploiteert het in Z gelegen openluchtzwembad “D” (hierna: het zwembad). De exploitatie bestaat uit het tegen betaling verlenen van toegang tot het zwembad, het verzorgen van zwemlessen, de verhuur van ligstoelen, parasols en kluisjes en de verkoop van dranken en snacks. Voorts organiseert eiseres op het terrein van het zwembad éénmaal per jaar het festival “E”. Eiseres heeft de exploitatie in 1996 overgenomen van de gemeente F. Eiseres huurt het terrein met het zwembad en de overige opstallen van de gemeente F voor een symbolisch bedrag van minder dan € 10 per jaar. Hiernaast ontvangt eiseres van de gemeente F jaarlijks een exploitatiesubsidie en een bijdrage voor het groot onderhoud. De subsidie bedroeg in het jaar 2007 € 20.788. De totale omzet van eiseres bedroeg in het jaar 2007 € 99.033. Hiervan werd € 65.177 verkregen uit de verkoop van abonnementen, entreegelden en verkoop van zwemlessen en een bedrag van € 13.068 uit sponsoring, donaties, advertenties en rente.

2.3. Eiseres maakt bij de exploitatie van het zwembad gebruik van ruim 100 vrijwilligers die hier in het algemeen geen vergoeding voor ontvangen. Gedurende het seizoen dat het zwembad geopend is, is daarnaast een klein aantal betaalde krachten in dienst, met name voor het geven van zwemlessen.

2.4. De inspecteur van de belastingdienst te G heeft eiseres aangemerkt als anbi in de zin van artikel 36l, elfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm) en heeft eiseres teruggaaf verleend van energiebelasting. Deze teruggaaf is verleend na een beroep door eiseres op een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 april 2007 (nr. AWB 06/1463). In deze uitspraak heeft rechtbank Arnhem een instelling die een zwembad exploiteerde, aangemerkt als anbi in de zin van artikel 36l, elfde lid, van de Wbm.

3. Geschil

3.1. Tussen partijen is in geschil of eiseres terecht de status van anbi als bedoeld in artikel 6.33 Wet IB 2001 is onthouden.

3.2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen commerciële activiteit ontplooit en dus het algemeen nut dient. Eiseres wijst er in dit verband op dat zij gebruik maakt van vrijwilligers, een symbolische huur betaalt aan de gemeente en naast een subsidie tevens een bijdrage voor groot onderhoud van de gemeente ontvangt. De hoogte van de ontvangen subsidie ten opzichte van de inkomsten acht zij hierbij van ondergeschikt belang. Eiseres stelt dat normale exploitatie van het zwembad ook niet haalbaar is en zij niet in concurrentie treedt met andere zwembaden, nu het dichtstbijzijnde buitenzwembad op meer dan 10 kilometer afstand is gelegen. Subsidiair is eiseres van mening dat zij in aanmerking komt voor de anbi-status nu zij beschikt over de anbi-status in de zin van artikel 36l, elfde lid, Wbm en aan haar op die grond teruggaaf van energiebelasting is verleend. Meer subsidiair is eisers van mening dat zij grotendeels een niet particulier belang dient, nu meer dan 70% van de bezoekers gebruik maakt van een faciliteit die gericht is op het algemeen belang. De aanwezigheid van een zwembad dient bovendien een meer omvattend algemeen belang en heeft voorts een gemeenschapsfunctie. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en afgifte van een beschikking anbi.

3.3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de regelgeving van eiseres en de feitelijke werkzaamheden niet blijkt dat eiseres het algemeen belang dient nu het niet mogelijk is om deel te nemen aan de door eiseres georganiseerde activeiten zonder dat een entreekaartje wordt gekocht. Verweerder is van mening dat het bevorderen van het beoefenen van enige sport nimmer het algemeen belang dient. Eiseres treedt bovendien in concurrentie met andere zwembaden, cafés, bioscopen en sportgelegenheden. Hierdoor is er geen sprake van een algemeen belang, maar van een particulier belang van de betalende bezoeker. Dat eiseres in aanmerking komt voor een teruggaaf van energiebelasting betekent niet dat eiseres als anbi aangemerkt dient te worden ingevolge artikel 6.33, eerste lid onderdeel b, van de Wet IB 2001. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 6.33, tweede lid, van de Wet IB 2001 geschiedt het aanmerken als een anbi, zijnde een kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen, op verzoek van de desbetreffende instelling en beslist de inspecteur op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking eventueel onder door hem te stellen voorwaarden.

4.2. In artikel 6.33, vierde lid, van de Wet IB 2001 is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld voor de toepassing van het artikel. Daarvan is gebruikt gemaakt in artikel 41a en verder van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: Urib 2001). In artikel 41a, eerste lid, van de Urib 2001 is een aantal cumulatieve kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden opgenomen, waaraan instellingen dienen te voldoen om als een anbi te kunnen worden aangemerkt. Dit artikel luidt – voor zover van belang – als volgt:

“1. Een kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of algemeen nut beogende instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, indien en zolang:

a. uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling geen winstoogmerk heeft;

b. uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling het algemeen belang dient;

c. uit de regelgeving van de instelling en de feiten blijkt dat een natuurlijk persoon noch een rechtspersoon over het vermogen van de instelling kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen; de inspecteur kan, zonodig onder door hem te stellen voorwaarden, toestaan dat een steunstichting en de instelling of instellingen welke door deze stichting worden ondersteund, over en weer kunnen beschikken over elkaars vermogen als ware het eigen vermogen;

d. de instelling niet meer vermogen aanhoudt dan is aangegeven in artikel 41b;

e. de leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt, ter zake van de door hen voor de instelling verrichte werkzaamheden geen andere beloning ontvangen dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet bovenmatig vacatiegeld;

f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden, de wijze van werving van gelden, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;

g. de kosten van werving van gelden en de beheerkosten van de instelling in redelijke verhouding staan tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de instelling;

h. uit de regelgeving van de instelling blijkt dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo moet worden besteed ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, dan wel op enigerlei andere wijze waarmee het algemeen belang wordt gediend, en

i. de administratie van de instelling zodanig is ingericht dat daaruit duidelijk blijkt:

1°. de aard en omvang van de aan de afzonderlijke leden van het orgaan van de instelling dat het beleid bepaalt, toekomende onkostenvergoedingen en vacatiegelden;

2°. de aard en omvang van de kosten die door de instelling zijn gemaakt ten behoeve van de werving van gelden en het beheer van de instelling, alsmede de aard en omvang van de andere uitgaven van de instelling;

3°. de aard en omvang van de inkomsten van de instelling;

4°. de aard en omvang van het vermogen van de instelling.”

4.3. Voor de aanwijzing als een anbi is blijkens artikel 41a, eerste lid, onderdeel b, van de Urib 2001 vereist dat uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheid van eiseres blijkt dat zij het algemeen belang dient. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.

4.4. Eiseres heeft ten doel het bevorderen van de zwem- en recreatiegelegenheden voor Z en directe omgeving en tracht dit doel te verwezenlijken door het in stand houden en exploiteren van een voorheen al bestaand zwembad en de bijbehorende faciliteiten. De feitelijke werkzaamheden van eiseres bestaan aldus in hoofdzaak uit het bieden van gelegenheid tot zwemmen aan inwoners van Z en de directe omgeving. Daarbij staat het particuliere belang van deze inwoners voorop, zodat terecht door verweerder is aangenomen dat eiseres niet een anbi is. De omstandigheid dat het zwembad niet commercieel wordt geëxploiteerd, doet daaraan niet af. Het door verweerder ter zitting ingenomen standpunt dat het bevorderen van sportbeoefening in geen enkel geval het algemeen nut dient, wat daar ook van zij, kan onbesproken blijven. De doelstelling van eiseres is immers niet (mede) het bevorderen van de zwemsport, en voor zover de zwemsport door haar feitelijke werkzaamheden wordt bevorderd, is dit aspect – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – van ondergeschikt belang.

4.5. Eiseres beroept zich op het feit dat zij door de inspecteur aangemerkt is als anbi in de zin van artikel 36l, elfde lid, Wbm en stelt zich daarbij op het standpunt dat de criteria uit de Wbm dezelfde zijn als die uit de Wet IB 2001 en dat het daarom onbegrijpelijk zou zijn als haar wel de anbi-status op basis van de Wbm zou worden verleend en niet op grond van de Wet IB 2001. De rechtbank is, zoals hiervoor is overwogen, van oordeel dat eiseres niet als anbi in de zin van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 kan worden aangemerkt. Dat eiseres in het kader van de Wbm wel als anbi is aangemerkt, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu de belastingrechter – nog daargelaten de vraag of de toetsingscriteria in beide wetten gelijk zijn – niet is gebonden aan een (andersluidende) beslissing van de inspecteur te G.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. H.A.M. Röell-Mulder en mr. E. Jochem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Mulder, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.